Hoofdstuk 7 Nader onderzoek in de oude archieven
In dit Hoofdstuk gaan we in op Resultaten van het nader onderzoek naar familieleden van Pol/van Poll/van Polle in de zeer oude archieven van Gelre. In bovenstaande banner is het Schrixel in Venlo Noord als plattegrond opgenomen, waar een aantal van Poll’s woonden en werkten tussen 1300 en 1600. De archieven die nader bestudeerd zijn, betreffen: het Hertogdom Gelre met het Ambt Montfort, resp. het Overkwartier van Gelre, het Archief Roermond, de Schepenbank Roermond, en het Hof van Gelre Roermond, het Archief Venlo en Hof van Gelre Venlo. Verder is er onderzoek gedaan in het Archief RHCL Maastricht met de Schepenbank Montfort (clagten en schatzedules) en Linne. Kort wordt ingegaan op de zoektocht naar van Poll's in enkele Jaarrekeningen van Ambt Montfort 1343-1543 en van het Overkwartier. De leenboeken van Gelre en Zutphen in het archief van de Leenkamer in Arnhem en in de overgebleven delen ven de Leenboeken Ambt Montfort zijn eerst bekeken. Er is achtergrondinformatie van de familie van Pol/Poll en van resp. leengoederen, pachtboerderijen en eigen landbouwbedrijven en van Ambt Montfort opgenomen. Het leengoed ingen Lyllaer wordt als model van een leengoed, gelegen op de gemeente- en parochiegrens van Linne en Montfort, als voorbeeld van een werkend leengoed beschreven en haar bedrijfsvoering wordt toegelicht in H 7.2. Leengoed.
In een apart deel van hubvanpol.com is de Essay opgenomen die handelt over de geschiedenis in de landbouw vanaf 1400 die via de ontwikkelingen in de landbouw sinds 1900 leidde tot de huidige crisis in de landbouw en de natuur, met problemen van duurzaamheid en het verdienmodel van de landbouw. Via een Visie op landbouw en een PP presentatie over het bijeenschrapen van mineralen tot het mineralenoverschot als gevolg van kunstemst en in=mport van veevoer wordt de problematiek aldaar aan de orde gesteld.
7.1 DE BEROEPEN VAN DE VAN POL’S
Vele eeuwen van 1400 tot 1980 is de familie bewijsbaar actief als boer of ondernemer in een gemeenschap die overwegend agrarisch is. De van Pol’s tussen 1400 en 1750 waren boer en beheerders op leengoederen (een heurder beheert een leengoed) of halfepachter (halfepacht is een mengvorm van pacht en eigendom) of pachter van boerderijen van de heer van Gelre of van kloosters in Roermond. Daarnaast werden eigen boerderijen in de kern van Montfort en in Linne geexploiteerd. We moeten denken aan middengrote en kleine boerderijen in ‘t Vaere/int Varin/Hoogstraat, Vinkesteeg en het Vin, de Vaert, in de Zandj en op de Markt tot het Rozenhofke. Verder op de pachtboerderij de Voorhof bij het kasteel resp. de ontginningen de Herenhof en de Koningshof en de oude leengoederen ingen Lyllaer en opgen Ouwen, En op leengoederen zoals de Visscherhof in Linne en de Dielgart in Echt.
De kloosters waren voor 1500 via erfenissen en schenkingen, door adelijke en bestuurlijke lieden (vooral drosten) in het Overkwartier, in het bezit van een aantal boerderijen gekomen. Zo kon je in een klap een aantal missen en diensten regelen voor het zielenheil van familieleden en dan hoefde je zelf niet meer zoveel te bidden. In kloosters verbleven priesters en broeders en of nonnen, die hun erfdeel inbrachtten. Dat waren deels rijke lieden of gestudeerde stadsmensen en ontwikkelde boerenmensen.
Behalve leengoederen heuren en pachthoven pachten (halfe pacht, later pacht) beheerden de van Pol’s eigen boerderijen op een tiental locaties in Montfort zoals Rozenhofje, Rozendaalse hei, De Vaert, de Vinkesteeg, de Hoogstraat, de Zandstraat, nabij de Waarderweg, en de Beanj/Viehestraat, de latere Vlootveestraat. In Linne werden zowel leengoederen (ingen Lyllaer, Vischershof en de hof Clarisse in de Weerd) als eigen boerderijen (in het centrum van Linne) gevonden met van Pol/Poll’s. In Montfort pachtten een aantal van Pol/Poll's de Voorhof bij het kasteel en later de nieuwe ontginnings- pachtboerderijen in het Rozendaal.
Het was een goede gewoonte om als boerenzoon tijdelijk als knecht elders te gaan werken om bij te leren zoals Jan van Poll doet als hij als knecht werkt bij Wyncken van Poll op Cleijn Ouwen rond 1580 en later zelf het leengoed/landgoed Vischershof en Clarissenhof heurt in Linne in de Linnerweerd. Dat doet hij met zijn gezin of met collega-boeren Pouwels, Severijns en Claessen, in de akte Schepenbank Roermond over onenigheid bij het verlaten van het leengoed, consorten genoemd. Dat zijn mogelijk ook familieleden, mogelijk aangetrouwde.De laatste pachters op Heerenhof of Koningshof op Rozendaal in de familie van Pol waren Antoon van Pol en zijn zoon Thijs van Pol. Daarnaast is er geboerd op eigen bedrijven van verschillende omvang zoals we zien aan de schatheffingen in Schepenbank Montfort 1530-1600 (met jaarlijks 4 tot 8 personen uit de familie van Pol/Poll’s) en bij de verschillende boerderijen na de Franse tijd van Thijs van Pol en Anton van Pol in het dorp, Wilhem van Pol op Rozenhofke en zijn broer Dorus in Zandstraat tot Lambert van Pol in Vinkesteeg en zijn broer Hubair van Pol op de Vaart, en Willem van Pol in de Zandstraat en Vlootveestraat, ook de Beanj genaamd.
Veel van Pol/van Poll’s uit onze stamreeks waren boer, schepen of burgemeester en uit dien hoofde schatheffer namens de Schepenbank in Montfort. Alle inwoners moetsen de bede betalen; burgers enig bezit bijv. een huis en tuin, boeren met een boerderij in het dorp, pachters van boerderijen zoals de Voorhof, de S’Grevenhof en het Duyfhuis, en heurders van leengoederen in de nabijheid van Montfort of Linne. Keizerin Maria Theresia van Oostenrijk-Hongarije schaft rond 1760-1770 de gilden af en heft een deel van de minder dienstbare kloosters op. Als je als klooster weinig sociaal of educatief werk deed, dan werd de orde opgeheven. De Fransen herhalen dit rond 1794 en heffen tevens het leenstelsel en de gilden op. Bezittingen van kloosters, die zich niet richten op onderwijs of verpleging, zoals leengoederen worden verkocht. Een aantal boerderijen komt daarmee goedkoop in burgerhanden. Nou ja, burgers?. De notarissen, grootgrondbezitters en industriebaronnen in opkomst. Zij kopen land en boerderijen op voor een habbekrats omdat de meeste boeren de middelen ontberen en geld lenen bij banken bestond nog niet.
Na de Franse revolutie oefenen de van Pol's het beroep van boer uit en andere leden van de familie worden aannemer, metselaar of stukadoor. Pas na 1840 en 1900 ontstaat er meer werk in bedrijven en fabrieken te Roermond, Echt, Sittard, Weert en Venlo. Enkele van Pol’s vinden daar werk. Een enkele van Pol gaat als boer naar Echt/Hingen en wordt boer, slager, metselaar, stucadoor, mijnwerker en of cafehouder zoals in Koningsbosch. In Arcen Velden vinden we een Gerard Hubertus van Poll uit Maasbracht, zoon van Peter van Poll, die rond 1900 huwt met een dame Wijnhoven in Velden en die de kost verdient als mandenvlechter.
Willem van Pol 1921, mijn vader, is net als zijn vader en grootvader boer. Zijn broer Joannes/Sjeng van Pol is boer en slachter en zijn broer Pierre van Pol is opperman in de bouw. Willem’s zoon Lambert van Pol is wethouder en raadslid van Montfort en zijn zoon Willem van Pol raadslid van de gemeente Ambt Montfort en later van de gemeente Roerdalen. Lambert van Pol is directeur van de veiling Kersenboom in Mierlo. Hub van Pol is directeur in het landbouwonderwijs en John van Pol is eigenaar van een loonwerkersbedrijf. Wil van Pol is varkensboer en beveiliger. De kinderen van Pol studeren aan ROC, HBO en Universiteit en zij oefenen diverse dienstverlenende beroepen uit zoals ingenieur waterbedrijf, resp. werktuigbouwkundige, bedrijfskundige/accountant, marketeer, manager examenbureau, facilitair manager, bedrijfskundige, projectmanager, bedrijfsleider, administrateur en eigenaar landbouwloonbedrijf.
Daarnaast komen in de familie Willem van Pol tussen 1870-1950 bosplanters en bosbeheerder voor. Deze activiteit nam een vlucht vanwege het beleid van overheden en gemeenten om bos te planten op nieuw ontgonnen grond van heide en van broekgronden. De industrie en de kolenmijnen vroegen om veel hout. Mijnhout is dennenhout dat ‘schreeuwt’ bij belasting onder grote druk, ideaal als veilig stuthout in de mijn. De familietak de Vaert van Hubair van Pol heeft naast boeren, bosplanters voor en boswerkers resp. een hovenier en een opzichter Staatbosbeheer. In de familietak van Hannes van Teunke komen boeren, mijnwerkers en fabrieksarbeiders voor evenals een priester/professor/bisschop in Zuid Amerika, er daarnaast onderwijzers, postboden, makelaars en een kunstenaar. In de familietak vanne Ingel komen boeren, aannemers, metselaars en fabrieksarbeiders voor en in de familietak van Graatje ‘t Wit boeren resp. stucadoors en metselaars, fabrieksarbeiders en administratieve medewerkers en ambtenaren.
Peter van Pol in Montfort was boer en koster, Peter/Pièr van Pol in de Zandstraat was metselaar en bouwde het kapelletje van Antonius in Montfort in 1848. De van Pol’s ‘van den Ingel’ bouwden nog altijd herkenbare huizen en boerderijen vanwege speciaal metselwerk en een speciale baksteensoort in de wijde omtrek van Montfort en de van Pol’s van Graatjes ‘t Wit zorgden voor aannemerij, stucwerk en gips. De huizen van de aannemer den Ingel: ‘de Ingel huizen’, herken je aan het fraaie type metsel- en voegwerk en aan de donker gekleurde ijzer- en mangaanrijke bakstenen, die kenmerkend zijn voor de oude bakstenen in Midden Limburg. De bakstenen werden gebakken in fabrieken in Echt. Rond 1900 werd van een bouwtekening voor een stenen huis door de aannemer/metselaar soms wel 5 huizen of boerderijen gebouwd in die stijl zoals je kunt zien bij een rondgang in de Midden Limburgse dorpen. Voor 1700 maakte de meester timmerman als aannemer een ‘timmeringe’ , een houten constructie (met wilgenteneninleg en stro) en daarna kwam de ‘plekker’ de muren van stro, koemest en wilgentenen met leem plekken. Echt stucadoorswerk aan de haardwand of aan de bakoven was uitzonderlijk in een dorp. Na 1700 worden vanwege de brandveiligheid vooral stenen huizen gebouwd van bakstenen en is de meester metselaar de constructeur en aannemer die de timmerman resp. de stucadoor resp. de dakdekker en andere diciplines aanstuurt.
Rond 1560-1566 is Winand van Poll rentmeester van Ambt Kriekenbeek en zijn jaarrekeningen vinden we in het archief in Arnhem. In het archief van Roermond lezen we dat op 11 november 1666 aan Derick van Poll, rentmeester der erven van wijlen Jan Hueffts/Houeffts 24 gulden rente, wordt betaald. We weten niet welke Derick van Poll dit is. Mogelijk is het een Roermondse Theodorus van Pol, wiens vader of opa bij geboorten als Theodorus van Pol wordt genoemd bij het begin van de DTB-administratie in Roermond. Of is het een Derick van Poll van Johan 4 van Poll ‘de Kesselkes’ uit Venlo?.
Intermezzo Roermonder familie Houeffts. De familie Johan Houeffts was een bestuurdersfamilie en schepenfamilie in Roermond die bij de reformatie kozen voor het protestantse geloof en uitweken via Aken en Heinsberg naar Amsterdam en het buitenland. De familie Houeffts in Roermond was lange tijd heurder van de grote leenhof in Leryop/Lerop in de periode 1450-1550. In de genealogie Houeffts vinden we de kinderen waar Derick van Poll, rentmeester, rente van krijgt. (Derick is vermoedelijk een Venlosche of Roermondsche van Poll) Johan Hoeufft, geb. Roermond 1536, week om godsdienstredenen in 1566 uit naar Aken, werd 22 december 1572 burger van Luik, houthandelaar aldaar, woonde later te Heinsberg, overleden 4 Maart 1621 te Heinsberg, trouwde (huwelijksvoorwaarden 18 Mei) 1561 Catharina van Wessem, geboren 1542, overleden 1626, dochter van Christoffel van Wessem en Catharina Cremer, die meerder boerderijen in Ambt Montfort bezaten. Uit dit huwelijk o.a.:
- Dirck Hoeufft, geboren Aken 1571, kwam einde 1601 van Luik naar Dordrecht, koperwerker aldaar, deelde de onroerende goederen zijner ouders bij magescheid d.d. Heinsberg 29 juli 1632, overleden Dordrecht 9 januari 1634, trouwde Maaseyck (huwelijksvoorwaarden 15 oktober) 1596 Anna Luls, geboren Londen 17 april 1578, overleden Dordrecht na 7 oktober 1655, dochter van Mattheus Luls en Johanna van Hove. - - Christoffel Hoeufft, trouwde maart 1611 met Agnes van Beeck, waaruit een uitgestorven tak. - Jean Hoeufft, heer van Fontaine le Comte en Fontaine Peureuse, bankier te Parijs, als Fransman genaturaliseerd juni 1601, commissaris der Staten-Generaal bij het Franse Hof, thesaurier en secretaris van Koning Lodewijk XIII van Frankrijk, overleden Parijs 5 september 1651. Einde familie Hoeuffs.
Klokkenmaker en molenaarsvrouw
In de regio Thorn, Wessem, Ell, Kelpen en Hunsel zijn van Pol/Poll’s gevonden die boer en horlogemakers zijn van beroep. Enkele voorbeelden zijn Cristianus van Pol uit Ell en Kelpen, zoon van Jan van Pol en A.H. Mols. Als klokkenmaker vinden we Cornelius van Poll in Buggenum als zoon van Peter van Poll en E. Duysent uit Grathem. Peter was boer en klokkenmaker in Grathem. De zoon Hendrik van Poll huwde in Thorn met Petronella Wolfhagen in Thorn in 1867. In Hunsel woonde Maria van Pol gehuwd met Lambertus Schreurs, beiden afkomstig uit Montfort en gehuwd in Thorn, die molenaar waren in Hunsel. Maria was een dochter van Fredericus van Pol en Gertrudis Cnoups uit Montfort, die was geboren op 01-07-1767. Maria stamt uit de tak van Cristianus van Poll, boer en koster, en verre afstammeling van Aegidius van Poll en Catharina Mans.
7.2 VAN POL/POLL'S IN DE LEENBOEKEN EN JAARREKENINGEN VAN HET OVERKWARTIER VAN GELRE
De Leengoederen en pachtboerderijen met hun heurders en boeren kunnen worden opgezocht in de boeken van de Leenkamer van Gelre en Zutphen in Arnhem voor zover deze informatie is bewaard vanaf ongeveer 1200. Helaas is in woelige tijden, bij branden en vernielingen en door verwaarlozing en verhuizing van archieven veel materiaal van leenboeken en jaarrekeningen verloren gegaan. Tot 2020 zijn de meeste leenboeken in het archief in Arnhem nauwelijks direct of indirect toegankelijk. Inmiddels vordert het scannen van akten. De leenakten werden in Gelre per Kwartier en Ambt per jaar bijgeschreven en opgenomen in een centraal beheerd archief van de Leenkamer van Gelre in Arnhem. Bij verlenging van een erfleen of leen werd “vernyt” met de betaling, de eed (eedt) en een korte notitie en bij de uitgifte aan een nieuwe heurder veelal met naam en achternaam of de boerderij alias, werd het leen ingeschreven per Ambt en in het Centrale register in Arnhem, alle Kwartieren achter elkaar wat een enorm groot bestand oplevert. Niet alle jaarboeken met overzichtslijsten van de Leenkamer zijn overgeleverd.
Een erfleen bleef voor 1500 binnen de familie tenzij er geen belangstelling of financiële armslag meer voor was. Na alweer een oorlog was het leengoed zwaar gehavend vanwege sloop, roof en vernieling en de heurder of boer waren dan zwaar de dupe. In de Bourgondische tijd was Gelre de vijand en dus prooi evenals in de Tachtigjarige oorlog toen de Zuidelijke gewesten in de Nederlanden de vijand van Staatse troepen werden.
Rond 1550 is de tijd van het oude leenrecht en de erflenen voorbij en gaat men over op gewone nog betaalbare lenen veelal in het systeem van de halfepacht. Het systeem verandert maar dat gaat geleidelijk. Omdat een leen slechts om de 6 of 12 jaar werd verlengd of uitgegeven, moet je dus 6 jaar of zelfs 12 jaar achter elkaar opzoeken in de jaarboeken van de Kwartieren van Gelre om een leen of een heurder terug te vinden. Verder zijn er grote hiaten in het register zodat het volgen van een leengoed lastig wordt. Soms is de informatie over het leen zo summier dat de gegevens over het leengoed, de grootte resp. de plaats van het leengoed en het geldbedrag ontbreekt. Als er al digitale bestanden op internet staan, dan ontbreekt een inhoudsopgave of index van de leenboeken en zoek je per boekjaar in 250-300 blz. tekst. En nu maar hopen dat de familinaam van de heurder en de boer ook wordt genoemd en dat de tekst leesbaar geschreven is. De verschillen in leesbaarheid zijn groot.
Familienamen en aliassen van bijvoorbeeld boerderijnamen werden tussen 1400 en 1600 nog door elkaar gebruikt. Wie is Hendt (Winand) vangen Lelair de Guliker (afkomstig uit het Land van Gulik bijv. Melick, Sittard of Gunzerich), en Wilhem van ghen Lelair 75 jaar voordat Wilhem Helwegen alias vangen Lelair heurder wordt genoemd op ingen Lelair in het Linnerveld in 1535?. En Houp van (gen) Lelair boert in 1588 op een cluppelleen van ingen Lelair. Zoek dan bijvoorbeeld maar even uit hoe het zit met de familienamen ne de aliassen die leenmannen of halfepachters of boeren in de familie van Poll tussen bijv. 1400- en 1600 gebruiken. Uit de combinatie van verschillende bronnen blijkt dat Houp van gen Lylaer Hubert(us) Petri van Pol te zijn op een cluppelleen de Rulaart van ingen Lylaer. De Rulaart of Roelaart was een afgesplitst leen van het grote leengoed ingen Lyllaer in Linne met een stal en schuur maar zonder woonhuis.
Omdat de leengoederen met hun heurders en de boeren in de leenboeken als losse brokjes informatie worden genoemd, en maar deels voldoen aan het format leengoed, duizelt het al gauw voor de lezer. In het boek ‘Rechercehes de l’ancienne Ammenie de Montfort’ van dr. Wolters uit 1852, is een lijst van lenen en leengoederen opgenomen uit het jaar 1619. Deze lijst geeft aan welke leengoederen in welke gemeente of kerspel voorkomen en de naam en de plaats van het leengoed biedt dan enig houvast. De naam van een leengoed veranderde wel eens als er lange tijd een nieuwe heurder/boer op het leengoed verbleef. Andere/de meest leengoederen hebben een naam die lang tijd blijft bestaan zoals bij opgen Ouwen, ingen Lyllaer, opgen Dielgart, de hoff Horst/de Hoos, de hof /leen van Alphen, het leen van Halbeck een molen , en de hof Op geleen in Sint Joost etc.
Dan volgt nu de Lijst lenen uit Ammenie Montfort/Ambt Montfort uit het jaar 1619.
Vorm of format leenakte
Een leen kon het zoutambt of de gruyt en de bier- of molenaccijns van de stad Roermond (en de regio) zijn evenals de voogdij van de stad Roermond, of ‘een huys’ (versterkt of uitgebouwd huis de Behr aan de Steenwegh in de stad Ruremunde/Roermond, dat als verblijf werd gebruikt door de hertog of zijn ambtenaren. En dan heb je nog de bekendste lenen: Leengoederen, boerderijen met aan aparte status die je voor een periode van 4, 6 of 8 jaren kunt heuren voor geld en of voor betalingen in natura. De vorm van een leenakte heeft een ‘vast’ format zoals we zien in ‘Leenbouck van het Huijs Monfort ende Overveerdeele’ 1474-1477, met een datum en een jaartal, onder archief no 83-NL AhGldA 002-83-005 en 006. Het format wordt soms slordig en incompleet ingevuld. De secretaris van de leenkamer, de stadhouder, beschrijft namens de hertog de heurder en het leengoed op de plaats/kerspel en soms een regioaanduiding in aanwezigheid van andere zittende leenmannen, die als getuigen optreden. De naam van de 'bour’ of boer(enfamilie), die de heurder (een ridder, een rijke burger) inhuurt, wordt vaak niet genoteerd voor het jaar 1550. Dat werd blijkbaar onderhands geregeld tussen heurder en boer. De heurder/hulder wordt bij een leengoed genoemd resp. het heergewaad (een oud gebruik uit de riddertijd zoals een kledingstuk of een betaling in goud) wordt betaald en de eed afgelegd en de akte opgemaakt. Na deze inschrijving volgde het ritueel van de schouw en de praktische overdracht op het bedrijf. Hendrik Snijwint is rentmeester van Ambt Montfort en hij heurde net als de drost en andere functionarissen meerdere leengoederen in de regio zoals ambtenaren en vermogende lieden dat deden : de drost, de rentmeester, de schout of leden van de leenkamer. Rentmeester en schout Snijwint zette dan ook meerdere boeren(families) in als pachter, mogelijk ook van Poll's. Henrick van Enze genaamd Snijwint en afkomstig uit Heinsberg, zal na zijn werkzaamheden in Ambr Montfort zijn carriere voorzetten als huis-maarschalk en raadsheer van de Hertog van Gelre Karel van Egmont.
Voor 1550 heuren adelijke en bestuurlijke lieden evenals rijke burgers uit de stad een leen. Na 1550 heuren ook boeren zelf een leen vaak met complete families of samenwerkende boeren in de vorm van een collectief: Een persoon schrijft als hoofdaansprakelijke boer in mede namens de medegedelingen uit de familie (broers, zussen en partners).
Wij Arnold, gander genant ganz Hertogen van Gelre, Anholt en greve van Zutphen doen kont van en bekennen dat op heden dag …. data oorkont onder manloon hijv. nabusten Geert Juckero van Stouthagen in onzen hoff ende kerspel van Lijnne en sijne almegen toebehoren meten leenman van oosen dantu gehoord, opgedragen en aangegeven, en daarop in hand en halm en mond verkregen heeft als recht ende geboenlijk … Henrick Snijwint van Heinsberg, wel tollen ontvangt, dir dat mit beleent dan en werck too dat guet tot leen ontvangt onder Willem van Vlodrop, vaugt van Ruremunde end hofmeester en drost tot Monfort, Johan van Vessem, Thijs Moitzell end guoch man (andere leenmannen) voorts bekend dat wij Henrick vurschr. ende sijne bour (de boer die het bedrijf voor hem runt) in sijnen rechten erffpacht gegeund hebben und geven, den hoff tot Rijkell met achttien boender landt beider Maasse. Archief Leenkamer Gelre Arnhem no 002-83-005.
Namens de hertog van Gelre wordt de akte beschreven en ingeschreven bij de leenkamer. Dat is de formele en administratieve handeling. De overdracht van de leverende en de ontvangende partijen gebeurt in de praktijk op de boerderij en het land van het leengoed: in hand en halm en mond. kunt het allemaal zien (stal, vee, grond en gewas) en voelen (halm, gewas te velde) op de boerderij met de akkers en de gewassen, het graan en het stro en de mest, en weiland zoals de griend en beemden, en het bos en de heide. De informele handeling leefde het sterkste bij de heurder en de boer. Dat was echt tastbaar. Men verzamelde zich op het bedrijf en alles werd bekeken. Een stukje grond werd als symbool (ritueel) omgespit. De woning en de stallen met de gewassen en het vee worden geschouwd, Tot slot: Daar moet samen op gedronken worden (mond).
Volgens het archief in Arnhem zijn onder archief nummer 002 Leenkamer Gelre en Zutphen 57.554 bestanden (collecties) ondergebracht waarvan 119 gedigitaliseerd en 661 beschreven archiefstukken. Volgens het archief zelf is de huidige indeling volstrekt inadequaat en werkt eerder verwarrend dan verhelderend. Na enkele dagen zoeken en lezen in dit archief, dreig je af te haken in de zoektocht. Je wordt tureluur van al die akten. zeker als ze slecht leesbaar zijn.
Het archief Leenkamer Gelre en Zutphen is door Mr. J.J.S. Baron van Sloet ooit helemaal geïnventariseerd en beschreven met een inhoudsopgave en wel tussen 1894 en 1896. Monnikkenwerk dus. Er werden een overzicht met 2039 regesten van losse stukken gemaakt. De beschrijving is echter verbrand in de Tweede Wereldoorlog bij een bombardement van de bevrijders van Arnhem op het archief van Gelre in 1944.
Het archief van de Leenkamer blijft moeilijk toegankelijk en heeft voor het Overkwartier vele hiaten. Het “Leenboick tot Monfort 1404-1473” in Arnhem is ingezien. Dat is gebeurd in 2021 toen de akten digitaal konden worden bekeken. Er is een eerste tekst opgesteld en voorlopig geplaatst over het het eerste verkennend onderzoek met een aanvullend tweede onderzoek in 2022 toen Fedor Coenen mij zijn eigen foto’s van de tekst had toegezonden. (Tekst H 7.2 is in bewerking).
Archief Leenkamer
Onder archiefnummer 0002 Leenkamer van Gelre en Zutphen krijgen we toegang tot het archief en de inventaris van de leenboeken van de vier kwartieren van Gelre. De inventaris loopt van:
01 Reglementering,
02 Leenprotocollen en eigentijdse toegangen,
03 Minuten van leenakten,
04 Volmachten, requesten, opdrachten en testamenten,
05 Verspreide stukken en liassen,06 Charters, naar fragmenten van Charters als bijlagen en
06, en fragmenten Huwelijksvoorwaarden, testamenten, magescheiden en contracten, naar een aantal Leenprocessen in 09.
De leenboeken van Leenkamer van Gelre en Zutphen die onderzocht zijn/worden zijn:
81 “Dat leenboick tot Monfort 1404-1473 “. (het bestand scans is sinds 2021 digitaal beschikbaar, en een bestand foto’s is ontvangen van van Fedor Coenen in 2022).
82 '"Leenboick van Monfort int Overveerdeel, Bueren, Nijmegen, Kuyk”, 1455-1493.
83 "Leenbouck Ons Huys Monfort nae gelressen leenregten ontfangen, 1474-1476.” Met lijst oudere beleningen en lijst leenmannen.
84 Gedeeltelijk afschrift van Archief no 85, 1506-1531.
85 "Leengueder Ons Huys Monfort nae gelressen leenregten ontfangen, 1506-1531”.
86 t/m 100 Minuten van Leenakten van 86 over 1541-1544 naar 100 met 1806 tot 1811 (einde met uitloop van het Ancien Regime).
101 Minuten Akten Ambt Monfort.
102 “Oldste register, cartularium van de Hertogen van Gelre, 1107-1415, deel 1 met 276 digitale bestanden. Bestand met hiaten.
115 Derde leenboek van Karel van Bourgondië 1473, 1 deel (Karel bezet het hertogdom Gelre).
116 Register waarde leengoederen van o.a. Johan Oudart en Johan Schaap, 1473, klad, bestand met veel hiaten.
118 Register van leengoederen. Het betreft een register met slechts fragmenten.
Goudgulden van Willem van Gelre, uitgegeven in het HRR.
Het leenboick tot (van) Ambt Monfort archief no 81 start in 1404 en eindigt in 1473. Het Ambt had een eigen leenkamer. Op de omslag staat als tweede regel de tekst Op deze leenbrieft/leenboick rust in deze zhand?. Het omvat ongeveer 50 blz. tekst waarvan een aantal blz. tot no 7 leeg is. De lenen beginnen met de nummers 49 en 50 op blz 7 en als jaartal wordt 1403/1404 en 1408 geschreven. In deze periode waren de vader en zoon Johann Schellart van Obbendorf afkomstig van Huys Schinnen in Schinnen als graaf en ridder, drost van Ambt Montfort, en nadien Wilhem van Vlodorp/Vlodrop. Johann Schellart sr was eerst drost van ambt Born/Sittard van de Hertog van Gulik. De familie Schellart had Huys Schinnen met een aantal leengoederen gekocht van de Hertog van Gelre en werkte als drost voor zowel Gulik als Gelre. De familie Schellart heeft een grafkelder in de kerk van Schinnen waar rond 1910 de laaste Schellart is bijgezet in het familiegraf. Ambt Montfort had een eigen leenkamer en dus ook een stadhouder lenen, die af en toe bij naam wordt genoemd omdat hij ook leenman is. Leenmannen treden op als getuige bij het opmaken van de akte over het toegekende en te ontvangen leengoed.
De resultaten van de zoektocht Leenboick Monfort archief no 81 beginnen we met de eerste akten uit resp. 1404, 1405, 1406 en dan volgt 1419. We beginnen met de resultaten van gevonden van Pol’s en de leengoederen waar zij als boer of heurder bij verwacht worden.
Op blz. 9 lezen we dat: Idem hait ontfangen op det selve (jair 1419) Jan den/van pol van de cartuzen (klooser) cijnd zijnde zo lant poster gelegen van cyn pt gul. (met omhaal) man daeroud (oude schild?) (met de getuigen leenman). hij Gevet/Seger van vlodorp en Dederic van maessen. In de kantlijn staat mozrand?. Conclusie 1: Jan (Johan, Han) van Pol ontvangt in 1419 een leen van de paters Carthuizen in Roermond, in postert/Posterholt (kan ook Echt en Reutje/Sint Odiliënberg of Montfort zijn vanwege niet afgepaalde grenzen van gemeenten aldaar).
Op blz.14 lezen we: Idem den vurs. Januari op Sint Marten 1439 ontvanck Jan Pollen (Jan of Johan of Hanne van Poll) cijn cluppelleen in Echt. De tekst vervolgt: Johan Kunen van lande in oo (gelegen den lande van lynne binnen den masen (Maas). In Jaarrekening Ambt Montfort 1397-1400 in Hoofdstuk 7 vinden we Hanne Polle boer en leverancier van stro op maat, voor de nieuwe keuken van het kasteel in Montfort. Als je als boer stro als bouwstof levert ben je 30-60 jaar oud?. Het zal/kan dezelfde Jan van poll zijn of een nog oudere Johan/Jan/Han van Poll, waarschijnlijk de vader resp. opa of familielid van mijn stamvader Jencken van Poll.
Conclusie 2: In 1439 op Sint Marten ontvangt Jan Pollen (Johan van Pol of Johan Polle) het cluppelleen in de lande van Echt aen gehinge, getuigen Johan reuren van lande ind oo gelegen binnen den maessen (Maas).
Interpretatie: Aen gehinge is aan bij ‘t Hingen in Sint Joost. Mogelijk is het leen verlengd of vernijt althans als het leen Volguins of het leen Alphen is dat een Jan van Poll heurt in 1434 identiek zijn. Een leengoed ontvang je als je volwassen bent en de middelen hebt of als je een baan als jager op het kasteel hebt met daarnaast een kleiner leengoed. Jan van Pol is waarschijnlijk tussen 30 en 60 jaar oud. Dan zou hij geboren zijn tussen 1409 en 1379. Het kan dezelfde Jan of Han van Poll zijn als bij het leengoed in 1419. Het kan ook zijn zoon zijn, een voorvader van stamvader Jencken van Poll. Onder Echt kan een leengoed zijn van ingen Ouwen resp. in Putbroek of Dielgart of in Sint Joost/’t Hingen of elders in de grote gemeente Echt met wel 10 gehuchten. De precieze grenzen van de dorpen Echt, Posterholt, Odiliënberg en Montfort waren zelfs rond 1590 ver van het dorp fluïde of vaag en tijdgebonden zoals bij Montfort en Sint Odiliënberg: Grenzen waren vaag. (Daar bij de gemeentegrens bij de brummenstruik rechts richting de Vloat*beek). Of zoals bij de grens van Montfort en Echt/Putbroek; Bij de landweer aan de Viehestraat aan de bijenkorven van Ramaekers links. Een Jan van Pol, heurder van een leengoed in Echt in 1439, kan de vader van Jencken van Poll zijn, die geboren is rond 1460. De vader van de jager en boer Jencken van Poll had een erfleengoed in Ambt Montfort waarover later klachten van Winand van Poll en Durick van Poll rond 1530 worden ingediend in de Schepenbank Montfort. In de Jaarrekening Ambt Montfort van 1397-1400 (verderop in Hoofstuk 7) lezen we dat Henne/Hanne Polle/Johan van Poll stro als bowstof op maat levert voor het dak van de keuken op het kasteel. Boeren (sommige boeren) bouwden zelf of samen boerderijen en huizen met een houten skelet en eiken balken en leemwanden met stro erin. Kort gehakseld stro ging in de leempak en afgemeten stro of riet op maat diende als dakbedekking. Dit is nog een oudere van Poll in of nabij Montfort, die geboren zal zijn tussen 1340 en 1370.
Conclusie 3: De oudste gevonden van Poll in de regio Montfort/Echt is dus Hanne Polle geboren tussen 1340 en 1370 (geschat). Als jongere van Poll’s worden in Montfort Jan van Poll’s genoemd en tot slot Jencken van Poll.
In 1448 wordt genoteerd: Idem op sint pauwels dagh anno 1338 ontvangt Emont van baerle de hof tot ouwen met sijnen toebeheer dat cyn pondig leen is. (verlengd of vernijt) tot berge gelegen admits man van leen getuigen Tjadert van Nuynheym en Lense van kromfoets en Jacob moetsels. De boer wordt niet genoemd. De familie Moetsels of Moitsels of Moitzels of Mutsels kwam naar kasteel Montfort als dienaar van de kasteelheer en de kinderen Moitsels bleven als heurders en ambtenaren in het Ambt wonen en werken.
Conclusie 4: Het leengoed Ouwen bestond al in 1448 als pondig (volwaardig) leen zoals wordt bevestigd in Hoofdstuk 7. Het oude leengoed Ouwen had 2 boerderijen Cleyn en Groot Ouwen in 2 gemeenten Berge/Montfort en Echt met aparte boerengezinnen. Het lijkt erop dat er aanvankelijk een heurder Ouwen was, bijv. een ridder zoals van Vlodrop, en nadien bij de 2 cluppellenen met 2 aparte heurders en of praktizerende boeren(families).
Op blz. 25 lezen we: Anno idem lvj (1456) en Gr des Jannes dagh ptl virtoning? Our Vl (oude grootten?) ontvangt Tijss vann/innd pol dat guet van Alphen myt sijn toebehoor inden heyden bij sent joost in den kerspel van echt gelegen, mit x5 (15) vl/ep guldens to von tj gewed (de eed?), dan hij hulde en afgedaen heeft (betaald) , met getuigen de leenmannen Peter lewe en Lem goessens van Echt. Het leengoed van Alphen is vermoedelijk genoemd naar een eerdere heurder van de familie van Wilhem van Alphen. Het betreft een relatief groot leengoed op ‘t Hingen. Na het lezen van alle akten (en Thijs’en) van dit leenboick Monfort sluiten we niet uit dat Thijs inden Pol gelezen kan worden als Thijs mudsel?. Wie het weet mag het zeggen.
In enkele akten verder worden de stadhouder/statholder van lenen, van Sombreff en Geert Krom (1460) genoemd, als leenheer van een leengoed. Jelis daelen wordt genoemd als heurder van een leengoed op sint joost. (Is het huidige het Leen, leengoed opgen Leen of op Geleen vernoemd naar Jan van Geleen, een heurder?. Leengoed Op geleen is via de dochter van Jelis Daelen als leen in handen gekomen van Herbert van Poll, schepen in Roermond, zoals blijkt uit latere akten.
Conclusie 5: In 1456 vinden we de derde keer een van Pol, en wel Tijs van Pol, die een leengoed heurt volgens het leenboek van Ambt Montfort. (Er is nog twijfel of Tijs van pol, Tijs mudsel is omdat nnidpol of nnidsel of mudsel gelezen kan worden, maar waar dient dat puntje voor de d dan voor?}. Uit akten Jaarrekeninegn Ambt Montfot (zie tekst verderop) kennen we een Durick van Poll op ingen Lylaer die aldaat boert en hout koopt etc.
Andere bevindingen in dit ‘leenboick tot Monfort’
Op blz .9 Anno dusent vierhondert en acht 1404, ontvangt Janijs (Jannes /Johan) vann den passche sijn heinsberger leen der erfleggering und mit 5 mud heinsbergs end mit sijner bede vader cijne markt 2 gulden mark(t) 29 gr 30 gl. van den gulden. van bij/hij is geweest als man e getuigen zijn Johan graef end Pauel gelich. Dan volgen nog enkele tekstblokjes met: Gelich de pach… heeft dat schuldig in gelt, en dan volgen nog enkele lenen van resp. 34, 14, 16 en 28 gulden. Dat zijn grote verschillen in omvang van de leengoederen. Familieleden Van den passche waren jager onder het huis Montfort. De jager van den pascche kreeg net als Jecken van Poll, als meester jager een kluppelleen, en als boer een kleine boerderij met woning mogelijk ingen Raetken (jaarrekeningen 1397-1400 van Ambt Montfort).
En Reynolt van de hasselholt(burgemeester of schepen van Echt?) cijn leen indet Echt, oo (aue) en holt, 24 bunder lantz en drie hofeyting (horigen?, en toebehoren van 12 pp gulden van der auen (in Echt) getuigen Johan van daswyler en Peter daarcy.
Anno 1406 ontfangt Peter temen, cijn leen geheiten Ten (of Inn) gerant, leen van Wustwylre. to gedelinge gekant, Goswijn rademaekers, van 5 gulden of marken t maten me off mijn onmits man getuigen Graes end ind Pauen lensen peuren/seuren
Blz. 10 anno 1420 ontfangt Johan van cuylenburg die gruyt van Rur(remunde) als man leen den vayrt (bier) ende van meest (gewelde gerst, most). De gruyt is het leen op het recht van inzamelen in de natuur en de verkoop van kruiden voor de bierproduktie om het bier smaak te geven en houdbaar te maken. Je moest dus accijns betalen op bier aan de bezitter van dit leen: de graaf of hertog.
De volgende akten zijn van 1421 en later en genummersd in de kantlijn van 4 naar 14. De akten zijn beschreven zonder geldbedragen heergewaad en zonder de plaats of kersspel. Het is een verkorte samenvatting met weinig informatie. De tekst is rommelig en summier.
in 1421 volgen een reeks akten met her Lewe pen van de parusen (cartusen?) cyn leen to postert, en Johan barsman met Janijs leen van Halbach in echt, en dan volgt Gaef inden horst met een pondig leen en holt van 25 goudguldens, half in de halfe up Kraanveld. Dit kan Kranenbroek zijn. Het leen Halbach is een molen in de waterrijke Geleenbeek, die de molen aandreef. Het traject van de beek is door de aanleg van het Wilhelminakanaal met moeite terug te vinden als molenaftakking van de beek op de topografische kaart Limburg. Daarna volgen akten van verspringende jaren: 1423 en bij nummer 7 ontvangr Jan van dystrynd? het leen Rutzekaeven (cluppelleen Rutzekoven op de Slek naast het leengoed de Horst in Pey-Echt gelegen). Dan verspringt de tijd naar 1408,1410,1413,1414 en 1417.
In 1425 ontfangen Lambrecht(s) vijfden werde Janys van halbach gelegen over berck (Berckelaer), in behouff bij Greypeijns vijden werde getuigen Reynier van berg hasselholt, Johan van daswyler en Peter lewe. In 1426 op sint laurens dagh ontfangt Willem van alphen een pondig leen in de dingbanck van echt, bij deze clyne heyden, gelegen dat leen van Alphen hebbende 24 varn (een bedrag, met getuigen Reg. maessen en Jan van daswyler. en Reynder van der hasselkholt. De hof Alphen was een middelgroot leen. Onder no 4 wordt Heyn simons als heurder sijne vaderen leen in beeck genoemd Beek bij Maasbracht). Onder no 6 vinden we een doorgehaalde akte met Geurt stouthagen. een schout/ jurist) die een leen ontfangt van Henrick vsn kriekenbeek. Henrick kennen we als ridder en rentmeester van de stad Erkelenz en omgeveing en als heurder van meerdere lenen. Hij is een dienstbaar ridder voor de hertogen van Gelre en van Gulik.
We keren voor het lezen van de vervolgpagina’s akten, terug naar de kern van de zoektocht leenboeken Ambt Montfort:
Het zoeken van familieleden van Pol/Poll/Polle/Pollen in leenboek Monfort (en andere leenboeken).
Het zoeken van leengoederen, waar van Pol’s op hebben geheurd of op hebben geboerd.
Toelichting leengoed heuren
Als een leengoed wordt geheurd wordt een heergewaad betaald door de heurder en hulde gebracht. Er wordt in 1400-1550 betaald in materie zoals goud, emaille, elfenbeen, budel stoffen (wollen van schaap of linnen van vlas) en in geld. Geld zien we in de vorm van in oude schilden, grootten, marken en soorten guldens. Een leenaktedocument wordt uitgeschreven als bewijsstuk voor de heurder en de akte wordt ingeschreven/geregistreerd bij de leenkamer. De procedure ingebruikname op het leengoed in hand, halm en mond, wordt doorlopen en dan kan het bier vloeien. Daarna gaat de heurder als boer aan de slag of hij huurt een boer(enfamilie) in. Een heurder als boer kan direct aan het werk. Die boer als heurder heeft veel vrijheid van ondernemen maar je moet startkapitaal hebben. In ieder geval is de vrijheid van bedrijfsvoering groter dan bij een pachter. Een heurder (ridder of rijke burger) zonder kennis van het vak van landbouwer, kiest een boer om de de boerderij voor hem/haar te runnen. Hoe dat precies in het werk ging is niet vastgelegd. We stellen ons een soort mondelinge pachtverhouding voor, uitgedrukt in leveringen van graan, hout, stro en hooi, turf, vlees en groenten en mogelijk ook in de vorm van diensten transport goederen en vervoer van personen. De leveringen in natura aan de heurder worden in mindering gebracht bij het heur-- of pachtbedrag in geld.
Omdat toch alle gevonden akten ‘zijn gelezen’ (een schier onmogelijk taak voor een amateur), om van Poll’s en leengoederen te vinden, zijn al lezende een aantal notities gemaakt van gevonden mensen, leengoederen en bijzonderheden.
Op blz. 12 ontvangt Jan van Boedberg in 1438 der maarschalck hulde vuur den hoff tot Lewen met sijn toebehoor in het kerspel Besel, endmits man Elbert van Eylle, drost tot Gelre (Geldern), ende Johan Spede, vur cijn pondig leen. De bestuurderen en drosten van Eylle, Spede en Boedberg als leenmannen en heurders dus. De akte is met 2 pennestreken doorgehaald. (Van Eijlle was drost van Ambt Montfort en daarna drost van Ambt Geldern).
Op blz. 13 staat een doorgehaalde tekst uit 1438 no 38 Idem op den selven dag die gaf der burg. Johan lakeman dat burgtleen over end Sabijn van swalmen ontvangt dan onmits die burgh man mit 15 alden groeten in die burg man, Sat /vleerden mit goot sijn. Een vreemde passage omdat Johan Schellart van Obbendorf junior toen nog drost was?.
Op blz. 13 gaat een leen over van Schellart van Obbendorp naar Wilhem van Vlodorp, de oude en de nieuwe drost van Ambt Monfort met de getuigen de leenmannen Johan van wylre en Johan maessen.
Op blz. 13 Idem int jair erff den dusent 1436 bijenhouder ind 36 , opden sonnendage Lotea Due ontfange Franke truien van eyck cijn leen, dat Derick neuen geweest was, end is cijn halbecke leen, end men ontfanckt dat mit 5 marken Heinsbergh mit 2 zijden budel end mit elpenbeynen metshegt in dy lande dan an getuigen, Johan van Kombesch, dat is gescheit enmitz man van leen Godert van nuynheym en Eman/Frans angen Hoefft. Vanuit Erkelenz en omgeving wordt een leen bijenhouderij uitgegeven na ontvangst van 5 Marken, 2 bundel zijde en elfenbeen/ivoor etc, van de heide van Heinsberg en geadministreerd in Ambt Montfort waar Erkelenz en omgeving toen toe behoorde. (Later na 1460 Ambt Kriekenbeek). De bijzonder giften slaan op het heergewaad dat bij het leen Bijenhouderij Erkelenz behoorde.
In 1436 ontfangt Dederic pollart, deken van Roermond, dat leen te weten die tiende van pede (een griend aan de Maas?) met de getuigen uit de stad Roermond her (ridder) Henric van dulken, Peter vyncken, en Johan van baexem. De Pollarts komen uit Montfort en leverden ambtenaren als rentmeester en schouten aan Huys Montfort, en bestuurders zoals schepenen en burgemeetsre aan de stad Venlo en Roemond, en geestelijken aan Venlo, Cölln en Nijmegen.
Op blz. 18 ontfangt Jan van geleen dat guet poortwinkle met alle toebehoor in de vrijheid van de Nijestadt. We komen Jan van Geleen nog vaker tegen.
Op blz. 21 staat een aantal korte mededelingen met een opsomming over Thomas Koedermont zijn leen, resp. Lambrecht van den driess zijn pondig leen, en Johannes drijt neutkens soen zijn kloppelleen van 15 alde groet (oude grootten geld) , ontfangt, en het leen op dezelfde dag doorgeeft aan Lemmer goessen rademaekers zoon auch 15 alde groet, over Jacob moetsels zijn pondog leen, Het waar en hoe ontbreekt veelal bij deez notities.
Idem dye Cartuyzen anno 1442? cijn leen van 5 marken willich Jelis daelen ontvanck hait mijn gnedige her. En verderop een epistel dat het boerke het geldbedrag betaald heeft. Dan volgen enkele lege blz’en.
In 1448 vinden we: Op sint thomasdag ontfanght Jelis daelen tot behoef des Carthuysers cloisters tot Ruremunde, dat leen tot R’munde in de Ruyren (Roer) an der bruggen gelegen, te weten die molen water in de weerde aldam so wije Hendrik van kriekenbeek dat leen ind hand gehadt hadde, voor 5 mark, ….. en de getuigen Jacob moitsels en Peter temen.
Op blz. 29 wordt pol land genoemd en Amber meile pol in een akte van drost Wilhem van Vlodrop en de stadhouder maar de indruk bestaat dat het over een pol als griend aan de Maas handelt.
Op blz. 35 wordt Johan van Rive/Rice stadhouder der lenen onder drost en erfvoogd Wilhem van Vlodrop genoemd.
Anno 1448 lezen we: Idem op sint blasius dagh anno 1448 ontfangt Dederic van der Horst (schout in Echt en afkomstig van Horst) sijne vaders saliger leen de hoff ten Horst met sijne toebehoor, in den kerspel van echt, gelegen so sije sijn vader dat in der hant te hebbe plagh, det cyn pondig leen is, alhier leenman Leuff kromvoets, Jacob moetsels, en Geer crenen. Dan volgt nog een heel epistel tekst met allerleid rechten en afspraken die aan het grote leengoed ten Horst verbonden zijn of gekoppeld zijn (in het leen ten horst gehoert). Het betreft rechten via Dederic’s moeder op de hof Rutzekoven/Ruytsekaeven op de Slek, die wel of niet als cluppelleen is gekoppeld aan een boer, en allerlei getuigen worden genoemd.
Blz. 26 rept over de hoff van lewen in kerspel Besel. en in de volgende blz. is veel blank gelaten en er staan weinig leengoedern genoemd. Vaak wordt de drosst en erfvaught Wilhem van Vlodorp in een herhaalde aanhef genoemd… maar er is weinig informatie in dit deel van het leenboek opgenomen.
De eindconclusie is dat er beperkt concrete resultaten zijn gevonden over van Poll’s en leengoederen in Montfort en Linne in de gatenkaas van ontbrekende akten/jaren, en lege bladzijden en gevonden akten. Met name het ontbreken van akten over de belangrijke leengoederen (Groot en Cleyn) Dielgart en over ingen Lyllaer en de clupplelenen, duidt op gebrek aan continuÏteit in de akten. We weten uit de jaarrekeningen Montfort dat er van Pol’s zaten op ingen Lyllaer voor het jaar 1500. Zie verderopin de tekst.
Andere leenboeken
Inmiddels is een groot deel van de leenakten op internet beschikbaar in digitale vorm waarvan ongeveer 350 blz. tekst met akten is bekeken. De teksten van Leenboeken Ambt Montfort zijn bekeken in 2020 en no 81 nogmaals in 2022. Archief no 81 is onderzocht, 82 met alle blz. Ambt Montfort 1 t/m 59 van de 143, resp. archiefnummer 83, 85 en 101 en 118 zijn zoveel mogelijk gelezen.
Van Poll's of Polle althans met hun achternaam in het Ambt Montfort zijn in die andere alkten niet gevonden. Wel een leengoed hoff van de Poll in Dromel/Dreumel van Jossen Katrijnen huisfrau van Jacob van Rijmsdijk, 1465-1470. Liber feudirum de anno LXV dicis Adolphi. Hertog Adolf van Gelre dus. (03-0020).
Opvallend is de akte 13-0082 waarin Johann Hoffslegers op 30 juni 1533? ten behoeff van zijn dochter Maria dat guet to heijthuisen to Lobbroek (Lobberich) van haar moeder saliger Beel van Heijthuiss mit allen sijnne toebehoor en regten als leen ontfangen voor 15 goudguldens met de getuigen Johan Bentinck meester jager en Johan van Merken end mod. gueder manen?. De familie Hoffschlegers speelde een rol in Venlo in het bestuur van de stad Venlo als schepen/burgemeester en bij lenen in het Ambt Kriekenbeek zoals we bij een Peter van Poll en zijn echtgenote Katharina Holtschlegers zien in Venlo. Zie de van Poll’s in Venlo.
Wel is ingen Lyllaer, opgen Ouwen (een hoff in Berg/Montfort en een hoff in Echt), opgen Dielgart, opgen Breidenwegh, ingen Horst, het guet Alphen, het guet tho Berckel, de hoff tot Rijkkel, Dye Grote Hoeve, in Beesel, een Duijfhuis in Beeck en andere leengoederen in Ambt Montfort gevonden in enkele jaarrekeningen. Opvallend is dat begin zestiende eeuw wordt gevonden onder Berg (0002-118-148):
1. Het roument van Peter Peters bergge seint odilienberg under het minderbroeders regtens bij medy J (met is een aantal) bunders den hoff gelegen ingen Ouwe tot (teken van betaling veelal 15 goudgulden) hulder Aert (Arnold) Pollarts. Dit is in mijn beleving Cleyn Ouwen. In Bracht wordt het leen Duijfhuis genoemd in Beeck (archiefnummer 118-150), en in Echt, onder Montphoort en Steffenwert 3 onder 118-141.
2. Den hoff genouwen bij Frans Pollart ontfangen (rond 1528, die later door de hulder Frans Pollart nog wordt vernijt). Dit is in mijn beleving Groot Ouwen. De 'bour’ wordt niet genoemd. Tevens onder Eght,
3. De Dielgart bij Arent (Arnold) Wijnen tot behouff Schellart van Obbendorf ontfangen tot in fibro jv Wilhelma clementis tot G (betaald). In dit geval is de 'bour’ Arent Wijnen wel genoemd en in de akte opgenomen. Schellart van Obbendorf was drost van Ambt Montfort en heurde meerdere leengoederen in de regio. De familie Schellart van Obbendorf was ingetrouwde in de familie van Willem van Vlodrop, de oude, en later in de familie van Baexem. En onder Lynne 118- 138.jpg:
4. Catrijn en Jacob Kremers den hoff off guet op den Breidenwegh huldes vernijt hebben. De hof Breidenwegh is de boerderij buurman van Ingen Lyllaer aan de Oude Montforterweg naar Linne.de familie Kremers komt vanuit de regio Heinsberg/Gulik naar Montfort/Linne toe.
5. Willem Helwegen guet opden Lylaer tot G (betaald) rond 1535. We weten uit andere bronnen dat Heijn vangen Lelar en diens voorganger Willem vangen Lelar hulders (en of boeren) waren op Lylaer, maar hun achternamen zijn nog niet bekend. In de jaarrekeningen van Ambt Montfort 1517-1520 wordt door rentmeester Derick Pollart betaling in natura onder Wegener off Aeffganck in graan ij vatt en 1 cop genoemd door Wilhem vangen Lelar en Durick polle/van Poll genoemd in 0001-1773-012. De heurder (mogelijk een ambtenaar van het kasteel?, en de boer van het leengoed ingen Lylaer, nemen we aan.
Nog geen van Poll in deze andere leenakten maar wel de vondst van Wilhem vangen Lelar en Durrick Polle/van Poll in de Jaarrekeningen van rentmeester Derick Pollart van 1517-1520 van Ambt Montfort. Het betreft Durrick van Poll, die een broer Wilhem heeft. die we kennen vanuit de klachten Schepenbank Montfort, met hun vader ( de oudste bekende) Winand van Poll. We gaan verderop nog in op de jaarrekeningen van Ambt Montfort. We blijven zoeken naar van Poll's en van Polle's, in het woud (met grote hiaten) van Leenakten Leenkamer van Gelre en Zutphen en mogelijk ook in de Jaarrekeningen Ambt Montfort. Het zoeken in de leenboeken frustreert omdat er weinig concrete informatie wordt gevonden terwijl de verwachtingen hoog gespannen zijn/waren.
In het archief Leenkamer vinden we onder archiefno 83, dat lenen van 1474-1476 en 1475-1477 omvat, een akte 83-0005, dat Wij Arnold Hertog van Gelre. Anholt en Zutphen, doen kont en bekennen onder manleen Geert Juckarop van Stouthagen, in onzen hoff, in kerspel van Lijnne, en sijne almegen toebehoren meten leenman van oosen dantu gehoord, opgedragen en aangegeven en daarop in hand, en hand en mond verkregen heeft als regt en gewoonlijk, Henrick Snijwint van Heinsberg, welk tol en ontvangt, dit mit beleent …. dan ene werck dat guet tot leen ontfangt, onder Wilhem van Vlodrop, vaugt (voogd) van Ruremunde, ‘end hofmeester en drosst tot Monfort’, Johan van Vessem, Thijs Moitzell, ‘end met guoch man’ (getuigen leenmannen) dat wij Henrick vurschr. end sijnen bour (boer, pachter) in sijnen rechten erffpacht gagund hebben, den hoff Rijkkel mit achttien boender lant in het kerspel Kessel bei der maasse gelegen. Geert van Stouthagen, mr in de rechten was bestuurder voor Gelre in Venlo/Ambt Kriekenbeek.
Onder 83-010 wordt Wilhem van Koederhand als hulder genoemd van het leen de Heijn Symonsgoet in de dingbank van Echt genoemd, en volgt de oorkonde van Jan vurschr. Trepels? het leen ter Horst (de Hoos) van Baertgen Suskens zaliger erfgenamen. In de akten wordt Wilhem van Sombreff genoemd als stadhouder van de leenbank. Onder 0038 vinden we Derick van Cruchten, die in het kerspel Echt een leen ontvangt via stadhouder Wilhem van Sombreff. Mogelijk is dit Derick Vogels van Cruchten, die het leengoed de Aerwinkel overneemt. In 0047 wordt ‘de hoff toe Besell Dije grote hoeve ‘door de stadhouder toegekend aan Reijner van Brempt (uit de ridderfamilie vam Brempt) als pondig Montforts leen, die grote hoeve in het ‘kerspel van Besell bij Belfeld gelegen’, met de getuigen leenmannen Henrick Snijwint en Thijs Moitzell met een betaling van 30 goudguldens. Uit andere bronnen weten we dat het een grote hoeve betreft met speciale taken als paardenfokkerij etc. voor de hertog van Gelre.
In 0041 stelt de stadhouder het leen van de beghijnen opghen Tympten in halfbau beschikbaar aan Lenart Routhen en Johan van Thoor/Ghoor. Die Lenart Routhen en Johan van Ghoor hadden in 0039 ook al in halfbau den kamp amden Pulbus/Riddkamp int rijk voogt op ten Goorenweg opten cleijne Cillenkamp der beghijnen opghen Aempell bij Ruremunde ontvangen voor 20 malder rogge. In 0049 krijgt Frans Smeets van Eijck van de stadhouder het 5 mark leen Halbroek in het kerspel Susteren. In 0054 en 0055 verleent Wilhem van Sombreff de hoof bekant pollen? in het lant van Berge aan Wilhem van Kessel als voorzetting in 1574. Het is onduidelijk of met Berge Sint Odilienberg wordt bedoeld. De tekst rept over halfbau en Johan broekmans en in de kantlijn staat Nijtthuysen in den lande Born? tot Berge gelegen. Iets vergelijkbaars vinden we in de akte 0076 als ‘Henrick vangen houwe ind hoff bekant pollen dat hof ingen Cluijssen tho Roosteren’ krijgt toebedeeld door Wilhem van Sombreff. Overweging: Een hoff pollenhof kennen we dus in berge en de pollenhof in Roosteren. We kennen een pollenhof in Poll en Panheel rond 1450 aan de Maas bij Wessem. En een pollenhof in het ambt Geldern in Pont. Waarschijnlijk boerde of heurde een van Poll ooit op deze leengoederen.
Het is onduidelijk of het leen Greven aan Lenssen Koffert? als hoof in halfbau wordt toegekend door Wilhem van Sombreff in 044, de Graeffenhof/Schrevenhof betreft?. In 83 bij 52 en 53 komen we Johannes van Dinslaken, als prior van een convent in Ruremunde, ook tegen bij de uitgifte van lenen in Roermond en Vlodrop.
Conclusie: De hoff pollen in Berge met Wilhem van Kessel en de hof pollen met Henrick vangen houwe duiden op een relatie voorheen met de familie van Pol/van Poll. Welke relatie is nog onbekend.
Onder no 118 vinden we de digitale bestanden van Ambt Montfort en de stadt Ruremunde onder foto 134 t/m 153.jpg. Onder Berg niets, en onder Vlodrop wordt het guet tho broek als cluppelleen beschikbaar gesteld, en de gebrs. van de Bongaert heuren een hoff ingen mijngv?. In Linne/Lynne wordt door Catrijn en Jacob Kremers den hoff off guet opden Breidenwegh als hulder vernijt. Thonis Druivenert heurt den alden hoff tho Gefang?. Jacob Timmermans heurt thegen Cremers vijf boenders landt tot montphoorter cluppelleen regten. En dan volgt Wilhem Helwegen guet opden Lylaer tot G? guldens. Vanaf 002-118-118 komt Ambt Montphoort en de stadt Ruremunde weer aan bod met het leen ingen Putwinkel bij Wijn Wolters ontfangen in Nijestadt. In Echt wordt Geert vann Maessen hulder van den gueten Alphen tegen GJ guldens en Herbert van Metsemaker verwerft het guet ingen Dort. Heijn vangen Ende verwerft het guet tho Berckel (Berckelaer) ten regten als boven.
Tot slot vinden onder Berg in no 118- 0148 het volgende. Het roument van Peter Peters berg to sint odilienberg under het minderbroeders regtens bij medy J bunders den hoff ingen Ouwe tot G (bedrag) als hulder Aernt (Arnold) Pollarts. Waarschijnlijk is dit Groot Ouwen. Frans, Arnold en Derick Pollarts waren hulder van Groot Ouwen tussen 1530-en 1630.
Conclusies
Het vinden van van Poll's bij leengoederen in de leenkamer van Gelre levert tot nu toe voor het Kwartier van Roermond/Ambt Montfort weinig nieuw resultaat op bebalve voor Jan van Poll in Postert en en Jan van Poll op ‘t Hinge. We wisten uit andere bronnen dat Wilhem van Poll met Lem Lambrechts voor 1596 en Derick van Poll en zijn vrouw Catharina Lambrechts na 1595 boeren waren op Groot Ouwen.
De hoff pollen duidt op een relatie met de familie van Poll als eerder heurder of boer. Welke relatie is onbekend. Pollenhoeven in relatie met de van Poll’s kwamen ook voor in Berge/Born resp. Roosteren, Pol en Panheel/Wessem en in Pont.
Het teleurstellend resultaat staat in schril contrast met (de administratie van) het Kwartier van Nijmegen waar een hele reeks van wel 30 mannen en vrouwen van de Poll en van den Poll tussen 1400 en 1600 leengoederen heuren. Johan van den Pol Johanszoon en Herman van den Poll heuren in 1407 en Peter van den Polle in 1442 allemaal in Droemel/Dreumel. Gadert van den Poll, ridder anno 1455 en zijn nakomelingen Herman 1482, Gaert 1514, Gijsbert 1538 en 1544, en Herman 1560. In Bemmel wordt het adelijk huis ende havesaet genaamd den Pol met alle annex, getimmer, boomgaarden, hoven, plantagien, visscherijen, ende ap- en dependentien van dien me weiden en baulants , voorts alle hutsen en hoven op den Polschenkamp, beleend. De dame Gertrud van den Poll neemt in 1596 het leen van haar vader Herman van den Poll over. Mechteld heurt in 1650 en in 1652. Maria erve van haar suster Mechteld doet dat in 1667 en Cornelia van den Poll in 1672 en 1673. In Vaudrich was Johanna van de Poll al actief met een leen en Johan van Poll en zoon Gerhart in 1652 resp. 1655. Dochter Anna Emerentia van de Poll in 1712. In het Kwartier van Nijmegen zijn de nakomelingen van riddermatige van de/den Poll's ambtelijk actief als drost, rentmeester, tolheffer, schout/rigter/rechter en als leenman.
Oldste register Gelre
Het oudste leenboek van de Leenkamer van Gelre en Zutphen, “Oldste register” cartularium van de hertog van Gelre 1107-1415, 1 deel, is digitaal beschikbaar op internet onder no 102 Archief Leenkamer. Het betreft 276 blz. akten digitaal, afschrift vijftiende eeuw. Ingen Lyllaer en opgen Ouwen opgen Dielgart komen hier in voor met heurders resp. Wilhem van Vlodrop en Johann Schellart van Obbendorf, drosten van Ambt Montfort. De ‘bour’ die het werk deed, wordt niet genoemd.
Als nevenopbrengst van de zoektocht naar van Poll's in deze leenboeken is onder 002-102 Oldste Register enkele opmerkelijke ‘lenen of notities’ gevonden:
1. Wijnalt van Balve vernijt de leen op de Gruijt Erkelenz anno 1331. De stad Erkelenz was in deadministratie van Ambt Montfort opgenomen.(0002-102-0041.jpg). De stad Erkelenz had een eigen drost en rentmeester maar die vielen als Gelderse enclave in Gulik onder de supervisie van Ambt Montfort.
2. Na een verklaring over Elmpterwald volgt een verklaring uit 1415 over de grens van Udelenberge/Sint Odilienberg en Montfort is opgenomen in het bos Rijnclair/Rinkelaer (op het Suweeltje) is opgenomen door de drossaard van Ambt Montfort Derick Wamboys van Elmpt en een aantal getuigen: Rutger van Ame/Annz, Gerard Breydelen, Gerrit van Gangelt, Han van den Broeken, Goswijn van de IJzert en Gerart opt Oert/van Oell. (0002-102-248.jpg).
Foto akte grens in het bos Rinkelaer in 1415 van Monfort en Udelenberge. (nog plaatsen)
3. Konde dat dit leen van Uddelenberg tgf zijn sargt en hebben in dat 15 gulden gehaiten tot Rynclair (in het bos van Suweeltje) gelegen tussen Monfort en Udelenberg, blz. 0041.jpg.
Conclusies: De notitie over dit leen is van voor 1415 omdat het ‘Oldste register” loopt van 1107 tot 1415. Op de grens van Montfort en Odiliënberg lag alleen maar Cleyn Ouwen of beter gezegd ging dwars door de stal van het leen. De hoff Munnichsbosch ligt geheel in Odilienberg/Reutje.
4. Er is geen ingen Lylaer of nader genoemd ingen Ouwen in dit bestand terwijl dit leengoed toen al bestond als het grote en oude leen ingen aue bijv in 1350 onder drost Jacob van Myrlar van Ambt Montfort. Wel wordt het leen Vrymersum (van de ridderfamilie van Vrymersum) genoemd van meer dan 30 tib/lib (oudere goudgulden) s’jaars in 1347. (foto 0055.jpg). Verder zijn vele akten van andere Kwartieren van Gelre gevonden.
Nog oudere lenen
Uit de nog oudere archieven van het klooster in Berghe/Uddelenberg/Sint Odilienberg van 960-1300 weten we dat het klooster 65 hoeven en 383 horigen had in Midden Limburg zoals de Hof Aerwinkel en naar ik aanneem ook leengoederen in Montfort, Linne, Echt, Berg, Vlodrop/Posterholt, Swalmen, Beesel en Nieuwstad (Nyestad, het vroegere Elsene). Dit archief is nog niet bekeken omdat ik ervan uit ga dat de teksten in het Latijn zijn opgesteld.
Na conflicten en een ruil met de heer van Heinsberg over zijn rechten in en nabij Ambt Montfort, onder andere in Linne, Berg en Melick en de tol bij Pol in de Maas, is een groot deel van de leengoederen overgedragen/vervallen aan de heer van de heerlijkheid Montfort/van Gelre rond of vóór 1300. Dat kon binnen de familie van de graven van Gelre-Gulick worden opgelost soms na een ‘vonnis van vrunden’ zoals later ook nog wel een voorkwam bij grenscorrecties. De goederen rond Wassenberg kwamen in deze ruil in Heinsbergse/Gulik’se handen.
Melick/Herkenbosch en Merum/Ool bleven onder de heer van Heinsberg, het latere Gulik. De leengoederen rond Montfort zijn dus van kerkelijk goed van het klooster van Berghe overgegaan naar Hendrik van Gelre heer van de heerlijkheid Montfort. De heerlijkheid wordt later het Ambt Montfort in het Overkwartier van Gelre en de heer Graaf wordt later de Hertog van Gelre.
Algemene conclusies uit de leenboeken Overkwartier van Gelre
1. Opvallend is dat tot 1550 vele leengoederen in handen zijn van een beperkt aantal heurders. Adelijke lieden zoals ridders, die een baan hebben nadat ze hun allodiale goederen hadden overgedragen aan de Hertog of een leen hadden gekocht, resp. de drost, de rentmeester en andere ambtenaren hadden soms wel 3 tot 5 leengoederen verzameld bijv. van Beesel, Linne, Echt en Roosteren. Boeren deden ze niet zelf en het is de vraag of ze dat vak beheersen en het werk zelf willen doen want ze hadden ook nog een baan. Ze huurden boerenfamilies in om het bedrijf te runnen.
2. Het aantal leengoederen neemt na 1500 toe omdat grote en zeer grote leengoederen worden opgesplitst in kleinere leengoederen (cluppellene) met of zonder extra boerderijen en of complexen van akkerland of weidegrond, die los verpacht worden.
2. De boeren op de leengoederen worden niet geregistreerd omdat dat blijkbaar een zaak van heurder en de boer onderling was. Alleen als de boer zelf ook heurder is, veelal met medegedingen, dan wordt de naam van de boer, die de ‘eedt’ aflegt, genoteerd als hulder. Als je geluk hebt, noteert men ook de familienaam in plaats van alleen de alias.
3. Zoals we nog zullen zien duiken in Jaarrekeningen Ambt Montfort namen, vaak voornamen, van boeren zonder achternaam of soms met alias op, die terloops worden genoemd omdat er moest worden betaald of hand- en spandiensten diensten worden verricht of als er producten worden geleverd of transportn worden verricht zoals bij turf, brandhout, timmerhout, planken, wede, hooi en stro, veevoer en groenten en fruit..
4. De concurrentie van heurders van adelijke herkomst zoals ridders en drosten, rentmeester en ambtenaren versus stedelijke burgers en boerenfamilies als heurder, neemt toe vanaf 1500 als er cluppellenen ontstaan. Tevens worden en er meer ‘clagten’ ingediend bij de leenkamer of bij de Schepenbank over de procedure en is er twijfel over eerlijke toewijzing van leengoederen. Boeren worden mondiger en gaan in verweer. Het probleem was dat de drost, de rentmeester, de stadhouder en andere ambtenaren zoals de schout/rechter zelf of ambtenaren van Gelre in Roermond ook belang hadden bij de toewijzing van lenen en concurreerden met de boerenfamilies in de toewijzing. Zij zaten dicht bij het vuur en zagen elkaar op het kasteel en hadden dus inside informatie en’ relevante vriendjes’. Zie als voorbeeld de ‘clagten’ van de Schepenbank Montfort.
Kasteel Montfort, de zuidelijke flank van Gelre
Het kasteel was een fort en een bestuurlijk centrum in ontwikkeling, Aan het kasteel werd eeuwenlang verbouwd , gerenoveerd en uitgebreid zoals we in de jaarrekeningen van Ambt Montfort kunnen lezen. Beide functies van het kasteel groeien tot 1543 verder uit. De enclaves Stad Erkelenz en het stadje Nijestad/Nieuwstad behoren tot Ambt Montfort.
Gelre behoort als hertogdom bij het Heilige Roomsche Rijk. De strijd tussen het HRR en Frankrijk zou duizend jaar duren. Gelre behoorde met Vlaanderen en Brabant tot de sterkste en rijkste regio's en die waren lid van de Hanze. Bourgondie in opkomst was een wig tussen Frankrijk en het HRR waar de hertog van Bourgondie lange tijd van profiteerde. Het was een leen van de Franse koning maar tevens met een aantal gebieden in het huidige Frankrijk zoals Elzas en Lotharingen en de Comté en de Nederlanden een deel van het HRR. De druk vanuit Frankrijk en later vanuit Brabant met Luxemburg en Bourgondië zou eeuwen duren.
De uitbouw van de groeiende macht van Gelre geschiedt vanaf 1100 in het kernland van de graaf van Gelre, het latere Overkwartier van Gelre. In het zuidelijkste gedeelte van het rijk wordt te Montfort een machtig kasteel gebouwd met de daarbij behorende voorzieningen waar nog vele malen aan wordt kasteel Montfort verbouwd. Fedor Coenen heeft de uitbreidingen van het kasteel en van de derde kasteelpoort met visserijen en de verbeteringen aan de kasteelboerderijen nabij het dorp Montfort beschreven. Niet alle voorzieningen zijn geconcentreerd bij het kasteel zoals een paardenfokkerij met africhting opgen Aue/opgen Ouwen, en later een stoeterij voor paarden te Beesel. Onder leengoed 27 beschrijft Wolters van de Ammenie, den hof die Groote Hoeve te Beesel tot Montfortschen leenrechten, beheltelich die heerlicheyt van den peerdenstoet ende wiltbanen die mynen genedigen heeren toebehoren zal (blz. 78 Ammenie in het jaar 1619).
Bij de bouw van het kasteel Montfort rond 1260-1280 is een mogelijk fundering gebruikt van een ouder bouwwerk. Het is niet duidelijk of dit een versterking was of een boerderij. De plaats van het kasteel/boerderij nabij Miemelaer/Milmelaer aan de rand van het terras bij viswater, akkergrond en weideland is een natuurlijke plek van vestiging evenals het latere kerkplein en de Diekestraat en de Beck in Montfort met korte uitlopers naar Zandstraat en het Vaere. Ik ga ervan uit dat er al voorheen enkele boerderijen en huizen op de terrasrand voorkwamen ondanks het feit dat we niet zeker weten of deze vlek van huizen voorheen Suletheim heette of dat het gehucht Suletheim nabij Montfort langs de Aaj Stroat van de kaart is verdwenen.
Voor de bouw van het kasteel kenden we als versterking in de regio alleen de motte Bolleberg opden Dielgart, resp de motte in Posterholt en nabij Waldfeucht rond het jaar 1000, een versterkte toren op een verhoging met een gracht er omheen met een loopbrug, en een versterkte voorhof als boerderij, omgeven door moerassen, vermoedelijk de voorloper van de latere leengoederen Groot en Cleyn Dielgart. Zie het informatieve boekwerk van Jan Otten, Treed binnen in het land van de Bolleberg, 2012.
Omdat werkzaamheden en investeringen in het kasteel samenhangen met de voorzieningen in de vorm van ondersteunende lenen resp. pachtboerderijen en andere boerderijen, die het dagelijks personeel van 20 en later na uitbreiding van de functie van het kasteel 30 dienaren grotendeels voedde, zal een uitbreiding van het kasteel ook extra bouwwerkzaamheden aan de bij het kasteel horende pachtboerderijen hebben gevergd. In de perioden van verbouwing werd van ver weg en van nabij voor de bouw geschoold en los personeel aangesteld en ter plaatse gevoed. In de jaarrekeningen worden de meester vakman (bijv. meester timmerman, metselaar, steenkapper, glazenier en plekker) met knecht genoemd. De inwoners van het Ambt die ook verplicht diensten moesten leveren, worden niet met naam genoemd. We moeten denken aan de inzet van 30-80 personen vaklui en ondersteuners gedurende een aantal maanden. In vredestijd waren er ongeveer 30 dienaren, bewakers en poorters, en in oorlogstijd 80 tot 200 militairen op en nabij het kasteel en op boerderijen in de buurt. Uit de bouwrekeningen en uit de jaarrekeningen van de rentmeester en de schrijver/kapelaan blijken soms details beschreven te zijn over de organisatie van de bouw.
De belangrijkste bouwperioden van het kasteel en mogelijk daarmee samenhangende leengoederen en de latere pachtboerderijen zijn:
1270-1280 Bouw kernkasteel met put, grachten en poorten, bouw van de hof s’Gravenhof in Sint Joost en de Kloosterhof.
1342-1344 Uitbreiding woonkasteel en versterkingen, bouw of verbouwing hof de Byght met poort en stallingen en boomgaart/fruittuin met groentetuin als voorloper van de Voorhof. Vermoedelijk is toen ook de Kloosterhof, een Caulitenklooster in Sint Joost gebouwd waar later een klein dorp bij ontstond.
1397-1400 Aanpassingen en verbouwing van het kasteel na de inval en verwoestingen in de regio bij de inval van de Brabanders en de Walen zoals Rabolt van Brempt vermeldt in de Jaarrekenineg 1397-1400 als voorbode van de ambitie van Bourgondie om de Oostelijke gewesten Gelre, Luik en Gulik in te pikken.
1412-1413 Grote zaal uitbreiding en bouw derde poort kasteel in de Waterstraat Montfort en andere werkzaamheden aan poorten, voorhof de Byght en andere gebouwen in 1415.
1477-1538 Regelmatig herstelwerkzaamheden aan het Huys Montfort als renovatie van de grote zaal, muren en poorten en als gevolg van aanhoudende oorlogshandelingen.
1530-1538 Vestigingswerken versterkt kasteel verbouwd o.l.v. generaal Maarten van Rossum, dat er spectaculair uitzag als ridderburcht maar nooit op de proef is gesteld als vesting omdat de oorlogvoering veranderde toen het kasteel op volle sterkte was gebracht. De tijd van ridders was voorbij. De tijd van kanonnen, geweren en huurlegers veelal uit het buitenland of uit het HRR, was aangebroken. Aan het kasteel wordt nog flink gebouwd en verbouwd o.a. aan de grote zaal en aan de boerderij. Ongeveer rond 1550 is er een nieuwbouw van de pachthof de Voorhof, die de afgelopen eeuw veel te leiden heeft gehad.
1550-1777 Het kasteel als ambtswoning van de drost en de rentmeester met een aantal verbouwingen en renovaties, en de aanleg van een siertuin en hovenierswoning bij het woonkasteel van de drost. De hovenierswoning is na veel verbouwingen uiteindelijk boerderij ‘t Huuske geworden.
1781 Start sloopwerkzaamheden aan kasteel en verkoop hardsteen, blokken kalksteen en bakstenen resp. poorten en ramen en deuren, en andere bouwmaterialen. Men zag het kasteel niet als cultureel erfgoed of als waardevol monument. De opbrengst van de verkoop ging naar de Prins van Oranje, die mogelijk nog een bijdrage kan leveren voor de huidige restauratie omdat er door Oranje of de Nederlandse staat nooit geld is gestoken in het behoud van het bijzondere kasteel.
1970-2020 Consolidatie van de kasteelruine. Uitgraven kasteelruine en opstellen renovatieplannen en subsidieplan. Herstel kelders kasteel en torens met herinrichting van het tuinencomplex en voorzieningen voor toeristen/bezoekers en de aanleg van fietsroutes. (Stichting kasteel Montfort met ondersteuning Roerdalen en Echt Susteren en de Provincie Limburg).
Boerderijen Ambt Montfort/Huys Montfort
Bij het kasteel Montfort hoort een aantal boerderijen voor de directe voedselvoorziening, die zijn gebouwd tussen 1260 als s’Gravenhof/s’Grévenhof en in 1340 hof de Byght of Huysbongaerdhof ook genoemd Bongaerdhof als voorburg van het kasteel Huys Montfort. Opgen Ouwen en opgen Dielgart speelden een rol bij de voedselvoorziening en bij ingen aue/ouwen was er tevens de paardenfokkerij met het africhten der paarden. Verder waren er al vanaf 1300 een aantal kleinere boerderijen in het dorp maar daarover is in de archieven weinig over terug te vinden tenzij we de schatheffingen in de Jaarrekeningen van het Ambt Montfor als indicatie van de bedrijfsvoering zien.
Bij kasteel Montfort betreft dit de boerderij met kalksteen/mergel woonhuis en stallingen en bijgebouwen en boomgaard/wijngaard met een grote groententuin, de Byght genaamd naar het mergelstenen woonhuis, op de plaats van de later vernieuwde boerderij Voorhof uit de periode 1590-1620, en de verderop gestichte boerderij s’Gravenhof of Schrevenhof genoemd uit 1270, die rond 1670 eveneens geheel vernieuwd is. De s’Gravenhof ligt nabij het s’Gravenhofsbroek nabij het stuw of stijl in de Vlootbeek waar een insnijding door het middenterras van de Maas was gegraven, en ook een watermolen is gebouwd. Beide boerderijen worden niet bij de leengoederen genoemd maar hoorden direct bij het kasteel. De pachtboerderijen werden in halfepacht uitgegeven. Vermoedelijk houdt de bouw van de pachtboerderij de Byght samen met de investeringen in het kasteel Montfort rond de jaren 1342-1344, die de hertog van Gelre als plaatselijk heerser aanzien gaven in zijn politieke ambities als bemiddelaar tussen Engeland en Frankrijk.
De oude leengoederen zoals Munnichshof en de hof Dielgaerde, Daswijlerhof ingen Raetgen, de Waert, Aerwinkel, Opgen Ouwen, Ingen Lyllaert en Ingen Struijken, en Vurenhof/Weijershof vielen onder de leenbank van het Ambt Montfort en de Munnichshof en Diergaarderhof, behoorden nadien na schenkingen tot het bezit van de kanunniken of zusters van Roermond.
De hof Ingen Ouwen behoorde rond 1350 nog toe aan de heer van Montfort als het leengoed wordt genoemd te Echt. Ingen aue/ouwen betekent bij de aue of lage water/moeras, in het latere Putbroek (Broek met put) als visvijver sinds 1343 behorende bij de faciliteiten van kasteel Montfort).
De naam Ingen Ouwen hangt samen met de vroegere naam voor het bos in Echt, Engenhouen in Putbroek dat in maart 1251 door Hendrik, heer van Heinsberg, en Agnes vrouwe van Heinsberg, bevrijd wordt van lasten voor de abdis en convent van de Munsterabdij te Roermond, op het bos Engenhouen nabij Suiltheim/Sulitheim (Sulitheim oude naam van de vlek of gehucht Montfort bij Suweeltje/Zweeltje, Montfort, Uddelenberg, Raetgen). In of nabij dit bos wordt later de oude Hof of leengoed Ingen Ouwen gebouwd als Curtis in Raetken of leengoed Ingen Ouwen te Echt. Een curtis is een hoofdhoeve die tot herendienst (ridderschap) verplicht was. Vandaar dat ridders tevens drost lange tijd de heurder waren. (bijv. ridders en drosten van Myrlar, van Vlodrop, Schellart van Obbendorf).
In de akte in het Latijn wordt naast Heinricus, dominus de Heinsberg en nostra Agnete, domina de Heinsberg, conventum sancte Marie Cystercienis liberas demisimus, in Ruremunde genoemd, Engenhouen, sita propre Suiltheim, quam dictus conventus a Gerardo filio Rumbli, Hermanno dicto Bolle et Godfrido comaravit, die verderop in de akte Godefridus de Wlake wordt genoemd. Ik neem aan dat Gerard, Herman en Godfried als ridders of dienaar de betrokken partijen vertegenwoordigen. We weten uit andere bronnen dat de Heer Graaf van Gelre later via vererving uit het huis van Merum de rol van de Heer van Heinsberg overnam als wereldlijk heer in delen van Midden Limburg zoals de Heerlijkheid Montfort/ het Ambt Montfort.
De akte wordt beschreven door Sloet en Sivré onder akten van archief Munsterabdij en is opgenomen in het Oorkondenboek van Gelre en Zutphen 1148-1326 deel 3 Roermond nr 1251.03.31.
In een regest van Loe Giesen 2627, 1483 maart 31, lezen we dat Herman van Randelrade de Kitzermolen overgeeft aan Jencken van der Kitsmoele voor 11 malder rogge Heinsberger maat ‘s jaars. Limburgs jaarboek VI pagina 204. Blijkbaar is er een molen in Montfort bij de stuw in de Vlootbeek. Mogelijk wordt een molen in de Kitzbach bedoeld in Gulik. De achternaam van Jencken is verder onbekend.
In oktober 1488 droeg Willem van Vlodrop ambtman/drost in twee akten samen een halve hof Ingen Ouwen voor de stadhouder der lenen en de leenmannen over aan het klooster van het H. Hart te Sint Odiliënberg. Als heurder van opgen Ouwen treden familieleden van Vlodrop en hun schoonzonen op die drost (Schellart van Obbendorf) of schout waren op het kasteel Montfort. Ook deze heurders hadden een pachter die we nog niet kennen. Op 6-12-1528 wordt Frans Pollart beleend met de hof Opgen Ouwen te St Odilienberg ten behoeve van de Minderbroeders te Roermond en de kanunniken van het Heilig Graf te Sint Odiliënberg. In 1550 en 1556 wordt Mathijs Bartscherer, ambtenaar/jurist uit Roermond als heurder van de hof Ingen Ouwen genoemd bij het afleggen van de leeneed voor klooster Sint Petersberg in Sint Odilienberg. De boer die de boerderij runde is nog niet bekend. Rond 1610 zou het leengoed of een deel ervan weer in handen van Arnold Pollart voor hem en de erfgenamen van Wynant van Poll, zijn gekomen nadat Winand van Pol heurder was van 1578 tot 1595 en Winand 2 van Poll tot 1612. Het waren jaren van oorlog, brandschatting, en vernieling en plundering van boerderijen met verarming van de bevolking. Arnold Pollart was beleend was in 1544 en nogmaals in 1569 beleend met Groot Ouwen. Enkele van Pol’s bleven als boer of als knecht op Gen Ouwen zoals anderee bronnen aangeven.
Wolters van de Ammenie van Montfort beschrijft de leenen/leengoedern in het Ambt Montfort in 1619 en hij noemt onder 19 Den hof den Aerwinkel te Echt 16 bunders, en onder no 34 den Hof Ingen Ouwen onder Berghe, onder 35 het goed Ingen Raetgen genoemd Daswijler en onder 38 het goed Opgen Lyllaer te Linne. Onder 45 wordt genoemd den hof Dielgaerde to Echt.
De twee boerderijen van het Rozendael, genaamd Koningshof en Herenhof, met de woning voor een boswachter zijn als ontginningsboerderijen (pachtboerderijen) gesticht vanuit het kasteel Montfort rond 1650 door rentmeester Gerard Lindgens bijna honderd jaar nadat het kasteel aan het moeras haar defensieve taak had verloren. Daarnaast waren er in het dorp Montfort nog een aantal boerderijen in de Zandtj, het Vaere, de Beck, de Dijk, de Kerkstroat en aan het Water mogelijk van kleinere omvang en een aantal woonhuizen. Boerderij Ingen Douves/Gendouves lag nabij het Paardenbroek/Eerselen en een boerderij Ingen Hoek/Genoek is bekend aan het Water.
Mededelingen Fedor Coenen en de Schepenbank
Van Fedor Coenen verkreeg ik een overzicht van van Pol/Poll’s die hij had gevonden bij het bestuderen van het Schepenboek Montfort. Dit overzicht verstrekte hij tevens aan Antoon van Pol in Berg resp. aan Wim Bongers in Roermond en aan Lambert van Pol in Montfort.
Via het Schepenboek weten we enigszins wat er in de gemeente gebeurde en wie met leengoederen te maken had, wie schepen was en welke inwoners schade leden van rondtrekkende legers en loslopende militairen. Via de Schepenbank/gemeente kon de oorlogsschade of een deel daarvan veelal met grote vertraging worden gedeclareerd.
Wilhem van Poll uit ongeveer 1552 was pachter van de Voorhof (en nadien op Groot Ouwen) evenals enkele nakomelingen zoals zijn zoon Henricus van Pol (met echtgenote Anna Vogels) uit 1595, die van Poll alias Bongers, kinderen van Willem van Poll, worden genoemd en Theodorus van Pol vicillus op den Voorhof/op de Bight rond 1621, alias Bongers gehuwd met Aemilia NN/Cremers? (en nog later Aegidius van Pol met Trineken Mans, dochter van Willem Mans en Beel van Straelen, pachters rond 1633, en Gied/Giel en Trineken rond het jaar 1675 en later als Aegidius burgemeester van Montfort is.
Wynand van Pol is in 1581 heurder van Ingen Ouwen/Cleijn Ouwen en na zijn dood wordt zoon Winand de opvolger van zijn vader Winand als heurder onder oorlogsomstandigheden. In 1592 wordt in een akte over Ingen Ouwen Wynands van Pols zoon genoemd in verband met het te verheffen leengoed Ingen Ouwen door Winandsu2 van Poll. Rond 1590 wordt Winkens kempken van Winand van Poll genoemd met de naam van Cleyn Ouwen. Rond 1613 heurt Arnold Pollarts (beide delen van leengoed) opgen Ouwen en worden de familieleden/erfgenamen van Poll medegedelingen genoemd in de leenakte van Ingen Ouwen.
In 1611 is er een rechtzaak tussen Wyncken (2) van den Poll en Jacob Raetzen (een oudere Jacob) over onroerend goed (in de familie van Pol met Maria van Poll en haar latere echtgenote Jacob Raetzen).
In 1611 is er een proces tussen Peter van Poll (ingen Lylaer) en Gerard Spee (drosten/ambtenarenfamilie van Goetsen Spede van Langeveld uit Ambt Kriekenbeek) over onroerend goed (vermoedelijk grond in Linne in de Weerd, in het Craeveld of de Rulaert in het Linnerveld waar beide partijen belangen hadden).
Derick van Pol: heurder in 1617 resp. 1627 en 1629 Opgen Lyllaer tegenover de Pös in het Linnerveld en een andere Derick/Durick/Theodorus van Poll is halfman Op Clein Ouwen, een boerderij van leengoed Ingen Ouwen in 1634, en
Theodorus van Poll was vermoedelijk vanaf 1613 of 1619 tot 1625 pachter Huize de Byght met boerderijgebouwen en van de latere nieuwbouw van de boerderij Bongaertshof/Voorhof bij het kasteel in 1621. Theodorus wordt alias Opten Graef vicillus/halfe pachter op ten Voorhof genoemd en hij is tevens schepen van Montfort. Hij was gehuwd met Camillia NN en hij is een zoon van Wilhelmus van Pol, de broer van Winandus van Poll. Op de Voorhof wordt hij opgevolgd door Theodorus Vogels alias van Cruchten, die later huwt met Isabella /Beel van Stralen, die na de dood van Vogels voor de tweede keer huwt en wel met Willem Mans. Hun dochter is Trincken/Catharina Mans.
In het pestjaar 1634 wordt op 7 december het overlijden gemeld van de schepen Rutger van Pol evenals het overlijden van Anna Vogels op 19 september, echtgenote van Henri van Pol, zoon van Wilhem, halfer op Bongaertshof, en van Joanna van Pol, dochter van Diederic van Pol, halfman op Clein Ouwen. Er overlijden in de periode van de pest nog een aantal van Pol/Poll’s maar de administratie ontbreekt gedeeltelijk zodat we ook niet weten wie er precies geboren is in deze periode. Fedor Coenen noemt uit het overlijdensregister nog het heengaan van Johannes van Pol en dochter op 20 september 1634 en het overlijden van de kinderen van Wilhem van Pol ergens na 6 oktober 1634, de dag waarop Cristiaan van Pol, zoon van Theodoor van Pol, overlijdt.
Rutger van Poll is onbekend en hij komt niet voor in de klappers van het Doopboek of Trouwboek of Begraafboek van de parochie Montfort. Als schepen moet je aan een aantal eisen voldoen onder andere grondeigenaar zijn in de gemeente resp. behorend tot de ontwikkelde boeren/burgers en je moet kunnen lezen en schrijven. Rutger van Poll is een raadsel tot we ontdekken dat hij Rutger een van Ophoven kan zijn, de vader van Wilhelmus van Ophoven gehuwd met Wilhelma van Poll op leengoed ingen Weijen (Posterholt), en daarom Willem onder de Wijen (van Ophoven op Wijershof) genoemd door pastoor van Montfort. Rutger van Ophoven was ook schepen van Montfort geweest.
Alternatieve hypothese: Omdat Winandus2 van Poll’s overlijden ontbreekt In het DTB –boek van Montfort, kan het zijn dat Rutger van Poll in werkelijkheid Winand van Poll is, die ook schepen was. of dat een van de overleden Theodorus’sen van Poll in die rommelige periode zonder een complete administratie van de pastoor van Montfort, Winand is.
Trammelant
Luchtfoto Cleyn Ouwen met de oude (door ruilverkaveling opgeheven) weg en greppel bij het leengoed op de grens van Odilienberg/Berg en Montfort aan de Eikelenbosch en de Munnichsbos .
In het artikel: Trammelant om een doorgangsweg door het Munnichsbosch, van Peter Geuskens in Roerstreek 1993, wordt bij de problemen over het afsluiten van de weg van Hof ingen Raetgen naar hof Ingen Ouwen bij Munnichsbosch ( dit is Cleyn Ouwen) met een slagboom bij een rechtzaak gemeld dat getuige Dirck (Derik of Durik) van Poll, de voorknecht van de Auenhoff/Genouwenhof, die daar 57 of 58 jaar heeft gewoond, op 4 januari 1704 verklaart, dat hij van de halfman had gehoord en zelf had gezien dat, zonder permissie van het Munsterklooster niemand door het Munningsbosch mocht ‘varen’ zoals voorheen gold. De inwoners van Berg betwisten dat zij geen vrije doorgang hebben. Het kwam in die tijd vaak voor dat een weg naar een leengoed werd afgesloten met een slagboom en dat er beperkt doorgaand verkeer was/ werd toegestaan. Een leengoed eindigde vaak in een broek of moeras of bos of grensde aan een buurleengoed. De gemeyntegronden van de Schepenbank lagen altijd elders en voor leengoederen gold ander Gelders Recht dan onder de Gelderse leenbank.
Alleen in opdracht van de abdis werd de slagboom (tussen Munnichsbosch en Winckens Kempken/Cleyn Ouwen nabij de scheidingsgreppel) geopend en mocht men in Den Deelgaard een vracht turf halen bij het leengoed Den Deelgaard van de paters Jesuieten, die inmiddels eigenaar zijn. Karrendiensten van pachters van de kloosters in Roermond ten nutte van het klooster bestonden onder andere uit turfvrachten en hout ophalen opten Deelgaard.
Het geschil was in het verleden al in 1527 tot een bemiddeling gekomen tussen Jacoba van Erp, abdis van het Munsterklooster in Roermond, versus de kanunniken van Roermond die eigenaar waren van Ingen Ouwen. Ook de dorpelingen hadden last van de slagboom. Alleen de eigenaar en pachter van ingen Ouwen kregen echter doorgang in de bemiddeling: vrundt aen beidden sijdden. Als bemiddelaar treden op Bado van den Grave, kanunnik, pastoor van Montfort en notaris, Paul van Megeren, kanunnik en Willem van Mewen, procurator van de orde, Dirk van Pollart, rentmeester van het Ambt Montfort, en Goossen van Dulcke, rentmeester van de stad Roermond. De afspraken werden vastgelegd en de halfer van Ingen Ouwen en zijn knechten mochten gebruik maken van de weg. Er werd een hammeij of valder geplaatst op de heiden, Butten die Landtweer, en bij de valbrug.
Deze Derick of Durik/Durk van Poll moet een nazaat van heurder Winandus van Poll, en heurder/pachter Joannes van Poll en zijn zoon Joannes van Poll zijn op Ingen Ouwen. Blijkbaar was de greep op het leengoed als medegedelingen van heurder tot halfepacht, inmiddels voor de generatie van Derick van Pol een betrekking als voorknecht van ingen Ouwen geworden. Een geboorte van een Derick van Poll is in de klappers van DTB-boeken van de parochie Montfort en Sint Odiliënberg niet gevonden tussen 1620 en 1640. Op 21-02-1632 is geboren Theodorus van Pol, die huwde met Catharina NN, zoon van Henricus Wilhelmi van Poll (alias Bongers/Bongaerts) en Anna Vogels uit Gulik. Wilhem van Poll was pachter op de Voorhof geweest en later pachter op Gen Ouwen Groot Ouwen en hij woonde op late leeftijd op den Dielgart. In het begraafboek van Montfort vinden we een Henricus van Pol, met als bijzondere gegevens NN, op 18-11-1704. Mogelijk is Henricus dezelfde als Derick van Poll, de opperknecht?.
Derick van Poll een zoon van Joannes van Poll en Margaritha Maxis, die huwen in 1632 of van Petrus van Poll en Margaritha Joachims. Derick is in 1704 ongeveer 75 jaar en hij woonde 57 jaar als knecht op ingen Ouwen, waar hij dan op 17-18 jarige leeftijd is begonnen als knecht?. Een Dirck van Poll, is niet te vinden in de genealogie Bongers of het DTB-boek van Montfort bij dopen 1600-1640 in Montfort, tenzij hij geboren is in de tijdspanne september 1634 t/m 1637, toen de DTB-administratie in Montfort stil viel bij het overlijden van de pastoor aan de pest.
Hoofdstuk 7.2.2 Leengoederen, pachthoven en eigen boerderijen in de regio Montfort
Boerderij van Bert/Lambert van Pol in de Vinkesteeg in Montfort van rond 1920
Nadere informatie over de leengoederen, pachthoven en boerderijen in de regio Montfort.
- Genoudenhof, Genouwenhof het ‘nieuwe’ Ingen Ouwen dat op 500 meter van het oude Ingen Ouwen is gebouwd in de gemeente Montfort. In een akte van 1776 lezen we bij het huwelijk van Petrus Petit met jvr. Maria Alegunda de Pollart, die o.a. de tweede (de nieuwe) hof Op Genouwen inbrengt in het huwelijk, dat de hof 26 bunder is met woonhuis, stallingen, schuur, moestuinen, boomgaard, weide, akkerland, plantagien en houtgewas, het merendeel van de grond aan elkaar vast.
Het oude leengoed Opgen Ouwen grensde met een greppel aan het leengoed Munnichsbos en bij deze grens lag tegen Wynckens kempken. De plek wordt later Kemperkes genoemd en mogelijk stond daar rond 1550 al een boerderij met kamp van Winand van Poll, die later heurder van Ingen Ouwen werd. In de tekst over de rechten op weidegang van de koeien en de varkens van de gemeijnte Montfort op het leengoed Opgen Ouwen verwijzen we naar de specifiek teksten uit het Archief familie Magnée van Horn over het leengoed opgen Ouwen. Wyncken kamp blijkt de kamp van Wyncken/Winand van Poll te zijn bij de Kemperkes en de Eikelkes. De huidige weg aan de rand van het bos bestond toen niet in tegenstelling tot de oude veldweg als verlengde van de Aaj Stroat dwars door de huidige percelen richting Munnichshof, zoals satelietopnames laten zien met een ‘vuile vlek’ aan de zuidoost kant van de weg waar mogelijk de boerderij stond (in Montfort) met iets verder over de greppel de stal (in Berg).
Foto lokatie Cleyn Ouwen Montfort/Berg luchtfoto met lokatie boerderij en stal en de oude zandweg diagonaal dwars door het kempken van Winand van Poll, luchtfoto internet.
Foto lokatie Groot Ouwen Echt/Putbroek foto Bert Heijnen
Lokatie nieuw Opgen Ouwen Montfort, Foto Henk Kusters 2021.
- Munnichshof, hof gelegen aan de verbindingsweg van Sint Odilienberg/Reutje vlak bij hof Ingen Raetgen en volgens sommige bronnen identiek, naar Putbroek langs leengoed Ingen Ouwen naar leengoed opgen Dielgaard. Nabij Munnichshof ligt ook de boerderij Raetkenshof of ingen Raetken, het vroegere jagersleen van Ambt Montfort,
- Hof de Waard/Wardt, hof gelegen aan de Waarderhof op de weg van Montfort naar Sint Odiliënberg. De hof is een aantal keren gerenoveerd en of vernieuwd sinds 1500.
- Leengoed Ingen Lilaer/Lyllaert in het Linnerveld nabij de oude Montforterweg. Mogelijk is de hof Ingen Struyken in het Linnerveld een synoniem voor Ingen Lyllaert, of het is een boerderij behorende bij de Lyllaertshof zoals het cluppelleen de Rulaert/Roelaart, een boerderij met schuur zonder woonhuis.
- Leengoed Hobert of Hof Hobert of op Hobert ten Zuid-Oosten van het huidige Hobert aan de Hobertsweg richting Sint Odliënberg van de heer van Merum, afgebroken rond 1500. In de nabijheid zijn leemkuilen en rode verbrande grond van veldovens voor bakstenen en of pannen gevonden.
- Pachtboerderij de Byght/ de Voorhof/Bongardtshof/ hof opten Gtaeff bij het kasteel Montfort als boerderij ten nutte van het kasteel.
- Leengoed of Pachtboerderij s'Grevenhof/ des Gravenhof als tweede boerderij en oudste behorende bij kasteel Montfort nabij de Vlootbeek en het venengebied nabij Reigelsbroek te Sint Joost.
- Pachtboerderij Hof Gedouves/ ingen Douves/het Duijfhuis nabij Paardenbroek Montfort.
- Boerderij Ingen Hoek, nabij de Vlootbeek aan 't Water/Aan de Kerk. met in gen Hoyk kan ook Lylaer worden bedoeld zoals bij de akte grens Montfort en Linne van Kehr van Vroenhoven 1590.
- Leengoed Annendaal met kasteel en boerderij van de familie Hendrik van den Berg en zus Anna etc. in het Esbroek in Putbroek op de grens met Posterholt. Het indrukwekkende landhuis is gesloopt maar de boerderij bestaat nog.
- Leengoed Onder de Wijen/Wijershof in Posterholt, die tegenwoordig Vurenhof heet.
- Leengoed de Aerwinkel in Reutje/Posterholt , bestaande uit een grote boerderij met landerijen. Later is nabij deze boerderij door Pierre Cuypers een landhuis gebouwd voor de familie Geradts.
- Leengoed Opgen Dielgaert in het huidige Diergaarde/Putbroek in de gemeente Echt. Het artikel over dit leengoed van de heer L.Theelen staat in het tijdschrift Echter Landtj deel 10 van de Heemkundevereniging Echt. Enige informatie is opgenomen in dit geschrift mede omdat Wilhem van Poll als hij sterft rond 1620, Wilhem van Poll alias van Dielgard wordt genoemd, en later de familie Leyendeckers (tweede echtgenote van Peter van Poll op ingen Lyllaert) boert opgen Dielgart.
Voor een uitgebreider overzicht van de lenen in Ambt Montfort wordt verwezen naar het Overzicht leengoederen van de Ammenie de Montfort van de hand van historicus dr. A. Wolters. Er worden 50 lenen genoemd in het: Extrait du register de denombrement des fiefs (lenen) de Montfort en l'ánnee 1617, 3 blz.
Op internet lezen we bij www.janruiten.nl in het artikel Strodekker van Cruchten dat rond 1700 Corst van Neer verhuist naar de boerderij van Pollaert op Genouwen. De Hof en het huis lagen precies op de grens met Montfort en Sint Odilienberg. Dat zal Cleijn Ouwen zijn. De limiet tussen beide gemeenten liep dwars door de stal. Dit betekende voor de pachter dat de hoofdenschat moest worden betaald in Berg en de Beestenschat in Montfort. Corst werd door de schatheffer aangeslagen voor’ 3 koeien op onse sijde’. Enige jaren later in 1708 ligt de grond van drie tot vijf morgen onbeakkerd. Cleyn Ouwen ligt dan braak. De zoon van Corst van Neer was inmiddels gehuwd met Mechteld Cnops, de dochter van de andere pachter op Genouwen (Groot Ouwen).P.S. Bijna alle leengoederen krijgen een economische terugslag tussen 1700 en 1750. Enkle leengoederen worden nader gesplitst in cluppelenen met of zonder boerderij of grond wordt geabandoneerd, dwz uit het leenrecht gehaald en in losse percelen verkocht door de rentmeester.
Plattegrond Gemeente Montfort rond 1866
Plattegrond Montfort uit 1866 met de nieuwe pachtboerderij Ingen Ouwen te Montfort op 500 meter van het oude leengoed Ingen Ouwen, dat al rond 1350 bestond en dat gelegen was Zuid-Oostelijk in het “Engenhouwener bos” te Echt. (Akte klooster Roermond van 1280). Het oude leengoed is later gesplitst in 2 cluppelenen Cleyn Ouewen en Groot Ouwen. De restanten van enkele muren en fundering van Groot Ouwen zijn nog vlakbij in het afgerasterde zwijnenbosch van Stassen van de gemeente Echt aanwezig. Het leengoed lag op de grens van de gemeenten Sint Odilienberg en Montfort, die later enigszins is gewijzigd. Vlakbij ligt de gemeente Echt met Putbroek resp Posterholt en Sint Odilienberg. Van Cleyn Ouwen vinden we nog de schaduw op de plattegrond terug vande Eikelkes nabij de gerns van Montfort en Sint Odilieneberg.
Herenhof en Koningshof pachtboerderijen In het artikel ‘De ontginning van het Rozendaaal en Reigersbroek in 1650-1653 van Fedor Coenen in Roerstreek 2006, wordt aangegeven dat in 1653 door de laatste ‘Spaanse of Brusselse’ rentmeester Gerardt Lindtgens twee nieuwe ontginningsboerderijen in het Rozendaal worden gesticht na het uitgraven van de Vlootbeek/Koningsgracht door het Reigersbroek, en wel Herenhof met de eerste pachter Jan van Lierop/Lerop en Koningshof met als eerste pachter Peter Vogels.
Tevens kon men de turf van Reijgelsbroek/Reigersbroek verkopen omdat landontginning in Montfort bestuurlijk mogelijk werd nadat het kasteel van Montfort haar functie van burcht in het water, had verloren rond 1550. Zelfs de Boartmoar zou volgens plannen worden drooggelegd en ontgonnen maar dat duurde nog wel iets langer want na 100 jaar was dit niet gebeurd. De natte situatie rond het kasteel was grotendeels kunstmatig met de regeling van de inlaat van de Vlootbeek, de stuw met watermolen in de beek nabij s’Gravenhof en de verlanding van de Vlootbeek met her en der visvijvers. Het doorgraven van het terras van Sint Joost middels de Putbeek of HelderBeek is een ontginningsinitiatief van de Gemeente Echt voor Putbroek en de Peel, wat rond 1850 is gerealiseerd.
Petrus Vogels huwde op 05-04-1633 met Agnetia Raetzen in Montfort en hij is mogelijk deze nieuwe pachter. Alleen Catharina Vogels is in Montfort als kind gevonden maar mogelijk vielen de nieuwe boerderijen Rozendaal onder de parochie Beek/Linne?. Jan van Lierop/Lerop was op 25-10-1639 gehuwd met Sophia/Sijken Mans in Montfort. Er waren meerdere huwelijken en familieverbanden met Lierop en van Poll en Vogels en van Poll zoals Leonardus van Lierop die huwde met Maria van Pol op 26-01-1633. Omdat Maria van Pol na de geboorte van haar eerste kind sterft op 04-11-1633, is Leonardus van Lierop op 04-03-1634 voor de tweede keer gehuwd en nu met Elisabeth Winrijcx.
De kinderen Vogels zijn Anna Vogels die op 28-10-1621 huwde met Henricus van Pol, en Petrus Vogels die huwde met Anna van Pol op 03-06-1696. Het DTB-boek van Linne/Beek geeft mogelijk nadere duidelijkheid over kinderen en mogelijke familierelaties. Omdat het eerste DTB-boek van Linne/Beek is verdwenen, valt er helaas niks te controleren.
Leengoederen ontleend aan Klepper 1973
In de Klepper 1973 no 1 lezen we een samenvatting door drs. Peter Nissen over de leengoederen van het Ambt Montfort, die ik als kopie van Fedor Coenen heb ontvangen. De informatie is ontleend aan een register van de leenverheffingen in het Ambt Montfort tussen 1552 en 1642. Het register vormt het vervolg op de gelijksoortige index door de Gelderse leengriffiers Everhard en Johan van Reidt van 1578 tot 1626, uitgegeven door Mr. Baron Sloet en Dr. Van Veen te Arnhem in 1904. Het register is het eerste van de Leenhof van Gelre te Roermond.
Linne
Over het leengoed Breidenwech in Linne lezen we dat Gerrit Kremer en zijn voorgangers Cremers, in 1570 de hulder is en dat het heergewaad bij het afleggen van de eed over het leen in 1614 16 goldguldens bedraagt, als lic. Johan van Heergraeff als hulder optreedt ten behoeff van Catharina en Geertruidt Sleijchers.
Loe Giesen vermeldt in zijn kroniek dat op 14 oktober 1538 in Linne Heijn van den Lelair de leeneed vernieuwt van het leengoed genaamd Van gen Lelair in het Ambt Montfort gelegen in ehte kerspel van Lyn, ten Gelderse rechten en verheergewaden met als bron Sloet register op de leengoederen 1904, blz 77.
Het leengoed Lyllaershof in Linne tegen Montfort gelegen nabij Lyllaersbos/Linnerveld, was in 1553 in bezit overgegeven van hulder Heijn op gen Lyllaer, die den Slingenhoff en ende leengoed opgen Lyllaer met allen zijne rechten, ingulden, uitgulden ende alle andere toebehoor, aan Willem Helwegen. In 1556 en 1583 vernieuwde Willem Helwegen de eedt. In 1603 wordt het leengoed bij overlijden van de oude Willem Helwegen, verheven door Willem Helwegen jr, voor hem zelve en voor zijn twee zwagers Geert Stockmans ende Peter van Poll (gehuwd met dames Helwegen) mede vanwege hunne huysvrouwen: de medegedelingen.
Peter van Pol was dus gehuwd met NN (Margaretha) Helwegen. Hij moet in 1583 als zwager tussen 30-50 jaar oud zijn. Dan zou hij geboren zijn rond 1530-1550. Volgens van Pol Bongers is Peter van Poll van 1535. De naam Helwegen komt in de Schepenbank Montfort bij meerdere schatheffingen voor en ook in een proces van de schepen Helwegen tegen Willem van Poll.
In 1617 verheft Derick van Poll, een zoon van Peter van Poll, dit leengoed Lyllaershof voor hem ende sijne metgedelingen den eedt vernyeuwt bij overlijden van Willem van Helwegen. Omdat Derick het leengoed verheft moet hij minstens 35-40 jaar oud zijn in 1617. In 1627 verheft Derick van Pol opnieuw de eed op het leengoed. Als Derick van Pol in 1629 overlijdt neemt Henrich Caet ( schepen Cals in Linne ) het leengoed als heurder over.
Bij regesten Archief Roermond vinden we ‘’ uit het cartularium van de huisarmen’’ de Akte van schuldbekentenis van Wilhelm van Helwegen van gen Lyllaer t.b.v. broeder Simon van Besel, groot 150 brabantse guldens, tegen onderpand van het land in Lylaersveld onder Linne 1567, mei 28, 1n charter.
In het archief in Roermond vinden we ook het regest 2424 van 1553, februari 18: Wylm van gen Lyllaer en Merije, echttelieden, dragen over huis c.a. in de Ezelstraat in de stad Roermond) 'ut in litera' wegens een ruil van een “pesch”’ (bos) achter de hoff opgen Lyllaer, genaamd de Heister, aan Jan van Susteren en Katrine, echtelieden, en Lysbeth van gen Lyllaer. Dat zijn twee zussen Helwegen. Tevens lezen we dat Willem van ghen Lilaer jaarlijks voor zijn hoeve 6 malder en vii/7 vatt graan (waarschijnlijk rogge) moest afdragen.
In de jaarrekening van Ambt Montfort 1517-1520 van rentmeester Derick Pollarts vinden we in het archief Gelre in Arnhem onder inkomsten i de betaling: idem van Willem vangen Lelar end Durick Polle ij vatt en 1 cop. De achternaam van Willem ontbreekt (is Helwegen) en Durick van Poll kennen wij als Durick van Poll, de oude of sr , in Montfort, zoon van Winandus 0 van Poll.
Bij www.janruiten.nl lezen we op internet dd. 18-10-2012 het volgende:
De Lyllaert was een leengoed van Gelre in het Linnerveld nabij de oude Montforterweg. Daar lagen nog enkele goederen (afgesplitste cluppellenen) waaronder de Roulaert/Rulaert (een woonhuis met percelen grond) waar geen boerderij of woonhuis aan verbonden was, genoemd naar een oudere leenman). In december 1553 draagt Heijn op gen Lyllaer zijn boerderij te Linne over aan de familie Willem Helwegen. Hein had volgens het Register leengoederen Overkwartier, het leengoed op 14 oktober 1538 verheven en vernijt op 10 juli 1544. Heyn had in 1532 het leen voor het eerst verheven. Heijn was op leeftijd en zijn achternaam kennen we niet. Heijn NN was mogelijk de heurder maar zijn pachter/bour weten we niet (mogelijk Durick of Willem van Poll?).
De overdracht gebeurde ‘met halm, hand en mond’. In Arnhem werd de formele leenakte opgemaakt door Arendt Pollardt, namens de oude Heijn ‘vanwege zijn gebrek van olderdum’. Na betaling van 15 goudguldens kon de jonge leenheer Willem Helwegen aan de slag. De hof werd door hem opnieuw verheven in 1556 en 1582.
In 1603 ging de hof over naar zijn zoon Willem Helwegen en consorten. De erfgenamen 'Helwichen' waren zoon Willem Helwichen en zijn vrouw Marie NN, Johan Helwichen en vrouw Mettgen Brouwers uit Ool, broer Jacob Helwichen met vrouw Jenneken NN, en zwager Goddart Stockmans als man van Lyssken Helwichen, en schoonzoon Peter van Poll en zijn vrouw Margarita Helwegen. Nadat Willem Helwegen in 1603 het leengoed verhief, was in april 1617 de derde generatie Helwegen en consorten aan de beurt: Derick van Poll als leenman en consorten met Heijntken van Poll, Goert Stockmans, Gielis Mans en Marije van gen Lyllaert/Liller.
Aanvullingen
Loe Giessen meldt in regest 3975 dat op 20 januari 1563 dat Lysbeth van gen Lylaer als moeder van haar dochter Gertken (Gertruda) bij Johan Reijers, met goedkeuring van Johan Renier van Susteren en Paulus van Lyn, als naaste bloedverwanten, een huis verkoopt in de Ezelstraat in Roermond naast Claes Martels en mr. Heinrick Kaick (Kockx) , zoals geerfd van haar ouders, aan Claes Martels en Ariane, echtelieden. De bloedverwanten geven vrijwaring namens het kind. Johan voornoemd (Reyners) stelt daartoe als pand zijn huis op de Hegstraat (nu Pollartstraat) tussen Willem Nobis en Merten ??, en Paulus zijn huis aan de H. Geest, naast Jacop van Bacloe, Hoofdgerecht 311, folb146 vo.
Lysbeth van gen Lylaer is een dochter van Wilhem Helwegen sr en Gertken is dus een dochter van Johan Reyners. Heren en dames van gen/ghen Lelar/Lylaer hebben vaak verschillende achternamen omdat mensen toen vaak met hun alias of boerderijnaam worden geduid. 35 jaar eerder lezen we over Heijn van gen Lylaer (achternaam onbekend) en tachtig jaar eerder lezen we over Wilhem van ghen Lyllaer die in malders graan betaalt en Peter van Lylaer, die malders rogge betaalt rond 1470.
Heijntken van Poll uit 1617 in Linne is nieuw voor mij. Heijntken is Wyncken van Pol, de Winand van Poll uit Linne, die de pastoor van Linne aanklaagt. Heijntken of Hendt van Poll is een broer van Derick van Poll en zijn broer Joannes/Jan van Poll en Hubertus/Houb van Poll in Linne, zonen van Peter van Poll en Margarita Helwegen afkomstig uit resp. Montfort en Linne.
Van de oude Peter van Poll en zijn vrouw Margarita Helwegen, die huwen rond 1565, kennen we inmiddels de volgende kinderen in Linne/Montfort uit akten en regesten:
Derick van Poll rond 1580, Joannes van Poll rond 1570, Derick/Theodorus rond 1573, Heijntken/ Winand/Wyncken van Poll rond 1575, mogelijk ook een Petrus van Poll rond 1580, een Hubertus van Pol rond 1585 (pachter van den Rulaard cluppelleen) en Joanna van Poll van rond 1590, en Auwt en Catharina van Poll, mogelijk Lysken van Poll in het Reutje uit Linne maar die kan ook van een van Poll in de Weerd zijn (Jan van Poll of Cornelis van Poll)?.
Volgens Jan Ruiten was Geurt Kals en zijn zoon Kals/Cals na 1676 de heurder. Na de dood van de zoon Cals huwt zijn weduwe een ene Jan van Pol, die dan boert opgen Lyllaer. Wie deze Jan van Pol is onbekend: een nazaat van van Poll’s in Linne?. Vanaf 1701 tot 1721 was Peter van Poll, een stamvader van Poll, uit Montfort en de kinderen van Peter met zijn eerste vrouw Wendelina Snijchiers, Catharina, die overlijdt, en Joannes van Poll, de heurders van ingen Lyllaert. Wendelina overlijdt in 1704. Peter overlijdt in 1722. Peter van Poll en Joanna Leijendeckers, die huwen in 1705 krijgen op ingen Lyllaert nog een zevental kinderen waaronder Theodorus van Poll, een stamvader van de familie van Willem van Poll in Montfort.
De kinderen van Poll, en de familieleden de gebroeders van Poll, heuren het leengoed niet in het geheel maar hebben blijkbaar wel grond in het Linnerveld en het Craeveld en in de Weerd, in eigendom evenals advocaat Petit en de boeren Peys en Janssen. Ene Joannes/Jan Janssen uit Linne wordt de laatste heurder van het afgeslankte leengoed voordat de Prins van Oranje opdracht geeft de gebouwen van het leengoed te slopen en het land te verkopen.
De hof op gen Lyllaert bestond volgens Jan Ruiten uit: huis met schuur, mesthof, moestuin en een kempken, samen 2 morgen groot met de Smeelenkamp 7 morgen groot, tussen aan de oude Montforterweg en de Heijstraat, die grensde aan de huisplaats. Een stuk land van 6 morgen aan de Waerderweg resp. 2 morgens bos en enkele morgen in het Lyllaertsbroek hoorden bij het leengoed. Alles bij elkaar zo’n 11 bunder groot volgens het leenboek en gelegen in het verlengde van de Breewegshof in Linne. Naast ingen Lylaert was de Rulaert gelegen een boerderij met een woonhuis en een schuur.
Het volgende ‘extract van het kaertenboeckx tot Linne uit 1743’ uit het archief Michels van Kessenich inv. nr. 1668 RHCL:
Foto Lokatie van het huis de resp. gebouwen van het leengoed Ingen Lyllaert in het Linnerveld met percelen en bosgebieden, met hooiland in de weerd en akkerland van de Roulaart of van het Craeveld werd er vaak nog bij gepacht of jaarlijks bijgehuurd.
Uit andere bronnen weten we dat er door de boer van gen Lyllaer percelen akkerland in het Craeveld en percelen weideland in de weerd van Linne en in Herten werden gepacht. Ondanks plannen om de hof ingen Lyllaer te vernieuwen is het er niet meer van gekomen. De sloop vond plaats rond 1750 Inspectie in het veld leverde geen bodemsporen van funderingen en dergelijke op behalve enkele stukken baksteen en natuursteen resten. Restanten van een fundering zijn er niet omdat palen met timmervakwerk het geraamte van het gebouw vormden. Hoogstens vinden we een paalgat, een stukje fundering van de schouw of een restant van de voormalige put. Balken en bakstenen werden hergebruikt. Strodaken resp. leemvloeren en leemwanden verweren en verteren na de sloop zodat je er niks van terug vindt.
Foto Lokatie ingen Lyllaer en restanten sloop leengoed in het Linnerveld.
Het leengoed te Osen.
Het leengoed te Osen in Linne gaat van de heurder generaties Drijvener vanaf 1556 in 1585 over op Gerit Cremer (Kremer) die bij overlijden van Anthonius Bryvener dit leengoed verheft voor wijlen Doctor Stalbergen ( Dr. Johan Stalbergen uit Venlo) ten behoeve van Catharina Drijveners, als blijct bij zekere acte van beleening , geteenent by den vorem. Stalbergen in afwezen van den leengriffier indate des 10 november 1585.
Dr. Johan Stalbergen in Venlo was jurist en drost van Ambt Kriekenbeek een tijdgenoot van Dr. Frans van Poll, beiden actief als jurist en burgemeester/schepen in Venlo, en voor de hertog van Gelre.
Van het oude leengoed Hobertshof in het Linnerveld vernemen we in deze periode niks meer terwijl een leengoed Hobertshof behorende tot de heer van kasteel Mherum al rond 1400 werd genoemd. Er was wel bewoning met boerderij nabij Hobert zoals het doopboek van Montfort rond 1610 laat zien maar dat was blijkbaar geen leengoed meer maar een halfe-pachthoeve.
Leengoederen in Berg
Het leengoed den hof van Overen met toebehoren in Berg was in 1556 in het bezit van de heurders van Bairlo/Baerle ( ook genaamd van Kriekenbeek) en de eed werd in 1581 en 1590 vernieuwd door Emont van Baerlo en in 1590 door off. Agnes van Dyck, weduwe van Emont van Baerlo, voor haar zoon Willem van Baerlo. Ook in 1602 blijft het goed in de familie maar nu verheft Harthart van Spee (Speden van Langeveeld) mede namens Anna van Spee en namens de onmondige kinderen van Willem van Baerlo. In deze periode is het leengoed duidelijk beschreven in haar ligging nabij de Roer. Ook in 1607 wordt in de familie verheven door Nicolaus van Spee, scholtis te Daelenbroeck. In 1634 verheft Anna van Baerlo, dore hare man en ende hulder Jo Gillis van Hauten dit leengoed.
De Hof ingen Ouwen was met zijn twee boerderijen (die we Cleyn Ouwen en Groot Ouwen noemen) als cluppellenen gelegen in Berg/Montfort en Echt en later na het afbranden van Groot Ouwen na nieuwbouw als pachthoeve op een halve km dichter dichter bij Montfort. Cleyn Ouwen werd rond 1700 ontmanteld en de de gronden werden verpacht. De uitgestrekte woeste gronden in Putbroek behoren tot de gemeente Echt waar het leengoed ingen Ouwen oude rechten had waarover in de archieven meerdere akten te vinden zijn o.a. in 1612.
De hoff gen Ouwen in het kerspel van Odilienbergh (door mij en Wim Bongers Cleyn Ouwen genoemd) was voorheen (1400-1450 ongeveer) in het bezit van de familie Wilhem van Vlodrop erfvoogd van Roermond en Cecilia van Hamel resp. Gerrit van Vlodrop en Elisabeth van Haaften en Wilhelm van Vlodrop van Leuth ende Daelenbroek met Alfrid van Herff, die het goed deels schonken aan het convent van St Petersberge, orde van het Heilig graf. Daar kwam rond 1478 en 1488 nog een schenking bij van de weduwe Reinalda van Boxmeer de weduwe van Schellaert van Obbendorf, drost van Ambt Montfort. Frans Pollart is de heurder bij inmiddels de Minderbroeders van Roermond in 1528. Frans Pollart vernijt in 1538 en 1544.
In 1550 en 1556 had Matthijs Baertscherers, burger van Roermond (en juridisch ambtenaar van het Hof van Gelre afkomstig uit Zutphen), den eedt vernieuwt bij twee conventen onderverdeylt wordt bezeten ende gebruyct, ten behoeve des kloosters van St Petersberg in Sint Odilienberg en ten behoeff des Minderbroeders klooster binnen Ruremonde. In 1569 is Arnt Pollart na het afleggen van de eed op het leengoed bij doode Matthijs Baerscherers, de heurder.
In het jaar 1582 geeft Her Joan Mombach, prior tot Odilienbergh te kennen dat hij en de provinciaal den halven hoff op gen ouwen, wezende geheele hoff een Gelders leen ende onlancx als nemlich den 18e dach oktobers 1580, bij enen Claes Severijns voor de ene helfte tot behoeff des voors. Cloosters van Odilienbergh ende voor d’ándere helft tot behoef Frans Pollart neergelatene onmundige kinderen te leen ontfangen in erfpachten uyt te geven gemeynt, ende dat aen een Wynant van Pol van Montfort, ende zijne erven ende naecomelingen dezelfde in eeuwigen erffpacht in te possederen ende gebruyken, woe zyne andere propre ende erffgoederen ende dat onder de navolgende condities:
1. Dat de vursc. Wynandt ende zyne reven ende naecomelingen alle jare betalen vijff malder roggen ende vijf malder Boeckweets.
2. Dat noch de vurs. Wynandt op alle ziyne gereede have ende erffgoederen onder den Ampte van Montfort gelegen den voors. Convente sal assigneren ende transporteren Thyen daler iaerlyks Rente, met beloofte den selve dalers en dit alles om te mogen ontlasten den voors. Convente van groote schulden en de lasten dare inne het voors. Convente vermidts desen onsaligen crych ende oorlogen geraken ende misbelast is, ende ook om reparatie te doen van verv aen den Hoff den Roetomshoff (Raethemshoff waarschijnlijk in het bezit van het zelfde klooster) Gent. Onder den Dorpe Melich in den lande van Guylich gelegen, met den presse conditie dat zoo voren de voors. Priors ende provinciaels nyet endede dat in deselve deze erffpachtinge nul ende van onweerden zijn zal,
3. Soo het nyet verre van oogsten is, und desen vurs. Hoff het meerendeel besaeyt is mit diversche spetiën van graynen sullen de prior ende Wynandt voors. Alle rechten van desen hoff comende halff ende halff moeten laten in den schuyren deylen.
4. Tot slot worden nog een aantal afspraken gemaakt over de betaling van de vijf malder roggen en boekweit voor St Andries en de volledige betaling van de pacht binnen de gedaur van onze lieve vrouwe Lichtmis. Winandt van Pol zal een half heergewaad betalen. Wynandt is verschenen voor den stadthouder en heeft betaald en de leen van den halven hoff ingen Ouwen ontvangen. (Bovenstaande tekst leenakte Cleyn Ouwen via Wim Bongers ontvangen).
Problemen verlenging door oorlog en schade
In 1592 is verschenen Wynands van Pols zoon, ende heeft geëist te onfangen bij doode zijns vaders Wynandts, den voors. Hoff. Dan vermits d’absentie van heere canceliers is het uitstel verleent. In 1600 ‘staet aldaar eene lange memorie aengaende het verheff van dit leen gemaint in Januari 1600 by tuigens van heers cancelaer’. Het lukt dus ondanks aandringen van Winant niet om te verlengen omdat er ‘krijg’ is: de tachtigjarige oorlog. De grootte van de oorlogsschade aan de boerderij is mogelijk groot met gevolgen voor de financiele positie van Winand van Poll.
In 1613 heeft Gerit Pollart voor hem ende zijne megedelingen te weten de erffgenamen Wynandt van Pol, (de oude Winand die overlijdt in 1597) te leen ontfangen den hoff in gen Ouwen, by afsterven van Frans Pollart zijne vader hem aen verstorven voor voor dé ene helft ’s leens.
In 1627 heeft Arnolt Pollart den eedt vernyeuwt. In 1630 bij doode Arnolt Pollart heeft Frans Pollart voor hen en de zijne medegedelingen dit leen opnieuw verheven.
In de genealogie Pollart op internet lezen we bij de adelijke tak dat een Frans Pollart op 6 december 1528 de leeneed aflegt ten behoeve van Opgen Ouwen voor de Minderbroeders in Roermond en de nonnen van het Heilig Graf, en dat Frans Pollart de eed vernieuwt op 8 mei 1544. Dat geldt ook voor zijn zoon Arnold/Arnt Pollart op 19 april 1569, rentmeester van het Ambt Montfort, die gehuwd was met Elisabeth van Wessem en die in 1573 begraven is in de kerk van Montfort.
De derde hoff of leengoed in Berg was het leengoed Den Hof to Leerop. Elisabeth Heuts en haar momboire Herman Kremer hadden in 1556 de eedt vernieuwd of 'vernijt’. Bij het leengoed behoorden de hoff met alle zijne laten, aenlande, thijnsen, pachten, water ende vissereyen, busch, broeck ende met allen anders zijne toebehoire zyet dare van uytgescheyden. In 1569 vernieuwt Dederick Puytlinck, schepen van Ruremonde, de eed als man ende momboir van Elisabeth Heuts. De familie vernieuwt met regelmaat de eed de ene keer door Gerit Puitlinck, dan door Arnold Puitlinck en Maria Puitlinck, een Roermondse/Maaseickse familie van burgemeesters en schepenen.
Het vierde leengoed betrof den Hoff ingen Raetgen in Reutje, ook genoemd Daswijlerhof en later Linssenhof. Ingen Raetken was voorheen het leengoed dat als jagers-leengoed aan de jager van Ambt Montfort werd uitgegeven zoals oude Jaarrekeningen Ambt Montfort aangeven (1400-1500). In 1552 is door Herbert van Wuesterraade de eed afgelegd voor het leengoed. In 1582 heeft Herbert van Wuestenrade de eed vernieuwd op den Hoff Ingen Raetgen en op dat haefken to Postart, zoo voor hem en zyne metgedelingen, die welcken hiervolgen met declarant van der goederen, daerinne hehoirende, in den iersten by Andries Besseger het hofken ingen Raetgen by den Aerwinckel gelegen met een clein tiendgen dare inne gehoirende, en verder nog een waslijst van gronden en percelen die bij het leen behoren in Postart, Echt en in Ophoven.
Het leengoed blijft tot in 1587 bij Mr. Marseline Kock/Coicks uit Roermond, zijn gevolmachtigde Gerard Mais/Mals de eed vernieuwt. In 1612 is Derick Kock(s) de heurder, die de eed aflegt, en het leengoed verwerft. In 1628 vernieuwt Theodory Coch/Coickx de eedt.
Onder Posterholt, Vlodrop en Echt viel het leengoed de Hof Aerwinkel, geleegen in het Kerspel van Echt. In 1556 is de familie Vogels, genoemd van Wessem, bij monde van Gerrit Vogels degene die de eed aflegt. In 1577 is Willem Vogels van Wessem aan de beurt evenals in 1581. In 1611 heeft Frans Vogels van Wessem voor hem en zijn kinderen de leen ontfangen. In 1612 en in 1628 is Peter Kock of Coch de persoon die de eed aflegt, dus de nieuwe heurder.
In het artikel: De Vuren- of Wijerhof te Posterholt, beschrijft M.J. Veelen in Roerstreek 1991, dat Vurenhof een jongere naam is van de oude naam Wijerhof of Hof onder de Wijen in het Putbroekerveld in het huidige Posterholt. De hoeve heeft namen gedragen zoals de Wijer, Weijersteeg, Wijercamp, Wijerbroeck, Wierhof en later de naam Furen, Vurenshuiske en Vurenhof. De naam Wijer is mogelijk afgeleid van de visvijver nabij Vlootbeek/Leygraaf of betekent Wilgenhof.
De leengoederen Ingen Raetgen, Munnichsbosch, Ingen Ouwen, Aerwinkel, Eijkerhof en Wijershof liggen allemaal in het Putbroekerland (Echt) tussen Montfort, Berg en Posterholt. Tot 1973 was de Vurenhof een pachtboerderij geweest aanvankelijk in halfepacht met drieslagstelsel. De huidige eigenaar is de familie van Natalie Roubroeks in Posterholt, die na de Tweede Wereldoorlog de schuur en de gesloten muurpartij dwars voor de boerderij aan de Vurensteeg vanwege bouwval en oorlogsschade hebben afgebroken en een nieuwe koeienstal en een werktuigenloods hebben gebouwd voor hun melkveebedrijf en landbouwloonbedrijf. Zie blz. 107 van het artikel Roerstreek 1991.
Een van de vroegere eigenaren Petit spande in 1732 een rechtzaak aan omdat hij het recht claimde op de weg Vurensteeg af te mogen sluiten met een slagboom, hetgeen leidde tot bezwaar van geerfden Jan Severijns en Steven Coenen. Jan Severijns had broeken achter de Wijen en varende door wijer slagboom en steege voor de doorvaert jaarlixs een kar schensen voor de eygenaars van wijerhof naer ruremonde hebben gevaren. De hof komt later in handen van de eigenaren Clout en Scherpenzeel Heusch en nog later bij Baron Snoy et d ‘Óppuers en tot slot via de familie Seegers/Zeegers bij de familie Roubroeks. Uit bronnen van 1732 weten we dat Willem Reijnboom verklaarde dat zijn ouders 21 jaar halfluidens waren van Wijerhof, waarschijnlijk tussen 1703 en 1724. We weten dat Willem van Ophoven alias onder de Wijen of Wijmans in 1618 gehuwd was met Wilhelma van Poll uit Montfort, dochter van Winand van Poll op Genoudenhof, woonde op de Wijerhof als heurder. In Roerstreek 1970 is een stamboom opgenomen van de Familie Roubrouks, die origineel uit Echt/Pey komt via Waldfeucht/Haaren in Posterholt. De stamboom is opgesteld door J. Schreurs.
In Vlodrop was er nog een leengoed den Hof to Nuynhem, die vanaf 1557 in het bezit is van de familie Kriekelman/ Criechelman tot in 1628.
Het goedt to Odenraden in Vlodrop is als leen lange tijd in het bezit van de familie van Harteveld vanaf 1556. In 1640 wordt het leen overgenomen door Wolter van Ysendoorn. Het leen wordt een cluppelleen genoemd, dat wil zeggen dat het leen in delen is gesplitst.
Einde leengoederen Ambt Montfort naar Peter Nissen, Klepper 1973.
In het artikel ‘De straten van Linne en hun namen’, van Peter Nissen in Roerstreek 1977, lezen we dat de Mergelweg in Linne al voorkomt in de protocollen van de magistraat in Roermond. Over de Mergelweg werd onder andere kolen, kalk en mergel vanaf de Maas via Linne vervoerd naar het Land van Montfort, en hooi visa versa van Montfort via Linne naar Thorn. Roermond maakte bezwaar tegen het bestaande stapelrecht van Linne omdat de stad Roermond het alleenrecht wilde. Op 22 juni 1662 verleent de magistraat aan Martin Smit, rentmeester van de jonkheren Puijteling en Borman, vergunning om in Linne een aak mergel te lossen ten behoeve van de hoeven de Waerd en Hobert. (de mergel diende voor bekalking van de grond om de grond minder zuur te maken waardoor de planten beter groeien). Bedoeld is de verdwenen hoeve en leengoed Hobert in het Linnerveld, die in de buurt van het huidige Hobertsveld gezocht moet worden. Zie www.janruiten.nl.
Hobertshof was een oude grote boerderij aan de Hobertstraat met een eerste, tweede en derde Hobertsweg in het Linnerveld. De hoeve dankte volgens Peter Nissen haar naam aan de oude heurder van het leengoed ene Hubert(us)/Hoebert. In 1328 staat in een omschrijving van het dominium van Mereheim (Merum), de tienden van Hoburdt bij Linne. De eeuwenoude hof Hobert is na een aantal verbouwingen en nieuwbouw afgebroken evenals de hoeve ingen Lyllaert in het Linnerveld. Naar: De straten van Linne en hun namen, Roerstreek 1977, Peter Nissen.
Volgens Jan Ruijten op internet Tussen Roer en Vloot, is Opgen Hobert het zelfde als Puytlinckshoff, In 1661 omvat de Puytlinckshof opgen Hobert van de erfgenamen Puytelinck in het bunderboek van Linne, 68 morgen akkerland, 59 morgen bos en de boomgaard aan het huis, 60 m roeden groot. De erfgenamen Puytelinck waren de erfgenamen van Diederick Puytelinck ( 1615-1657), heer van Terbiest, en zijn vrouw Eva van Aerdt. Uit de koopakte Hobert blijkt dat de vorige eigenaar ridder Goddert van Boeckholt was (1525-1577) en dat het goed voorheen in bezit was van zijn voorouders. In de akte staat vermeld dat ook de heide tot aan de kuilen, een boogschot verderop, heeft altijd bij de boerderij behoord. Voorheen had ene Hendrick Vogels de boerderij in pand gehad. In 1712 werd de boerderij op een openbare verkoop door de latere erfgenamen verkocht aan de gemeente Linne, waar een achterstallige schuld van grondbelasting mee samenhing. Nadien is de (tweede) boerderij afgebroken en werd het land verpacht door de gemeente Linne.
De hoeve de Waerd, die eveneens in het bezit van de familie Puytelincks was, werd in 1661 beschreven als 46 morgen land en 4 morgen bos. In 1662 wordt een aak mergel gelost in Linne voor de bouwhoeven opgen Waert en opgen Hoppert (Hobert). Voor nadere informatie over de hoeve de Waerd verwijzen we naar Jan Ruijten op internet waar ook een prachtige tekening van de kampvormige akkers van boerderij de Waerdt met landerijen in het Linnerveld, die in 1734 aan de rentmeester van Ambt Montfort aan de koning van Pruissen kwam. Zie voor nadere informatie het mooie artikel : Een verkenning naar Middeleeuwse bewoning op de Linnerheide in Tussen Roer en Vloot van Jan Ruiten op internet. Het artikel behandelt de boerderijen en landerijen van Hobertshoff, Waerderhoff en Ingen Lylaer in het Linnerveld met kaarten en percelen uit het archief van de rentmeester van Ambt Montfort. Het huidige Hobert bestaat uit een verbouwde woning met stal en een boerderij uit de jaren zestig zonder woonhuis. De boerderij is in het bezit van de familie van Bair Vossen in Linne.
Anouk,
Foto’s lokatie Lylaershof plaatsen, Foto’s van Bert Heijen stuurt Hub van Pol toe.
Na hun pacht is het leengoed met haar gebouwen volledig gesloopt en de bouwmaterialen zijn volledig verwijderd en elders hergebruikt. Van de grote middeleeuwse rood gebakken metselstenen vinden we restanten terug die in het bouwperceel zijn opgeraapt evenals resten van natuursteen en silexknollen/vuursteen die werden gebruikt bij muren en fundering van de stookplaats en in de schoorstenen. omdat het dak van stro of riet was, en de muren van hout en leem en de vloer van leem of maaskeien, zijn de verdere restanten na 250 jaar ploegen en grondbewerken niet meer te traceren. Nabij de bouwplaats Lillaer was op het laagste punt naast de boerderij een waterput waar tegenwoordig s'winters een plas water in de laagte op het veld staat.
Een vergelijkbaar lot als het leengoed ingen Lyllaert trof Hobertshof als Puytelincksgoed. Omdat er rond 1700 schulden grondbelasting waren tussen de familie Puytelincks met de gemeente Linne, werd Hobertshof ( hoeve Hobert2) aan Linne verkocht en werd de boerderij gesloopt en de landereijen verpacht aan boeren van Linne en Montfort.
Conclusies
Het leengoed ingen Lyllaert was meerdere malen geheurd door familieleden van Poll uit Montfort:
0. Hypothese: Oude van Poll Willem. en Durick van Poll , Jan of Winand van Poll 1500-1550, met Durick van Poll als boer met Winannd NN rigter als heurder volgens Derick Pollart rentmeetsre Ambt Montfort.
1. Peter van Poll, geboren 1525-1530 gehuwd met Margarita Helwegen ronnd 1565, heurt met consorten vanaf 1582 en 1603 en daarna heurt Derick van Poll en NN, met familieconsorten zoalsWinand en Auwt, vanaf 1617, en nadien
2. Jan van Pol en zijn vrouw Nn, de weduwe van Reinder Kals,
3. Peter van Poll (Joanni, Joanni, Winandi) en Wendelina Snijchiers/Joanna Leijendeckers en consorten van 1701 tot en met 1722 en mogelijk daarna tot 1726 delen van het leengoed gepacht door Peter en Jacob van Poll en het afgeslankte leengoed door Jan Janssen en Catharina van Poll.
Onderzocht of de isoude van Poll's zoals Wilhem, Winand, Jan of Durrick van Poll in de periode 1450-1550 relaties hebben met leengoederen en pachthoeven o.a. in het Schepenboek van Montfort. Een Willem van Lylaer wordt genoemd rond 1535. Is hij de heurder of is hij de pachter van de heurder?. Volgens Derick Pollarts, rentmeester Ambt Montfort 1517-1520 betalen Willem vangen Lelar en Durick Polle onder Wegenen en in Erfftzinsen ij vatt en 1 cop rogge. Een oude Durick van Polle was dus rond 1520 al betrokken bij ingen Lyllaer.
De oude heurder van het leengoed vóór de familie Helwegen was Heijn ingen Lelar maar wij weten zijn achternaam niet maar weten wel dat hij oud was en het land niet meer zelf kon bewerken en niet naar de leenbank van het Hof van Gelre te Arnhem kon reizen voor de overdracht van het leengoed bij de leenbank. Overdracht gebeurde ter plekke (ritueel maar informeel met halm en hand en mond in aanwezigheid van getuigen) en voor de leenbank (formeel en met eed en heergewaad in dit geval drie dagen later). Heijn ingen Lelar laat zich vertegenwoordigen door Arndt Pollardt (rentmeester?) met een volmacht. Charter no 1749 Hof van Gelre 1553, december 16, 1 charter.
In de teksten van de Schepenbank Montfort wordt Wylm van Lielar genoemd als heurder van het leengoed. In de originele DTB boeken van Montfort komen de van Poll's van ingen Lyllaer frequent voor. Onduidelijk is nog of de volgende tekst ook handelt over zulk een kind uit de tijd van Peter van Poll: Die 30 montis 1623 Oktobris, vidue obijt Cornelia uxor Christiani van gen Lylaer.
Het oude leengoed opgen aue resp. Opgen Ouwen.
Leengoederen werden als hof met bijgebouwen en landerijen vaak aangegeven met het Limburgse voorzetsel Opgen/Opten, of Ingen, A(a)ngen, en dan volgt de naam van het leengoed. Op betekent dan bij of te. In het Limburgs ligt men ‘op ‘t ziekenhuis’ en niet in het ziekenhuis zoals elders in Nederland en in Haelen gooien ze ‘de boontjes opden diepvries’.
Leengoedere rond Montfort worden allemaal aangelegd in een grote ring rondom de moerassen van Echt en Sint Joost, Montfort, Maasbracht/Beek, Sint Odilienberg, Posterholt en Linne. Op de grens van hoog en laag dus op de rand van akkerland )hoog) en weiland/moerassen of nabij Maas en Roer (laag). Daar kun je boeren met land en vee en er is drinkwater. Alle bedrijven zijn gemengde bedrijven aanvankelijk met veel akkerland en minder vee wat betekent veel slepen met mineralen in risch/graspollen en heidestrooisels vanuit de natuur, en van binnen het bedrijf, en later met akkerland met meer veevoeder en meer vee. Mineralen uit de mijnbouw (Kalium en Fosfaat) en de fabriek (Stkstof) zijn er nog niet behalve mergel of kalksteen.
De naam van het leengoed ingen aue, opgen aue, Opgen Ouwe, Opgen Ouwen, Ingen Ouwen of Op Genouwen, zoals het later werd genoemd, is afgeleid van de naam van het bos Engenouwerbosch aan de rand van het water en moeras waarin het leengoed na de bouw was gelegen.
Het oude grote leengoed ’ opgen of ingen aue’ werd geheurd door adelijke families of riddermatigen als leenheer van Ambt Montfort, en stamt uit ongeveer 1350. De adelijke families met voldoende middelen boerden niet zelf maar hadden een ambt (werken in een ambt als drost, rentmeester of jurist voor de graaf van Gelre). Voor et werken op de boerderij en de planning werden soms meerdere boerengezinnen als pachter ingehuurd om de klus te klaren. Een groot leengoed was een gemeenschap van soms wel dertig personen ver weg van het dorp. Een kerkepad door het bos en een sleutel van de valder/slagboom naar en van het leengoed was dan ook een recht van het leengoed. Het oude leengoed nabij het bos Engenouwen had verder een enorme schuur om gemaaide schoven graan en andere oogstproducten en voorraden op te slaan want in de winter werd er met voor en na gedorsen.
Het grote ongedeelde leengoed omvatte akkerland, weideland, moerassen, heide en bossen met een of meer woningen met boerderij , stallingen en de schuur voor de opslag van graan resp. hooi en stro. Aan het leengoed was een paardenfokkerij verbonden met ‘wildbaan en heuren gangen’ om paarden ter trainen. Dat gebeurde later in de paardenfokkerij ‘De Grote Hoeve in Beesel in opdracht van de graaf van Gelre. Het leengoed had oude uitgebreide rechten op woeste grond en de moerassen van Putbroek en vrije toegang tot het weideland en heideland zodat “risch steken en heide maaien” geen beperking kende. Zo had men toegang tot extra mineralen voor het akkerland. Elders in dit geschrift is een model leengoed ‘de Lyllaer in het Linnerveld’ beschreven.
Ingen aue/Opgen Ouwen betekent hof met toebehoren aan de rand van de rivier of beek of nabij moerassig weiland. Dat is er veel in Putbroek nabij het Engenouwer wald met kwelwater van het hoogterrras en venige grond op de afgesneden maasterrassen, die qua waterafvoer zijn afgesneden van de Maas door Montforter Maasstuifzand.
In een afschrift van een akte van maart 1251, van het oorkondenboek van Gelre en Zutphen 1148-1326 deel 3, Roermond, 1251.03. 31 lezen we in het Latijn de Acta sunt hec in castro de Heinsberg anno Domini nMCCL primo, mense marcio:
Hendrik, heer van Heinsberg, en Agnes vrouwe van Heinsberg, zijn echtgenote, bevrijden abdis en convent van de Munsterabdij (Sancte Marie) te Roermond van iedere last op het bos Engenhouen (que vocatur Engenhouen, sita prope Sulitheim , nabij Sulitheim bij Montfort/Sint Odiliënberg en curtus in Raetken, waarvan de abdij al drievierde door koop verworven heeft. In de acte worden namen genoemd quam dictus conventus a Gerardo filio Rumbli, Hermanno dicto Bolle et Godefrido coparavit, sive eandem silvam in novale redegerint sive non. Godefridus wordt verderop in de acte met de achternaam de Wlake genoemd, adhuc tenet in manu sua. Het betreft getuigen mogelijk ridders, heurders of pachters.
Na de verwerving van Sint Odiliënberg door de graaf van Gelre in 1222 en een verpanding van de proosdij Petersberg aan de heer van Heinsberg, werd in 1258 Linne toegevoegd aan Gelre. Echt was al sinds 1076 in Gelderse handen. De abt van klooster Petersberg had al vanaf 850 een groot aantal eigendommen op de vruchtbare gronden aan Maas en Roer in Midden Limburg (Melick, Swalmen,Sint Odiliënberg, Vlodrop en Linne) verworven met instemming van de bisschop van Luik en de bisschop van Utrecht, die later in handen van Gelre of Heinsberg terechtkwamen. De grenzen van Echt en Sint Odiliënberg moesten nog worden getrokken of aangepast toen Suiltheim later Montfort werd en de vlek Posterholt, waar al enkele boerderijen waren, werd gesticht vanuit Vlodrop.
In het bos Engenhouen werd op het einde van een toegangsweg in het bos het oude en zeer grote leengoed ingen aue gebouwd, dat eeuwen later mogelijk rond 1500 werd gesplitst in twee boerderijen Groot Ouwen (in Putbroek, Echt) en in de nabijheid bij de Luif Clein Ouwen (in Montfort en op de gerns van Sint Odilienberg), en allerlei voorzieningen met een paardenfokkerij en wildbanen ( met heuren gangen), die een functie hadden naar de Heerlijkheid Montfort en haar ridders/leenheren van het machtige kasteel Montfort van Hendrik van Gelre, en zijn opvolgers in het latere Ambt Montfort. Herman van Lievedael wordt al in 1326 genoemd als leenheer/heurder van het leengoed Opgen Ouwen als Jacob van Myrlaer, de jonge, borgheer net as zijn vader drossaard van (Ambt) Monfort is.
Het leengoed Opgen Ouwen is tussen 1250 en 1300 ontstaan met een functionele koppeling met het kasteel van Montfort evenals de Hof van de Graaf van Gelre: s’Gravenhof/Schrevenhof, en de Bongartshof met woonhuis de Bygt bij het kasteel, dat na nieuwbouw later de Voorhof wordt. Aanvankelijk waren de heurders van leengoederen ridders van het Ambt Montfort, die bemiddeld waren en in geval van oorlog en onrust als ridder met een werkpaard, knecht, wapenuitrusting en zwaard moesten opdraven en de boerderij aan de pachter(s) konden overlaten.
Het leengoed Ingen Ouwen kwam via schenkingen o.a. van de heer van Heinsberg (voorganger van de heer van Gelre) en later via schenkingen van inmiddels allodiaal goed, van de drost- en ridderfamilie van Vlodrop van Ambt Montfort, volledig in handen van de begijnenklooster/ convent van Munsterabdij Sancte Marie in de stad Roermond.
Volgens Magazine Kasteel Montfort, jaargang 2016 no 3 kwam het grote ongedeelde leengoed Ingen aue/ingen Ouwen rond 1400 in eigendom (van heurder) Godfried van Vlodrop erfvoogd van Roermond. Voorheen was op Genouwen onder drost ridder Jacob van Myrlaer’ de jonge’ in bezit van de leenheer van Ambt Montfort.
Godfried van Vlodrop verkoopt de helft van ingen Ouwen aan Johan Schellart van Obbendorf, die in 1403 met dochter Agnes van Vlodrop huwt. Johan Schellart is drost van Ambt Montfort en hij is (evenals zijn zoon Johan) tevens heurder of bezitter van het leengoed Opgen Dielgaerd.
Volgens Fedor Coenen is er een rekening over Genouwen van 1404 van de drossaard Johan Schellart van Obbendorf over de bouw van een nieuwe grote schuur met wel 10.000 schoven strodak, en een schapenstal resp. veestal en een woonhuis. Als halfe(n) worden genoemd Coen ‘van Genauwen’ en Zille ‘van Genauwen’ genoemd. We gaan daar op in bij Resultaten Jaarrekeningen van Ambt Montfort 1343-1543 op in. De Conclusies Jaarrekeningen 1343-1543 staan in het apart op te vragen Word bestand Bijlage Resultaten onderzoek: 50 blz. tekst. Dit omvangrijk bestand is als popup bestand geplaatst via een hyperlink.
In het archief Begijnhof van de Munster Abdij van Roermond vinden we het regest akte 57 van 21 januari 1414 waarin Johan Schel(l)aert van Obbendorp (de drost van Montfort) verklaart dat hij voor zijn zielerust van hemzelf en wijlen zijn vrouw Agnes van Vlodrop en hun kinderen, en van Aleid van Gronsveld, zijn huidige echtgenote, aan de begijnen te Roermond geschonken heeft een grondrente van vier sester rogge, zijnde er twee voor de pastoor van het Begijnhof en een voor een brandende lamp en een voor de bouw van de kerk. Afschrift op papier inventarisstuk nr. 2157.
Als latere heurder of bezitter (ongeveer 1450-1500) noemt Fedor Coenen nog Willem van Vlodrop, drost van Ambt Montfort resp. zijn neef Willem van Vlodrop, drost van Daelenbroek en (na schenkingen aan klooster Petersberg en de zusters van het Heilig Graf Roermond) aan klooster Petrusberg uit St Odilienberg, dat is overgebracht naar de Minderbroeders in Roermond.
In het archief Begijnhof van de Munsterbabdij in Roermond lezen we in akte no 121 van 8 maart 1466, “in ’t jaer onss Heren duysent vierhondertsessindsestich des achden daichz in den meert des maendtz” dat Johan Drabbe, rechter (schout/scholtis), en Johan Pess en Johann Elsken en de gemene schepenen (niet nader genoemd) van de dingbank Montfort, verklaren dat Arnolt Neven, pastoor op den Nieuwenhof (Roermond), met toestemming van Mette Schoenmans, Wendel Scepers, Lysabeth Bijtweggen en Griet Shanen, meestersen (begijnen) op den Nieuwenhof, aan Koen vangen Oeverhuyss en Frietze in erfpacht voor drie malder rogge heeft gegevende volgende percelen:
1. Vijf morgen op de Vehestraeten waar men over rijdt op die groete Ardonck (Aardonk bij de latere Viehestraet/ Vlootveestraat)
2. Een morgen aan de Winkelsgrave (nabij Winkelsboem dus)
3. Een halve morgen bij ‘tghen Ouwen’ (het leengoed)
4. Een bunder aen der Louwen bij ‘tghen Ouwen’, een bunder op Sweeltem ( het Sweeltje/Suweelten)
5. Twee morgen aan der Alten Straeten (de oude weg De Roew Aaj Stroat van Verkestert naar het Hagelkruyts op de Aaj Stroat naar Cleijn Ouwen/Winkens kempken en de hof Munnichsbosch)
6. Een half bunder op der Vergairt (is dit Vehestege?)
7. Twee morgen in der Loe (Lue)
8. Een vrecht en en morgen ingen Hoessteden (Waar?, ‘t Hoeaveldj/Loherfelt?)
9. Een morgen aan de Huysenbergen (Hoezebergen, daar waren vroeger huizen in een gehucht?)
10. En een morgen aan de Alder Straeten aan der Brymmen (Brummeberg). Bezegelaar Johan Drabbe, eenvoudig afschrift op papier, inv. Nr. 2157
Opvallend is dat deze percelen allemaal gelegen zijn in het Ouwenerveld tussen Hagelkruis, Alder Straeten, Hoezebergen, ingen Ouwen en het Putbroek/Echt. De aanduidingen stemmen overeen met de grensbeschrijving van de gemeente Montfort van Kehr van Froenhoven 1580, en met de kaart van Pierre Bakkes van Ruilverkaveling 1955 in het Limburgs woordenboek Montfort van 2007.
Oude akten
In het archief klooster H. Graf in Sint Odilienberg vinden we drie akten waarvan akte 578: De overdracht van de hof Raetheim te Melick (waar Winand van Poll een eeuw later op boerde voordat hij heurder werd van Cleijn Ouwen) van klooster H.Theobald te Roermond regelt bij Schepenbank Melick Herkenbosch aan klooster H. Graf te Odiliënberg op 30 oktober 1476. De akte 582 beschrijft de overdracht voor Gelderse leenmannen door Willem van Vlodrop, heer van Leut en Daelenbroek, en Alfriede (echtgenote) aan het klooster H. Graf van een vierde deel van de hof Genouwen op 3 oktober 1488, en in akte 583 eenzelfde overdracht voor Gelderse leenmannen door Willem van Vlodrop, erfvoogd van Roermond (neef) en Caecilia van Hamal echtgenote, ook een kwart van de hof Genouwen op 3 oktober 1488. (archief klooster H. Graf RHCL).
Als heurder wordt in andere bronnen de familie Pollarts frequent genoemd tussen 1525 en 1650 bijv. Frans Pollart 1528, en 1544, Arnt/Arnold Pollart 1569, rentmeester Ambt Montfort en Derick Pollart 1615, schepen van Venlo en schout van Ambt Montfort, en zijn zoon Frans Pollart, die allerlei ambten in Ambt Montfort zoals rentmeester en schepen/burgemeester in de stad Venlo bekleedde. De Pollarts waren via huwelijken verbonden met aanzienlijke families met geld en invloed: Arnt (Arnold) Pollart en Elisabeth van Wessem, Frans Pollart en Elisabeth van Rede, Arnoldus Pollart en Catharina Cremer, Derick Pollart, rentmeester Ambt Montfort, en zijn zus verbonden met Johan Kehr van Froenhoven, en de zoon Frans Pollart, burgemeester van Roermond, met de echtgenote Maria Römer uit Venlo.
Tussen 1581 en 1612 was Winand 1 en Winand 2 de heurder van Cleijn Ouwen, en tussen 1612 en 1700 waren Winand, Joannes Winandus en Joannes en zijn zoon Derick/Theodorus van Poll pachter en een Derick van Poll later hoofdknecht op ingen Ouwen. Blijkbaar is de hoeve Cleijn Ouwen na 1700 afgebroken en de grond verkocht of verpacht aan boeren in Montfort, en spreken we alleen nog over Ingen Ouwen met een nieuwe boerderij op de huidige plek, dichter bij Montfort. (nieuwbouw rond 1750?). Op Groot Ouwen wordt Wilhem van Poll (en collega heurder Lem Lambrechts) tussen 1580 en 1590 genoemd als pachter, nadien opgevolgd door Derick/Theodorus van Poll theodory en zijn vrouw Catharina Lambrechts, als Winand van Poll en zijn zoon Winand op Cleijn Ouwen boert. (Schatheffing Schepenbank Montfort 1580-1620).
Na de Franse tijd en de afschaffing van het leenstelsel, is de familie Petit (d’Oudenborgh als toevoeging aan familienaam van het huis Oudenborgh in Merum/Merheym, en huwelijk met Maria de Pollart) eigenaar en nadien Magneé van Horn, industriëlen van Roermond, afkomstig uit Wallonie. Inmiddels is de familie Frenken eigenaar van de ‘nieuwe’ hof Genouwen. Het artikel van Fedor Coenen rept niet over Groot en Cleijn Ouwen en haar complexe historie in relatie met het kasteel van Montfort en de grenzen met de hof Munnichsbosch op de grens van Montfort, Sint Odilienberg en Echt. De onderscheiding van Cleijn Ouwen en Groot Ouwen voor de 2 cluppellenen van het oude leengoed ‘ingen auwe’ heb ik overgenomen van Wim Bongers ter onderscheiding van die cluppellenen naar analogie van Cleijn Dielgaert en Groot Dielgaert uit het oude leengoed ‘ingen Dielgaert’. Ingen aue was dus een boerderij, Groot en Cleyn ouwen waren er twee en het huidige Genouwen is er weer een.
Contract leengoed Opgen Ouwen
Van Wim Bongers is de tekst van het contract van het halve leengoed Opgen Ouwen verkregen, dat door de heurder en het begijnenklooster in Roermond en door Winandt 1 van Poll is afgesloten in het jaar 1581. Winand was in de voorgaande jaren actief als rentmeester van het Ambt Kriekenbeek bij Venlo van 1560-1566 en hij had blijkbaar voldoende middelen om een leengoed te heuren nadat hij eerst de hof Raetheim in Melick had geheurd en nog verf moest leveren of aanbrengen in die gebouwen. De tekst is toegevoegd aan een apart hoofdstuk over stamvader Winandt van Poll, die rentmeester, schepen en heurder van een leengoed is geweest. Vandaar dat het oude leengoed Opgen Ouwen genoemd werd in Echt resp. in Sint Odiliënberg en Montfort, met de grens van Berg en Montfort dwars door een stal van Cleyn Ouwen. Cleijn Ouwen lag in Montfort bij het kempken van Winand van Poll: Winand's Kempken aan de Eikelkes/de verlengde Aaj Stroat met de gegraven greppel als grens van Winands kempken/Ouwen en het land van de pachter van de Munnichsbosch. Mogelijk liep de zand weg niet langs het bos maar rechtdoor zoals nu nog te zien is op de luchtfoto van het gebied waarop een afwijkende vlek te zien is, die mogelijk met Cleyn Ouwen samenhangt. Wyncken van Poll had percelen grond o.a. langs de Aaj Stroat tot aan het Hagelkruis. (bron Grenzen van Montfort door Johan Kehr van Froenhoven, en beschrijving percelen Ouwen).
Nadere informatie
Op internet is informatie te vinden over het Overkwartier van Gelre bij Loe Giesen op www.loegiesen.nl. Loe Giesen heeft veel regesten over de streek Beesel, Belfeld en Swalmen van het Ambt Montfort op internet geplaatst inclusief informatie uit het Hof van Gelre te Roermond en het (Staatse) Hof van Gelre te Venlo.
In ‘Tussen Roer en Vloot’, heeft Jan Ruiten veel boeiende informatie over families, leengoederen en schepenen geplaatst over Sint Odiliënberg, Linne, Lerop en 't Berger Reutje en omgeving: Zie www.janruiten.nl.
Als voorbeeld van het werk van Jan Ruiten geven we een deel van de de tekst van Jan Ruiten weer die hij op internet heeft gezet over leengoed Ingen Raetgen, dat later pachtboerderij Munnichsbosch is genoemd. Laatst bijgewerkt 11-01-2013 © Jan Ruiten.
Nabij ingen Ouwen bevindt zich het eveneens oude leengoed/pachtboerderij hoeve Munnichsbosch. Deze oude hoeve wordt al genoemd bij Jencken van Pol en collega jager Driess (Neiven) als pachter van Ingen Raetgen/Munnichsbosch. De hoeve grensde met een greppel van de Vlootbeek aan de percelen van het kempken van Cleijn Ouwen in de Eikelenbosch.
DE ABDISSENHOF AAN MUNNICHSBOSCH
Verscholen tussen het geboomte van Munnichsbosch ligt een oude hoeve, die eeuwenlang met de aanpalende grond deel uitmaakte van de vele bezittingen der Munsterabdij in Roermond. De oudste gegevens gaan terug tot in de late Middeleeuwen. Naast akkerbouw was het bijbehorende bos een belangrijk bestand van dit landgoed. Er is dan ook nu nog sprake van de Bosserboer en de Bosserhof. Nadat de Munsterabdij door de Franse overheid in 1797 werd opgeheven en de stiftdames elders hun woning zochten, kwamen de diverse kloostergoederen onder beheer van de Nationale Domeinen. Wat betreft Munnichsbosch heeft het nog bijna drie decennia geduurd voordat de boerderij in 1826 verkocht werd aan de heren Gruyters en Van Mulbracht.
Oorspronkelijk zijn het twee verschillende goederen geweest, die begin 14e eeuw door de Munsterabdij werden samengevoegd. Toen sprak men nog van de hof aan gen Raetgen. (later Munnichshof). In het jaar 1307 droeg Wilhelm hertog van Gulick en Gelre meerdere goederen over aan de abdis van het Klooster van O.L.Vrouw te Roermond. Hiertoe behoorde ook “den hoff int Ratgen mit acker, weiden, benden, boschen, vissereien; neit ausgescheiden”. (Archief Munsterabdij: Daelenbroek i.n. 1004: Busch 2.)
Ruim een eeuw later alweer, in maart 1439, verkocht Johan Pluckhart aan de Munsterabdij een bos “in ghen alden raet” tegen een jaarpacht van 3 malder rogge. Het klooster had ernaast al een bos. Een deel van de grond is (naderhand) tot akkerland gebroken en werd door de Bosscherboer bewerkt. Voor toezicht in haar bossen, had het convent een boshoeder in dienst.
Het hele complex werd in later eeuwen Munnichsbosch genoemd en lag ingesloten tussen de Roskammerheide (N.), de Aeckerweg (O.), de gemeenten Echt (Z.) en Montfort (W.). De Vlootbeek liep dwars door het het bos. Volgens het bunderboek (van 1717) omvatte het landgoed aan landrangen, bongerd, houtgewas, bos, broek, waterachtige plaatsen en heiden, tesamen 383 morgen, 2 vierdel, 3 roeden, waarvan jaarlijks aan landschat moest betaald worden: 68 gl. 17 st. 5¼ d.
Bij de beschrijvingen van pachtgoederen, handelt het vaak over de eigenaars en in mindere mate over de boerderij en haar bewoners zelf. Van de archieven van de Munsterabdij is bitter weinig bewaard gebleven. Vooral in de Franse Tijd moet veel verloren zijn gegaan. In zo'n geval komen we dan al gauw op eventuele rechtszaken waarin de boerderij onderwerp van twist moet zijn geweest. Einde tekst Jan Ruiten op internet.
In Roerstreek '93 schrijft Peter Geuskens over de weg door het landgoed, die als kerkenpad werd gebruikt door de bewoners van Genouwen. Andere passanten werden zoveel mogelijk geweerd. En daarover ontstond uiteindelijk opnieuw proces in 1702. In dit proces legt Derick/Theeodorus van Poll al 50 jaar hoofdknecht van ingen Ouwen, verklaringen af over de rechten van ingen Ouwen. Bron Peter Geuskens: Trammelant om een doorgangsweg door het Munnichsbosch, in Roerstreek '93, blz. 113 e.v.
Het ontstaan van het leengoed Opgen Dielgaert/Dielgaard/Dielgart
Het oude leengoed stamt uit de riddertijd van kasteel Montfort met als heurder ridder van Schinnen een van de burgtwachter/ridders van kasteel Montfort. Voorheen, voor de bouw van kasteel Montfort, was er al een motte met een versterkte boerderij op die plek. Mogelijk was de eigenaar of heurder een familie op kasteel Elsum in Wassenberg/Birgelen.
De graven van Wassenberg/Gelre hadden nogal wat bezittingen in de regio Wassenberg/kasteel Eelse/Heinsberg en in Midden Limburg via hun families en schoonfamilies (van Merum en van Sprimont). Via de familie Broekhuizen kwam het leengoed opgen Dielgaert in het bezit van de familie Schellart van Obbendorf waarvan in 1408 en 1419 Johan van Schellart van Obbendorf al genoemd werd als drossard van Ambt Montfort. Zijn broer Rutger? Obbendorf was kanunnik in Sittard, dat toen behoorde tot Gulik.
Den Hof op genen ‘Dielgaarde/Dielgaert’, gelegen in het kerspel van Echt, wordt genoemd:
daer nut gestorven is Henrick Haekenbach, ontfangen by Ercken Wijnkens, in behoeff den Juffrouwe van Eelse*, en de tot wedersegge often opseggen den rechten erffgenamen over te setten om den wijn, anno 1526, Schellart van Obbendorp, vernijt de eedt deur sijnen diener Arnt Wijnen 14 oktober 1538.
* Eelse is Elsum van kasteel Elsum in Wassenberg/Birgelen, dat voorheen van de heren van Wassenberg en later via familievererving van Gelre was. Een familie van Ellse die vanuit een motte-boerderij later een kasteel bouwt, inmiddels woonkasteel, en die al in 1365 hoven overdraagt in Melick en Schöndeln door Dirk van Elsum en Sijken van Alsheem, volgens Gerard Venner in zijn boek over gemeyne rechten van Meinweg. Het goed Eelse kwam in de familie van Willem van Vlodrop, drost van Ambt Montfort en erfvoogd van Roermond terecht. De zoon van Willem Johan van Vlodrop erfde het en via zijn dochter kwam het goed in de familie Schellaart van Obbendorf terecht volgens Piet Gootzen in ‘Édele woonhuizen” in Heemkundevereniging Roerstreek no 5 van 1973.
Het leengoed opgen Dielgaert ligt op het kruispunt van wegen van Montfort/Echt, Waldfeucht en Putbroek/Posterholt aan de voet van het Rijnterrras dat kwelwater levert en de lager gelegen midden Maasterrassen met broekveen en woeste gronden met een afgesneden natuurlijke waterafvoer door de zandverstuivingen van maaszand vanuit Montfort, en met het achtergelegen land nabij Bolberg en de Snep. Het leengoed bestaat uit twee boerderijen de Grote Dielgaerden en de Kleine Dielgaerden met kempkens en hagen en een ruïne van een oud verdedigingswerk/een motte met een voorhof, een gesloopte nog oudere boerderij, en met een Eyken Dijk van de Bolberg naar de Kleine Dielgaerderhof.
Voorafgaande aan het leengoed ingen Dielgaert (vernederlandste naam Diergaarde) is er sprake van een versterkte boerderij uit de Karolingische tijd bij de oude motte Bolleberg als voorganger van het leengoed Diergaarde van het Ambt Montfort. Dit betekent dat de motte en haar boerderij of hun voorgangers mogelijk al bestonden in de tijd van de Noormannen ( woeste Denen uit de buurt van Ribe, de hoofdstad van het oude Denemarken rond 800-900). De bezittingen in dit gebied waren voor de tijd van de graaf van Gelre in Wassenbergse/Eelsene in Birgelen, in Heinsbergsche handen zoals we bij de bezittingen van het Peter klooster in St. Odilienberg en bij het Engenouwerbosch zien.
De in verhouding grote motte kende een verdedigingswerk van hout en later van steen zoals blijkt uit de gevonden mergel voor muren en leisteen van het dak. De door een watergracht met wallen omgeven motte was via een houten brug verbonden met de voorburg: De boerderij met woonhuis en stallen was eveneens omgeven door water met wallen en door een pallisade van houten stammen. De motte was na ophoging vanuit de gracht aanvankelijk wel 8 meter hoog en inmiddels nog 5 m. De verbindingsweg van de voorhof en de motte richting de huidige Boekhorstweg is er nog. Zie: Treed binnen in het Land van de Bolleberg van Jos Otten uit 2014 2e druk, drukkerij Coenen.
In Echter Landt no 10 uit van Heemkundekring Échter Landj' is een overzichtsartikel over het leengoed ópgen Dielgaert' met eigenaren en pachters opgenomen van L.Theelen, blz 93 t/m 127.
Op internet vinden we onder Waldfeucht de Motte Bollenberg te Brüggelchen in de gemeente Waldfeucht. Onder fietsroutes van kasteel Montfort vinden we de fietstocht beginnend bij kasteel Montfort/Voorhof langs leengoed en Huis Aerwinckel, via Bolberg Posterholt, naar leengoed Annedael, en Bolleberg in Brüggelchen, langs leengoed Ingen Dielgaert met de ruïnen van een motte bij Bollenberg, en terug naar kasteel Montfort. De drie mottes stammen uit de jaren 830-880 toen de inwoners zich moesten verdedigden tegen de Noormannen, die via hun houten fort bij de Karolingische rijksboerderij in Asselt aan de Maas met regelmaat plunderingen uitvoerden in het Achterland van de Maas en op het nabije platteland. Zie de Motte Bolleberg van Mark Driessen op internet met de motte met een doorsnede van 40 m en 5 m hoog met gracht en wallen rondom en met een eikenwal en een voorhof met toegangsweg van 150 m (Koeydijk) naar de Boekhorsteweg te Diergaarde /Maria Hoop, nabij de huidige Paterslossing. Na 1250 was de buurt veiliger en verloor de motte als regionaal verdedigingswerk haar functie. Kasteel Montfort werd het bestuurlijk en militair centrum dat bescherming ging bieden. Mogelijk stond er in Montfort ook een motte en/of een versterkte boerderij waar nu een kasteel werd gebouwd door Hendrik van Gelre. De tijd van de kastelen als verdedigingswerk en bestruurscentrum was aangebroken. In plaats van een oude boerderij op de voorhof van de motte Bolleberg stichtte men nadien in de nabijheid twee nieuwe boerderijen in den Dielgaert, en ging het geheel over in Leengoed ingen Dielgaert, een groot leengoed van kasteel/huys Montfort/Ambt Montfort.
Foto Motteburg de Bolleberg Dielgart, Limburgse kastelen internet
Het ontstaan van de Kasteelboerderij de Bight, Bongartshof/Voorhof en de s’Gravenhof
Over de Voorhof in Montfort en de des Gravenhof/s'Greevenhof in Sint Joost/Maasbracht wordt als leengoed niet gerept. Blijkbaar werden deze boerderijen niet als een leengoed behandeld maar als pachthoeve in halfepacht nabij het kasteel apart verpacht als domeingoederen, die worden vermeld in de jaarrekeningen van de rentmeester van het Ambt Montfort. De Voorhof werd als boerderij voorafgegaan door een boerderij met een woonhuis de Bight in mergelblokken met een bongert, na verneieuwing Bongardshof genoemd, die mogelijk is gebouwd of vernieuwd in 1342 en 1334 bij de grote kasteelverbouwingen rond 1545 na de Cleefse invallen. Daarna is de boerderij nog tig-maal verbouwd en aangepast qua woonhuis en boerderijdelen waarbij men niet schroomde om de boerderij als semi gesloten gesloten boerderij om te keren en de schuur meermaals te herbouwen na weer een militaire overval of na brand. In de Jaarrekeningen Ambt Montfort lezen we bijna altijd over renovatiewerk aan boerderijen en molens in het Ambt. Werk aan de drie poorten van het kasteel, waarvan er een in het dorp Montfort stond aan het Water, en een bij de Voorhof en de derde op het kasteel, kwam regelmatig voor evenasl werkzaamheden aan de grachten, de tuinen en de onderwatergelopen bongerd of hooiweilanden, de wegen resp. de bruggen en de poortgebouwen. Het dekken van de boerderijdaken met stro moest soms jaarlijks worden herhaald.
Een voordeel/nadeel van een kasteelboerderij is dat er altijd bestuurders en soldaten in de buurt zijn, een nadeel is dat er altijd schade is als er weer eens legers en vandalen optrekken tegen de heer van Gelre. Er is dan ook veel gesleuteld en verbouwd aan de boerderijen bij het kasteel. Bij het kasteel behoorden percelen aan de Brachterweg, aan de Wiejerd, en op Eerselen met daarnaast nog een aantal losse percelen in Montfort. Het vee kon tevens grazen op de gemeynte weijden van Eerselen en rond de visvijver van de Boartmoar. Een tiental van Pol/Poll’s was pachter op de Byght / de Voorhof/Bongaershof tussen 1500 en 1800.
De Voorhof bij kasteel Montfort
Volgens Roebroeck zijn de hoeven Voorhof en de Waard, resp. Bredeweg en Lyllaert in eigendom van de Prins van Oranje gekomen en nadien als zodanig verpacht als pachthoeve door de rentmeester van Ambt Montfort. Het was meer lonend pachtboerderijen te exploiteren dan de vroeger zo grote leengoederen. Informatie over pachters van de Voorhof vinden we in het archief van de drossaerts van Gelre, en later de drost van Spaanse Nederlanden en tot slot van drost/rentmeester Michiels van Oranje Nassau/Staatse Nederlanden in resp.. in Arnhem of RHCL Maastricht, resp. het Rijksarchief van Brussel en in het Nationale archief in Den Haag van de Domeinen.
Des Gravenhof/S’Gravenhof
De s’Gravenhof/Schrevenhof stamt al uit de tijd van de bouw van het kasteel 1260-1280. De hof wordt veelvuldig genoemd in de oude Jaarrekeningen van Ambt Montfort 1350-1550. De gebouwen zijn afgebrand in de Bourgondische tijd en ze zijn nadien veelvuldig vernieuwd en gerenoveerd. De boerderij ligt in Sint Joost aan de rand van het Reigelsbroek en behoorde lange tijd tot de gemeente Maasbracht. Vandaar dar er nog al wat geschillen waren van ‘die van Mofert’ en ‘die van Bracht’ over het gebruik van de weidelanden in het Reigelsbroek en het kappen van hout in de omgeving.
Ingen Douves/ het Duyfhuis/Gendouves
Ook Gendouves/Opgen Douves wordt niet specifiek als leengoed genoemd maar de naam duidt op een pachtboerderij met status anders was er geen duivenkooi bij de boerderij aanwezig, die zelfs de naam van de boerderij ging bepalen. Een Duijfhuis duidde op speciale rechten van de boerderij om duiven te houden in het Ancien Regime.
Foto uit jaren dertig optocht in Montfort nabij Ingen Douves/Gendoeves
Het houden van duiven is al zeer oud. De Grieken in de Oudheid, de Romeinse keizers en de Egyptenaren waren allemaal hartstochtelijke duivenliefhebbers. Ze hielden er fokkerijen op na met vele duizenden vogels. Wanneer de duif in Europa tot huisdier is geworden is niet bekend. De vogel werd gehouden voor de mest, als schietobject, als koerier of om op te eten. Voor welk doel de duiven ook gebruikt werden, ze moesten natuurlijk gehuisvest worden. In de Middeleeuwen was het houden van duiven voorbehouden aan de adel en de kerk. Een koppel duiven per ha was de norm. Mensen van adel lieten duiventorens en -tillen om duiven te fokken bouwen voor de slacht. Het bezit van een duifhuis, duiventoren of duiventil was een van 'heerlijke rechten' die alleen was voorbehouden aan een kasteel of landgoed. In Nederland staan ook nu nog een kleine aantal duiventorens en -tillen uit die tijd. De meeste ervan van nu beschermde monumenten. Ten tijde van de Franse Revolutie werd het bestaande heerlijke recht afgeschaft en wel in 1798. Vanaf dat moment mocht iedereen duiven gaan houden. Bron duiventil of duiventoren: Groene Hart Vertellingen, Landgoed Linschoten nabij Woerden, internet.
De boerderij Ingen Doeves lag aan de rand van het dorp bij het Paardenbroek bij de huidige bibliotheek/voorheen school en eiermijn. Nabij deze boerderij werd het vee via de Beck naar Eerselen gedreven door de koeherder en de paarden werden geweid op het paardenbroek. Het gebouw van de boerderij is na de Tweede Wereldoorlog geruimd bij gebrek aan historisch besef, omdat het als gevolg van bombardementen beschadigd was. In de jaren dertig zijn er nog verschillende fot’s van de boerderij gemaakt bij gelegenheid van dorpsfeesten. De verpachting is in het archief van het Ambt Montfort te vinden zijn als woning en boerderij van de schrijver of de schout van de schepenbank Montfort, de burgemeester van Montfort of de rentmeester van Ambt Montfort : Frans Pollart 1540, Arnold/Arnt Pollart en Derick Pollart 1550-1580 of mevr. Joanna Pollart, dochter van Arnold, gehuwd met Johan Kehr genant Froenhoven rond 1560 jurist en landschrijver van Ambt Montfort en later drost, overleden rond 1605. Burgemeester Arnold van Camp van Montfort, was gehuwd met Itgen Kehr genant Froenhoven, de dochter van Johan Kehr en hij boerde o.a. op Hobert. Arnold en zijn kinderen waren bestuurlijk en als boer betrokken inde regio Montfort. Arnold van Camp had een perceel akkerland nabij ingen Ouwen zoals blijkt uit de beschrijving van de grenzen van Montfort in de akte van de Johan Kehr van Froenhoven, die als jurist en scholtis/drost tevens het boekwerk ‘Landrecht van Ambt Montfort’ in 1605 opstelde, een belangrijk juridisch en bestuurlijk boek dat later in het Overkwartier werd gebruikt als basis bij het opstellen van een definitief wetboek voor het Overkwartier van Gelre.
Tekst van Janruiten.nl op internet over Reutje en over Gendouves ongeveer 1700. .
Nieuwe huurders in Reutje
In het ene huis van Jan Gerats was ondertussen Geurt Thijssen (alias Janssen) ingetrokken. Hij was sinds lange tijd boswachter op Munnichsbosch geweest. In september 1700 werd de boschuyer aangesproken over het gedrag van zijn zoon. Die ging er namelijk prat op, dat hij drie jaar eerder Anna Leyendeckers, dochter van het doeffhuys te Montfort, bezwangerd had. In de herbergen vertelde de jongeman het verhaal aan iedereen die het maar wilde horen. Anna was echter allemans liefje en had zelf een ander als vader opgegeven. Geurt stierf in april 1705. An, de weduwe van de boshoeder, bleef hier wonen tot haar overlijden drie jaar later.
Betreft: Anna Leijendeckers van Opgen Douves/Duyffhuis, Gendouves nabij Paardenbroek in het dorp Montfort. Volgens DTB doopboek Montfort heette het kindje van Anna dat geboren werd op 13-01-1697, Joannes, en was de vader Joannes Dorpmans. Als getuigen treden op Henricus Wambax en Elisabeth Huben.
De foto duifhuis moet kleiner
Boerderij In Genook en Ingen Hoijck?
De boerderij van de familie Coenen in het water/aan de Waterstraat wordt in Genook genoemd bij het hoek of knik in de Vlootbeek, die voorheen een andere loop had. Oude boerderijen kwamen in Montfort veelal voor in de Waterstraat, Kerkstraat, Dijkstraat en op de Beck bij het dorpsplein bij het latere gemeentehuis en nabij Zandstraat en Hoogstraat/ ‘t Vaere. De kwaliteit van de meeste boerderijen in Montfort was beperkt reden waarom nieuwbouw gunstiger was dan dure renovatie. Het aantal van deze boerderijen wordt geschat op 30-40. De boerderijen in de kern van Montfort zijn gedurende vele eeuwen aangepast, gerenoveerd en vernieuwd. De huidige Genook boerderij stamt uit 1820? en zal enige keren zijn aangepast. Na de bombardementen van Montfort bleek dat vele boerderijen en huizen zwaar beschadigd waren, waarna ze werden gesloopt. Een ander deel is opgeknapt of gerestaureerd. Helaas werd de boerderij van Gendoeuves met het woonhuis in mergelsteen ende boerderij in baksteen niet als monument gerestaureerd maar gesloopt. Enkele boerderijen zijn na de oorlog vervangen door woningen en op de Kamp kwamen nieuwe woningen te staan.
In het originele DTB-boek van Montfort vinden we in 1647 in het Latijn de hof ingen Hoijck op 14 juli 1647 bij het overlijden van Theodorie, vicillus in den Hoyck alias van Pol. Is ingen Hoyck ingen Lillaer bij den hoyck bij de Pös conform grens Montfort /Linne Kehr van Vroenhoven 1575, of is het hoeve ingen Hoek nabij de kerk? Bij andere getuigen wordt het Duijfhuys genoemd, de boerderij Gendouves, en op 16 januari en 1 november 1621 wordt Arnoldi opgen Mouboch/Arnoldus van Camp prigtor /vicillus op Hobart genoemd, als opmerking bij de getuigen in Montfort, en in het jaar 1615 scholtis van Montfort en Derick (Theodorus) van Poll, schepen van Montfort, in een kopie akte van Opgen Ouwen bewaard in het archief Magneé van Horn RHCL.
Het ontstaan van het leengoed Ingen Lyl(l)aer(t), Lylar, Lilaer, Lilar
De naam ingen Lyllaer verwijst naar een gerooide plek met akkerland in het bos nabij een bron. De hof Ingen Lyllaert is (evenals het oude leengoed Hoebbert/Hobertshof 1350) een zeer oud en groot leengoed dat vóór 1750 is gesloopt nadat plannen voor nieuwbouw waren gestrand. De tijd van de grote leengoederen was van 1000 (of eerder) tot 1500. Er ontstnden cluppellenen met of zonder boerderij. Daarna werd een boerderij vooral gepacht bijv. als halfepacht. Het drieslagstelsel met veel braak werd vierslagstelsel met na 1800 weinig of geen braak. Het accent verschoof van akkerbouw met rogge als belangrijkse graan (de rijke heurder kijkt toe en de boer werkt) naar akkerbouw met rogge en andere granen en boekweit en kleine teelten zoals oliegewassen en vlas naar meer vee en schapen met meer melk, kaas en en vlees en ook nog veel meer werk. (De boer is zelf baas maar werkt met zijn gezin bijna jaarrond). Het collectief rond de boer schraapt geld bij elkaar en heurt/pacht de hof en gehele gezinnen verrichten de arbeid: de medegedelingen brengen kapitaal bijeen en gaan aan het werk. Eerst als heurder en na 1600 als halfepachter en als pachter.
In 1480 wordt Wilhem opgen Lyeler (achternaam onbekend) genoemd als heurder van dit leengoed en tevens schepen van Linne en Arnold Stails als pastoor van Linne zoals we vinden in het Archief RHCL St. Peter klooster Sint Odilienberg. Daarna probeert men grote leengoederen in boerderijen te splitsen in zogenaamde kluppellenen. Dat doet men omdat er meer boeren een kans maken op een leen omdat de grote lenen qua heergewaad en afdrachten per jaar te duur zijn voor boeren. In de voorgaande tijd heurde een adelijk/bestuurlijk/rijk persoon een leengoed en zette er zijn pachter(s) op. Op 29 augustus 1518 wordt Wilhelm ‘NN’ vangen Lieler, richter (schout, jurist), genoemd als heurder van het leengoed onder Johan van Roosteren, scholtis van Montfort zoals we lezen in Gemeentearchief Roermond regest no 1712. Een Richter of Schout is een juridisch ambtenaar van Ambt Montfort die enkele dorpen als jurist bedient. Wilhelm zal als heurder een familie uit Montfort of uit Linne als pachter hebben gehad. Wie weten nog niet wie dat was (mogelijk de oude Durrick van Poll, of de oude Wilhem van Poll of hun kinderen uit Schepenbank Montfort 1530-1560?).
De boerderij ingen Lyllaer is in de loop van de eeuwen een aantal malen hernieuwd en gerenoveerd en het leengoed werd in de loop van de tijd kleiner en delen van de Lyllaersgronden werden apart met wel of niet een schuur verpacht aan pachters uit Linne en Montfort.
Op het grote leengoed woonden en werkten tegelijkertijd een boer met meerdere gezinnen van in totaal wel 15-20 personen. Ingen Lyllaer en opgen Hobert stammen uit de tijd van de heer van Merum die ook bezittingen had in Linne en Berg. Deze bezittingen kwamen in handen van Gelre via aankoop en vererving. Vermoedelijk werkten en een vier- of vijftal generaties van Poll op dit leengoed tussen 1500 en 1750. Tussen 1530 en 1580 en tussen 1610-1660 worden in Linne van Poll’s afkomstig uit Montfort als heurder gemeld in de Weerd en opgen Lyllaer.
Overzichtsplaatje leengoed ingen Lyllaer (kleine versie zoals geduid bij beschrijving leengoedren)
Het woonhuis en de stallen en schuren van ingen Lyllaer lagen een driehoek nabij de Oude Montforterweg in het huidige perceel van Ton Zeelen met de waterput in de laagte bij dit perceel. In de winter staat er grondwater op de plek van de voormalige put. In de omgeving lagen een aantal akkerbouwcomplexen zoals de Roelaard/Rulaert richting de huidige stortplaats en de Struijken met heidevelden en bossen. Weilanden waren er in Lyllaersbroek en mogelijk gepacht of in eigendom langs de Maas in Linne in de Weerd of in het Craeveld, waarbij van Poll’s betrokken waren. Ook richting Linne en richting Hobertsveld waren akkervelden die bij het leengoed behoorden en in een later tijd los werden verpacht (1650) of nog later namens de Prins van Oranje (1750) werden verkocht toen de nieuwbouwplannen voor de hof niet werden doorgezet. Investeren was blijkbaar moeilijker dan slopen en verkopen in het wingewest.
De percelen van het grote leengoed werden toen door de rentmeester verkocht aan boeren en burgers in Midden Limburg onder andere aan de heren Peter en Jacob van Pol uit Montfort, Dirk Timmermans en andere namen ( blz. 215 Roebroeck, Het Land van Montfort RAL). De laatste heurder van Leengoed ingen Lyllaert was stamvader Peter van Poll, en later na braakliggen van het leengoed, zijn dochter Catharina van Pol, gehuwd met Jan Janssen uit Linne, die een deel van het leengoed hadden gepacht.
Omdat bij afbraak van een boerderijgebouw het gebouw werd gestript en de bruikbare onderdelen werden hergebruikt als bouwmateriaal, vinden we van honderden jaren ingen Lyllaert in het Linnerveld nauwelijks restanten behalve een stuk natuursteen en enkele brokken oude handvorm baksteen terug nabij de voormalige bouwlocatie bij de oude Montforterweg in het Linnerveld. Restanten van de put zijn nog niet gevonden. Op het laagste punt van het bouwperceel was de put waar drinkwater werd gewonnen waar s’winters het grondwater aan het oppervlak komt. Het leengoed behoort tot de oude leengoederen met redelijk vruchtbare dekzanden in Linne en het gaat terug tot de heer van Merum evenals het oude leengoed Hobart (1250 geschat).
Het ontstaan van leengoed Opgen Hobert/Hobartshof/Hoebertshof/Hoiburdt
Hobartshof is een oud leengoed van de heren van Merum van voor 1400 mogelijk met een hulder/heurder Hobart/Hubert/Hubair/Houb NN. Vandaar de naam Hoberts hof. De oude hof is uiteindelijk gesloopt en er is in de nabijheid opnieuw gebouwd, De laatste bouw op de huidige plek Hobert stamt van rond 1900. De oude leenhof was gelegen op enige afstand van het huidige Hobartshof, de derde of vierde opvolger van deze boerderij, en wel enige honderd meter terug richting St. Odilienberg nabij de Waarderweg.
In Regesten archief Stad Roermond 340 van 1328 maart 16 “Feria quarta proxima ante diem dominicum quo cantatur judica me” draagt Otto heer van Kuyck wegens een leenrente van 300 pond zwarte Tournoois zijn allodia, lenen en manschappen op aan Wilhelmus graaf van Gulik en houdt vervolgens in leen het allodiaal huis te Merheym en daarbuiten te Roer en Maasniel, de tiend van Hoburdt van 16 malder, de tiend van Merheym van 70 malder, de tiend van Herten van 40 malder, half rogge half haver, 110 bunder akkerland te Merhym leverende 220 malder, 30 bunder nabij Roer leverende 50 malder, een hoeve te Merhym levert s’jaars 20 malder half rogge half haver, 18 bunder weiland leverende 60 Tournoois s’jaar, de visserij in de Maas en Roer s’jaars leverende 10 Tournoois, de cijns van Hoiburdt en Merheim s’jaars zes ond zwarte, kapoenen en hoenders ten getale van 70, waarde 4 pond zwarte, de kleine tiend van Hoiburdt, Merheim en Herten levert s’jaars 20 lammeren en 20 hoenders waard 4 pond zwart, de cijns te (Maas)niel 20 pond zwarte Tournoois s’jaars, 124 kapoenen aldaar voor 6 pond zwarten, de klein tiend aldaar voor 5 pond zwarte, de pensionen 1 pond s’jaars. Bron: Sivré archivaris Roermond 9 sub2, Lacomblet 3 romijns -230).
In regest 153, van 13 maart 1434 vinden we de overdracht van de oude hof Hoebbert in Linne, tezamen met percelen grond elders en 1/3 e van de hof van Buggenum en een huis aan de Bruggestraat in Roermond, naast nog een reeks bezittingen, aan het klooster St. Peter van St. Odilienberg/Roermond bij de opbouw van een nieuwe prebende van Sibertus van Herkenbosch. Sibertus van Herkenbosch draagt zijn verkregen familie goederen over en leeft daarna als priester van de inkomsten uit de prebende. Zijn familie o.a. twee zussen hebben andere goederen in de wijde omgeving o.a. 2/3 van de hof Buggenum. Verder zijn er percelen in Leeuwen zoals uit andere akten blijkt en op 27 mei 1431 wordt Zybert van Herkenbosch in Helden genoemd als eigenaar van de hof Ten Have in Helden (zijn vader was leenman geweest van de graaf van Horne), waar hij ten overstaan van de schepenen en de scholtis van Kessel, Johan van Stalbergen, een oud recht afkoopt van wreen (dekhengst) en var (springstier) behorend bij die hof, voor de afkoopsom van 50 guldens of 6 beesten zoals blijkt uit het Karthuis archief van Roermond.
In het oude archief van St. Peter klooster wordt op 9 januari 1365 Willem van Elmpt, ridder en drost van Ambt Montfort genoemd, en in 1430 Petrus van Dulken als kapelaan van de H. Geestkerk in Roermond. Is Petrus de latere pastoor/notaris van Montfort ? (nog controleren).
Rond 1577 draagt ridder Goddert van Boeckholt, heer van Grevenbroek, Beringen en Wachtendock voor de schepenen van Roermond de hof Hobert uit de erfenis van zijn voorouder over aan Puytelincks. De heide op een boogschotafstand was tevens behorende tot de hof. De hof Hobert werd later ook wel Puytelinckshoff genoemd naar de nieuwe eigenaar. De Familie Puytelings had meerdere hoven in Ambt Montfort.
Rond 1600 meldt het DTB van Montfort vicillus opden Camp op Hobert en pachter Peter Mans op Hobert en een van Bosel ( of Besel?) op Hobert. De hof is dan in handen van de Maaseikse/Roermondse familie Diederick Puytelinckx en Eva van Aerdt, de burgemeester van Roermond. De hof omvatte 68 morgen akkerland met bossen, heide en boomgaard aan huis 60 roeden groot.
In 1662 wordt in Linne een schip met mergel gelost om opgen Waert en opgen Hobart de grond mee te bekalken. Mergel werd aangevoerd over de Maas vanuit Zuid Limburg. Pas na de Roermondse stadbranden werden stenen huizen in de stad de norm. Dan moest er ook stenen en cement worden aangevoerd. Cement werd gemaakt door kalk te branden.
Rond 1720 zijn er langdurige problemen tussen de familie/erfgenamen Puytelincks en de gemeynte Linne over schulden en belastingen. Uiteindelijk koopt de schepen Jacob van de Venne de hof. Na zijn dood wordt de hof aan de gemeente Linne gegeven in verband met lopende afrekeningen.
Rond 1890 bouwde de familie Hubair Vossen (of zijn voorganger Janssen uit Venlo) een nieuwe boerderij op Hobert, die wij no Hobert 3 noemen. Hubertus Vossen en zijn vrouwe Anna Fuchs en hun tien kinderen bewonen en bewerken de boerderij, die later wordt overgenomen door zoon Herman Hubert Vossen en zijn vrouw Antonetta Mestrom uit Montfort. Na de dood van Antonetta, hertrouwt Herman Hubert met Tiel Tissen en woont het gezin op Hobert. De boerderij heeft verschillend soorten grond variërend van zavel tot zandgrond en heideveld. Het zijn oude Maas- en Roerafzettingen met her en der dekzand en stuifzand. Uiteindelijk neemt zoon Hubair/Bair Vossen en Lies Houben de boerderij in de jaren vijftig over en wordt na verkoop van het woonhuis met stal en schuur een nieuwe stal en schuur als boerderij zonder woonhuis (Hobert no 4) gebouwd aldaar. Bair en Lies Vossen wonen in Linne.
Het ontstaan van de pachthoeve de Ward/Waerd
De pachthoeve de Waerd die nabij Montfort is gelegen is jonger dan de leengoederen opgen Hobert en opgen Lyllaer uit 1350 en dateert van rond 1500. Zoals we aan de schetsen van het kempken in het archief kunnen zien was de hoeve de Ward met landerijen en bosplantsoen/geriefhout een plaatje, letterlijk en figuurlijk. Een boerderij met akkerland, een moes en fruittuin en groen omzoomd. Het benodigde weiland was elders bijv. in Putbroek of in de Linner- en Brachterweerd. De afbeelding is een voorbeeld van een boerderij met akkerland en enig vee. Cleyn Ouwen zag er ook zo uit als boerderij met kempken. Ingen Lylaer was groter maar als model was het vergelijkbaar. Zie de afbeelding uit het archief Ambt Montfort/Michiels. die Jan Ruiten op internet heeft gezet.
De boerderij is aanvankelijk in bezit van de familie Puytelincks en als pachter lezen we Willem Maxis uit Montfort en later Willem Borman van Grathem. Jenneken de meid van opde Wardt klaagt over de knecht Hendrik die haar had uitgescholden ‘voor hoer en hex’ en haar had bestolen. Pachter Geerken op Hobert en Jan Beckers hebben de knecht daarop aangesproken. In 1685 is er ruzie tussen Geerken van Montfort als pachter met eigenaar Puytelincks maar de slepende rechtzaak eindigt met Geerken als ‘triumfant’. De hof wordt voor 400 rijksdaalders beleend op klooster Maria Wee in Roermond. In 1701 is Thijs Peijs halfman op de Wardt en een schoonzoon van Puytelincks voerde een merriepaard weg dat hij in de stad Roermond verkocht aan een legerkapitein. Peijs kreeg een vergoeding via de rechtbank. Via dochter Maria Puytelincks komt de Wardt in bezit van de Moser familie en via huwelijk nadien in 1734 in de familie van Aerdt, die de hof verkoopt aan Ambt Montfort op dat moment in bezit van de koning van Pruissen in 1734.
De informatie van Ingen Lyllaer, Op Hobert en de Wardt is grotendeels ontleend aan de prachtige teksten en mooie afbeeldingen van de plattegronden van (het verkleinde ingen Lyllaer (groen, roze), op Hobert (rechts boven) en op de Wardt met kempken en landerijen Warderveld en helemaal links ‘t Vrijveld met daar achter “t Struyken’, en daaronder de Roulaert aan de Montforterweg, land zonder boerderij, dat later apart werden verpacht, in www.janruiten.nl. De bron is het archief Michiels en Ambt Montfort bij RHCL Maastricht.
7.2.3 Een modelbeschrijving van een leengoed
Het Leengoed Ingen Lylaer in Ambt Montfort 1350 of eerder -1750
In het Essay verleden en heden in de landbouw, is een korte schets van het gemengd bedrijf op zandgrond gegeven en is in het kort de problematiek van het tekott en bijeenschrapen van mineralen op de landbouwbedrijven en de leengoederen gegeven in het contrast met de huidige problematiek van een overmaat aan mineralen in de landbouw van teveel vee en mest op te weinig grond. De zandgronden en de omringende heide en bos waren evenals de moerasgronden arm aan mineralen. Door het gebruik kunstmest en de invoer van veevoer en krachtvoer is de landbouw van mineralen arm verschoven naar mineralenrijk: van tekort naar overmaa Het leengoed ingen Lyllaer in het Linnerveld is in bovenstaande tekst toegelicht als voorbeeld van een leengoed van voor 1350, dat net als meerdere leengoederen is opgeheven rond 1750, toen er nog geen kunstmest was en alleen organische mest/stalmest en gier, maaisels van heide en hooiland, met gestoken risch (grasplaggen), en kalk en vuuras/houtas werd gebruikt. Bijna elke organische stof en alle reststoffen/afvalstoffen werden op de een of andere manier gebruikt als veevoer of om mest te maken. Als voorbeeld noemen we stroresten, haksel, bedorven hooi en stro, bloed en slachtafval, snoeisel, tuinafval en keukenresten. Zelfs in het nachthok/noodstal van de schapen op de heide en bij de kippen in de ren of het nachthok werd de mest verzameld. Ook de resten van het haardvuur ‘de scherpe as’, die veel zuurbindende stoffen zoals Natrium-, Kalium- en Calcium- en Mg-oxiden bevat, werd gebruikt als een soort scherpe landbouwkalk (die verbrandingsverschijnselen op blad veroorzaakt). Dit materiaal werd ook of als witsel voor muren of als cementbasis in de bouw, of bij het maken van ambachtelijk glas (soda en potas met kwarts) gebruikt. In de stad werd vuuras en beer (urine) en poep in tonnetjes opgehaald en gebruikt in warmoezerijen/tuinderijen in de meostuin of aan de rand van de stad of in de eigen mest en compost.
In Hoofdtuk 3 is een korte toelichting opgenomen over het leenstelsel en de lenen en leengoederen. De grootte van de oude leengoederen van in totaal honderden hectaren bos, heide, woeste grond, weideland/hooiland en akkerland uit de Karolingische tijd was rond 1350 in onze contreien niet meer haalbaar. Ridders als landheer op een landgoed met veel boerderijen/lenen eromheen zoals in Frankrijk, kwam in de Nederlanden bijna niet voor. Grotere leengoederen kwamen voor in Zuid Limburg en langs de Maas en de Roer. De feodale tijd en de feodale verhoudingen waren aan verandering toe. Grote leengoederen werden rond 1600 gesplitst in cluppellenen en nadien werden ze na de Franse tijd omgezet in pachtboerderijen of werden ze verkocht. Na 1600 werden bij ontginningen in Ambt Montfort ook nieuwe pachtboerderijen gesticht door de rentmeesters.
De horigheid (mensen behoorden bij grond van een leengoed met rechten en plichten van werk, onderdak en eten en drinken en bescherming met een lapje grond was in onze contreien rond 1350-1400 afgeschaft en de burgers en de steden kregen invloed en namen invloed. Dat gebeurde veelal via de gilden en de opkomende steden in het stadsbestuur. Als restant van horigheid bleven de inwoners van Montfort, Linne, Berg, Vlodrop en Posterholt, Beesel en Belfeld belast met herendiensten. Een beperkt aantal dagen per jaar diende men gratis te werken op het kasteel of op een andere plek in het Ambt om hooi te winen of tarnsporteren en turf te steken, voor het algemene nut (wegenonderhoud of het maken van en brug) of het nut van de heer (stookhout en turf). Bier, brood en kaas werd bij het werk ter beschikking gesteld. Diensten werden door mannen, vrouwen en kinderen verricht bijv. bij het hooien en het turf drogen: mannen staken veen en vrouwen zorgden voor het drogen resp. mannen maaien, vrouwen draaien en mannen transporten het hooi naar het kasteel. Transportdiensten enkele dagen per jaar behoorden erbij als je pachter van een boerderij of heurder van een leengoed was. Batten aan de Maasover in Linne en Maasbracht of aan de gracht van het kasteel was ook zulk een dienst. Jaarlijks een kar stookhout of meerdere karren turf leveren aan het kasteel was de taak van elk dorp. Deze diensten komen eeuwen lang voor in de Jaarrekeningen van Ambt Montfort. Alleen het maaien van het gras voor hooi en het steken van de turf voor de Heer werd aan dagloners in loon uitbetaald. Het draaien, optassen en transporeren van hooi was herendienst. Het draaien en drogen van de turfplakken en het loschudden van de turf was herendienst evenals het transport.
Derick Pollart rentmeester Ambt Montfort 1514-1515, beschrijft de herendienst hooiwinning met 100 morgen grasland aan de Vloatbeek in Posterholt tussen TerBorch en Kyrensen an der Clusen/Keretshof. Het hooi werd afgeleverd bij het kasteel en werd deels verkocht op de Markt in Roermond net als graan dat in nature was betaald. Andere Jaarrekeningen reppen over 40 maaiers en 100 knechten, vrouwen en kinderen, die het hooi te velde verzorgen en transporteren en 60 karren die daarbij nodig zijn.
Er waren te weinig rijke adelijken, en rijke bestuurders ambachtslieden of handelaren om als hulder/heurder zoveel geld ineens ‘lump sum’ in goudguldens op tafel te leggen en ook nog de complexe bedrijfsvoering te organiseren of een of meer pachterfamilies in te schakelen. Er was bij een leengoed veel werk aan de winkel. De tijd van de heurders de adelijke ridders van Myrlar, van Beecke, van Beggendorf, van Moeffert/Monfort, van Vlodrop of Slabbert, van Brempt, Schellart van Obbendorp, Vrimersum en van Schinnen was voorbij. Ridders met eigen goederen (allodiaal goed) probeerden graaf of bestuurder te worden maar dat lukte niet elke ridder. Veel adelijke lieden en ridders verarmden omdat ridderschap als verdienmodel niet meer loonde en zij moesten op het einde van de middeleeuwen de boel (het allodiaal goed) verkopen. Men trad in dienst van een machtige graaf of hertog en leverde de alloidale goederen in om ze weer terug te krijgen als leen of om een baan te krijgen als bestuurder voor de hertog. Andere adelijke families verloren hun status volledig. Sommige graven werden na veel gedoe machtiger en uiteindelijk hertog na erkenning door de keizer van het HRR. Maar weinig adelijken en ridderfamilies veroverden bestuurlijke functies in het nieuwe hertogdom om dan een groot leengoed te kunnen heuren. Adel/ridderschap en studeren dat ging qua aangeleerde attitude niet goed samen. Behalve kloosterscholen waren er in enkele grote steden universiteiten ontstaan en daar konden zelfs minder bemiddelden met een goed verstand met een beurs van de graaf/hertog of van de familie, studeren. Dan had je een netwerk en vrienden en een Latijnse school plus een portie doorzettingsvermogen nodig. Ridders die het als ambtenaar wel lukte om drost, schout of rentmeester te worden in het Overkwartier, kwamen uit het Overkwartier/Noord Limburg en Midden Limburg of uit het land van Gulik zoals van Vlodrop, van Schinnen, van Beeck, van Myrlar, van Montfort/Moefert, Pollarts, van Brempt, Schellart van Obbendorf, Snijwint, Kehr van Vroenhoven etc. Of ze werden zelfs drost van een ambt zoals Ambt Montfort. Hogere bestuursambtenaren in Gelre waren inmiddels gestudeerde lieden die een Latijnse school in de stad in de regio volgden en daarna een universiteit bezochten in Leuven, Kolln, Douai of Leiden. Daar werd dan een master/magister- of licentiaat/lic. of kandidaatstitel behaald. Pastoor van Montfort magister Bado van den Graaff studeerde in Cölln.
Het grote probleem in de economie was het gebrek aan kapitaal en investeringsruimte bij de boeren, ambachtsleiden en bij de burgers. Er was geen functionerend banksysteem waar de boer en de burger terecht kan. Alleen in de stad bestond het systeem van pandhuis om aan cashgeld te komen. Alleen een familie kon voldoende geld bij elkaar schrapen om een leen te kunnen heuren. In de stad kon je als je connecties en vermogen/bezittingen had nog terecht bij de Schepenbank/Gemeynte om geld te lenen maar dan moest je voldoende onderpand hebben of een garantstelling. Op een dorp was dat een groter probleem. Een collega of een bevriende relatie bood soms een uitweg. De familie van Poll in Venlo, de familie van Poll in Roermond en de familie van Poll in Montfort en in Linne lukt het om leengoederen te heuren in resp. Venlo en PollPanheel, Melick, Echt/Sint Joost/Hingen/Putbroek en Montfort en Linne.
De regio van Ambt Montfort en het hele het Overkwartier was door meerdre oorlogen en schattingen tussen 1400 en 1550 verarmd. Vandaar dat de oude grote leengoederen werden opgesplitst in cluppellenen die door boeren met geld of door complete familiegroeperingen (boer als heurder met broers, zussen, schoonfamilie: de medegedelingen genoemd bij een leen) werden geheurd of gepacht. (Later gebeurde dit als pacht in halfe pacht).
Bij het heuren van een leengoed hoort formeel een heergewaad als een cadeau aan de heer (en in de praktijk aanvankelijk een wapenuitrusting met paard en knecht om de heer in tijd van oorlog te ondersteunen dus als ridder) en bij het heuren van een kleiner leengoed: het cluppelleen, moest de heurder een “cluppel” of wapenstok/lans gereed houden om de heer gewapend te velde te ondersteunen, dus als knecht of als voetvolk van de ridder. We lezen in de Jaarrekeningen Ambt Montfort in tijden van oorlog 1397-1400 dat ridders en knechten aankomen op het kasteel om te fourageren en te gan vechten of dat ze als gevangenen van de vijand zijn opgesloten, wachtend op losgeld.
Bij een lumpsum betaling van een goudgulden per ha akkerland van een leengoed was het leengoed ter eigen voordele van de heurder beschikbaar met de gevraagde dienstverlening aan de heer en materiële leveringen als cijns in voedsel zoals rogge, en vlees of groenten en brandhout/veen (betalingen in natura) of diensten zoals karrediensten enkele dagen per jaar. De te leveren dienstverlening was nog een overblijfsel uit de tijd van de horigheid en de lijfeigenschap en zat nog een beetje in het leenrecht. Als de belastingheffing meer in geld gebeurt, neemt de levering in graan en in de gedwongen dienstverlening af. In landen in Oost Europa hield de horigheid ondanks een tolerant en menselijk en boerenvriendelijk beleid van keizerin Theresia en haar zoon keizer Joseph2, aan tot 1870 (Polen, Moravië, Hongarije) of zelfs 1900 (Rusland, Oekraïne etc.).
Als heurder en pachter komen we onder ander de families Pollarts, Cremers, Claassen, Heuts, Severijns, Lambrechts, Mans, Helwegen, Vogels, Nijssen, Kamp, Kellenaars, Kempkens, Pauwels, Driessen, Van Berck, Krenssen, Zillens, Timmermans, Pollarts, van Poll,/van Polle en anderen zoals drosten, rentmeesters en scholtissen of als schepen en burgemeester tegen in Montfort, Linne en Roermond en Venlo.
Pacht
Bij pacht betaal je voor het gebruik van grond een bedrag in natura of in geld als je een boerderij pacht met daarnaast soms dienstverlening in dagen arbeid voor de heer en bij halfe pacht gelden andere voorwaarden qua betaling in natura of geld en de inbreng van kapitaal (en vee). Bij begin en einde van de halfepacht wordt de helft van resp. het vee, zaaigoed en gereedschap etc. ingebracht en zijn er afspraken over bemesting van het akkerland en aan en afvoer van stoffen zoals mest, strooisel en stro gemaakt. Mest mocht het bedrijf niet verlaten als bron van organisch stof en mineralen. Bij het einde van de halfepacht wordt alle vee in twee gelijkwaardige partijen verdeeld waarbij de pachtheer de eerste keuze mocht maken.
7.2.3 model van een leengoed
Leengoed Ingen Lylaer
Om een beeld te krijgen van een leengoed of halfe pachtgoed in Ambt Montfort tussen 1350 en 1750 is het handig een exemplarisch voorbeeld van een leengoed te beschrijven en uit te beelden. Er is gekozen om het rond 1760 verdwenen leengoed ingen Lylaer in het Linnerveld (nabij het dorp Montfort) tot nieuwe leven te brengen door foto’s van zandboerderijen in het Domein Bokrijk (Belgisch Limburg) te combineren met teksten bedrijfsvoering van de boerderij en afbeeldingen ontleend aan archieven RHCL met toevoeging van een landbouwkundige toelichting. Een beeld van de percelen van het leengoed en van de boerderijlocatie met put, is in H 7.2.2 aan de orde geweest. Ingen Lyllaer betekent boerderij op een plek in het bos met een bron/water.
Sfeerbeelden leengoed ontleend aan Bokrijk in Belgisch Limburg
Een leengoed is een grote boerderij met een gemengd bedrijf met akkergrond, bos en heide en woeste weidegrond met koeien, schapen en met akkergewassen met de hoofdteelt rogge en neventeelten, voorzien van een moestuin met een fruittuin. Het geheel ligt vaak als enclave in het landschap op het einde van een weg en omgeven door een kempken met laanbomen, een bos en houtwallen/hakhout en geriefhout of zoals we dat nu noemen bosplantsoen. Een schapenstal en een kippen- en ganzenhok en varkensstal zijn aanwezig. Er is een bakhuis, een waterput en een grondkelder voor het bewaren van wintergroenten, wortelen, bieten. koolraap en koolsoorten
In de nabijheid zijn heidevelden en woeste weidegrond veelal met moeras, veen en waterpartijen. Bij ingen Lylaer was er geen woeste veengrond als weiland beschikbaar dus werden percelen weiland of beemden in de Linnerweerd en of in Herten aan de Maas gebruikt en naast de vele akkerbouwpercelen van ingen Lyllaer zelf nog enkele akkerbouwpercelen in de Struyken, in het Craeveld en verder in het Hobertsveld. Het Lyllarsbos is in de loop van 1500 tot 1750 grotendeels gekpt en verdwenen en omgezet in akkerland.
Een leengoed is vaak meer dan 40 ha groot en maximaal 120 ha incl. akkerland, moestuin/fruittuin, heidevelden, bos/hakhout, beemden, weiden en hooiland soms verderweg en beemd met moeras. Een cluppelleen omvat ongeveer de helft van een leengoed. Er is een eigen toegangsweg met slagboom en een bos in de achtergrond. In dit geval Lyllaersbosch een restant van de oude Heerenbosch. Van het leen ingen Lylaer zijn na 1550 twee cluppellenen afgesplitst: een met een veldschuur erbij de ander zonder boerderijgebouw of een woonhuis. Het aantal paarden varieert van 2 á 3 tot 6 á 8. Het aantal koeien varieert van 4 tot 12 en het aantal varkens is 4 tot 12. Er zijn 20-50 schapen en een 4-6 tal ganzen met een twintigtal eenden en een twintigtal kippen. De bijenvolken met 4-10 korven staan s’zomers op de heide bij het leengoed en s’winters in de bijenstal. Een hond (en de ganzen) waken s’nachts voor indringers en dievenvolk en de wolf, en de katten zorgen op de graanzolder dat de muizen in toom worden gehouden. De heurder/boer op het leengoed heeft jachtrechten en dan is er een jachtgeweer voor het wild.
Een leengoed wordt in het oude leenstelsel tot ongeveer 1550 geheurd tegen een vast bedrag in goudguldens vooraf en een heergewaad: een cadeau aan de heer, als rudiment uit de Middeleeuwen, dat was afgeleid van ridderschap/trouw aan de heer over en weer.
Je betaalt verder jaarlijks de schatzedule/belasting aan de Schepenbank. Het geldbedrag komt in de buurt van het bedrag heergewaad. bijv. 25 malders rogge en gerst of 15 goudguldens. De schatheffer/burgemeister bepaalt het bedrag aan de hand van grootte, complexiteit, veestapel, aanwezige arbeid/knechten. Daarna mag je het bedrijf voeren naar eigen inzicht. Betalingen vinden vaak nog plaats in natura bij voorkeur in malder rogge en of ander graan. In Ambt Montfort betaal je in malders rogge, tarwe, haver en gerst en eenen (Een slechte soort haver). Dat oude systeem van bekostiging van een leengoed is voor veel ondernemers te duur met een grote betaling vooraf. Alleen rijke ingezetenen, rijke pastoors of kanunniken, en adelijke personen kunnen dat voorheen opbrengen omdat ze al rijk zijn en een ambt uitoefenen, dat geld opbrengt.
Na 1550-1600 wordt dat de betaling een bedrag vooraf en een ander bedrag of levering in natura per jaar. Dat is beter te betalen zeker als de bedrijven wat kleiner zijn. Een leengoed zoals Groot Ouwen, Cleijn Ouwen, groot Dielgart, Cleijn Dielgart en Ingen Lyllaer en op Hobert zijn tussen 10 en 25 ha akkerland groot, in totaal met de woeste grond en weiden erbij meer dan het dubbele. Globaal betaal je een goudgulden vooraf per ha akkerland. Na 1600 wordt heuren pachten in de vorm van halfe pacht en het aantal bepalingen van leveringen en betalingen in natura en in geld, wordt vastgelegd. Tussen 1280 en 1800 betaalde men met gouden en zilveren munten en kleingeld resp. Marken (Overkwartier), Ponden (rest van Gelre), oude schilden een Gelderse gulden, Rijnse goudguldens, Carolus goudguldens en patacons, Philipsguldens en patacons, en andere guldens etc.
In de bedrijfsvoering is er minder vrijheid in het teeltplan en de arbeid is aan de pachter en zijn gezin. Het inbreng van vee en de gereedschappen en werktuigen is bij de start en bij het einde van de pacht half half. De leenheer brengt zijn helft van het beste vee van de voorgaande pachter in. Een aantal interne voorschriften over inzet en aanwending van mest en het verbod op afvoer organische mest en organische stoffen zoals stro en kaf staat in het contract. Men was beducht op het verdwijnen van mineralen en humus wat leidt tot verarming van de grond.
Omdat het heuren van een leengoed nogal wat vergt van de ondernemer gaan we eerst kort in op het benodigde kapitaal, de benodigde arbeid, de werkzaamheden en het maken een werkplan met een teeltplan in het drieslagstelsel (1200-1500) of in vierslagstelsel (1500-1800), met de afschaffing van de braak na 1800), en de bemensing en de organisatorische aanpak van het leengoed. Bij toename van de intensiteit van bedrijfsvoering en toename van de graanprijs, neemt de braak af van 33% in het drieslagstelsel naar 25% in het vierslagstelsel tot 0 % in 1900 als de intensievere veehouderij op gang komt en de minerale meststoffen en de leguminosen/klaver/wikke breder beschikbaar komen. Na 1800 wordt het jaar braak langzamerhand verminderd als vanuit Amerika graan (en mineralen erin) naar Europa komt en we een veegedreven akkerbouw krijgen: melk, boter en vlees, en als er allerlei bewerkte (kunstmest) meststoffen beschikbaar komen na 1860. Pas rond 1900 zijn er steeds meer meststoffen en met name N Stikstof), P (Fosfaat)en K en Mg (Kalium en Magnesium) minerale mestsoorten beschikbaar naast de organische mest/stalmest van de inmiddels gegroeide veestapels. De boer is altijd op zoek naar mest en mineralen voor zijn land en er mag niks verloren gaan. Ook de stand van de techniek gaat met sprongen vooruit. Uiteindelijk wordt de berg werk op het bedrijf, de teelten op het akkerland en de veevoerprodukte op de weilanden, door de boer en boerin met de vele gezinsleden in honderd jaar vervangen door de boer alleen met toeleveranciers van materialen en veevoer en krachtvoer, resp. door de bank, de kunstmest en het geleverde veevoer, de melkfabriek en de slagerij, de tractor, de machines, de moderne stal of loods, de melkstal, de mestput, en de drijfmestinjecteur, de spuittractor , de luchtwasser, de computer en het internet. En de hoeveelheid mineralen die gebruikt worden nemen wel een factor 10 toe De emissie van stikstof en de fosfaatbelasting door de mestproductie op te weinig land is dan de oorzaak van de Mineralenovermaat en de Stikstofcrisis die is opgebouwd en is vastgelopen tussen 1965 en 2022. de hoeveelheid stikstof per ha was tussen 1500 en 2000 door intensivering opgelopen van 40 naar 400 kg N per ha per jaar als gevolg van de massale import van veevoer en krachtvoer en het gebruik van kunstmest. De boer is altijd op zoek naar land maar dat is in Nederland een probleem. De verhouding vee en ha past niet in Kringlooplandbouw en duurzame/handhaafbare landbouw. Inmiddels is Nederland gegroeid naar 17 miljoen inwoners met veel industrie, woongebeiden en diensten. Dus moet de veestapel en de invoer van veevoer en krachtvoer en de emissie van stikstof, het stof en de stank fors, het bestrijdingsmiddelenverdbruik en de ziektedruk minder worden. De boet van een leengoed had een complexe klus te klaren, de huidige boer eveneens.
1 Kapitaal (Grond, gebouwen, geld, vruchtbare grond en mineralen)
Het heuren van een leengoed was maar één stap op weg naar het beheren van een leengoed. Dat kapitaal moest je wel kunnen opbrengen: vroeger en nu. Was de inschrijving bij de leenkamer succesvol voor jou als de kaars uitging en de hoogste bieder het leengoed verwerft?. Of was er gedoe in de sfeer van partijdigheid door gunning aan iemand anders?. Tussen 1530 en 1630 klagen enkele oude van Poll’s bij de Schepenbank Montfort als ze achter het net van een leengoed vissen en aangeven dat er mogelijk sprake is van doorgestoken kaart. Er is sprake van een erfleengoed van jager en boer Jencken van Poll rond 1540 maar de toewijzing gaat niet naar de familie van Poll, naar de oudste zoon Winand, die eerste rechten heeft bij een erfleengoed. Erfleengoed is nog een residue van de oude tijd. Dat oude recht moet worden afgekocht. De inschrijving van een leengoed in het leenboek was een formele handeling maar daarna volgde des chouwing en de ingebruiknemeing. Men nam alles in de stal en te velde door, spitte een stukje grond om als symbool van ingebruikneming en dan volgde een feestelijk drankje.
Voor het heergewaad van 15 goudguldens moet echt geld op tafel komen en daarna moet er jaarlijks nog van alles worden geleverd in natura (graan, hout of turf) of in geld bijv. 15 goudguldens per jaar of 15 malder rogge en 5 malder gerst met 3 malder haver of boekweit, een big of een schaap, kapoenen of vlees, en het afleveren van drie karren veen voor het stoken van de haard van de drost (in het kasteel) of veen en hout voor zusters/paters (in het klooster). De leengoederen rond Montfort leveren jaarlijks voer, hooi, en stro aan het kasteel van Montfort. Ook hand- en spandiensten kunnen worden gevraagd. De knecht Enken van ingen lylaer is ‘voermencken en hulpbode’ op het kasteel onder drost Willem van Vlodrop voor 1496, evenals de knechten Jan en Peter NN van Hendt van gen Lelar, die hout en planken en hulp bij het timmeren op het kasteel bieden. Andere leengoederen leverden andere diensten: Willem NN van leengoed ‘onder de weijden’ ging met een goed gevulde beurs van de drost met paard en wagen wijn voor de drost halen in Kölln. “Zyll “NN van leengoed in genauwen leverde wede, ‘verken’ etc. en zorgde voor de dekstier van de heer, die geleverd was vanuit het veeweidegebied van Zwolle.
Nadat ridders, adelijke lieden en kapitaalkrachtigen zoals drosten, ambtenaren en bestuurders de grote leengoederen tot 1500 heurden en er meerdere boerengezinnen als pachter(s) op zetten, zien we een omslag rond 1500. Grote leengoederen van 100 ha en meer worden opgesplitst in zogenaamde cluppellenen van kleinere boerderijen van 40-50 ha all-in en percelen grond of complexen van percelen worden van het oude leen afgesplitst en worden apart verpacht. Die ontwikkeling doet zich in Ambt Montfort ook voor. Ingen Aue en opgen Dielgard wordt bij de volgende grote renovatieronde of bij brand in 2 boerderijen Groot Ouwen/Diergart en Cleyn Ouwen/Dielgart gesplitst. Zowel bij ingen Dielgart als bij in Genauen wordt de oude boerderij verlaten en worden verderop nieuwe boerderijen gebouwd. Bij ingen Lyllaer worden in de loop van 2 eeuwen steeds meer percelen of perceelcomplexen zonder woning of boerderij los verpacht aan boeren met behoud van een kleiner ingen Lylaer leengoed en het nabij gelegen opgen Hobert en Ingen Breidewegh. Een pachtboerderij zoals de Voorhof heeft halfe pacht met inbreng de arbeid en de helft van het vee en gereedschap door de pachter en anderzijds de halve opbrengst voor de verpachter, de heer van Montfort.
Vruchtbare grond was er in Linne en Sint Odileinberg langs de beemden en de oevers van de Maas en langs de Roer. Vruchtbare grond in Montfort was schaars, dus een beetje leem in de grond (dekzand) en wat organische stof dat was wel gewenst. Als de grond al humeus/organische stof rijk was zoals bij veengrond en moerasgrond dan was het waterpeil vaak een probleem omdat je als boer het waterregiem niet kon regelen. Ontwateren en ontginnen was erg kostbaar. Na 1550 werd het waterpeil van de Vlootbeek verlaagd omdat het kasteel van Montfort zijn functie als fort verloor. Pas in 1870 komen grootschalige ontginningen tot stand. Beken worden gegraven en aangesloten op de Vlootbeek en de ontwatering kan beginnen.
Het leengoed werd na het afschaffen van her erfleengoed omstreeks 1550 in 1600 veelal in halfe pacht uitgegeven en na de Franse tijd werd de grond in delen verpacht of verkocht. Na 1800 ontstaan er steeds meer kleine boerderijen en keuterboerderijen. Tegenwoordig zeg je een boerderijtje voor erbij als je al een baantje hebt.
2 Arbeid en Mensen (Individuele en gezamenlijke inzet van arbeid)
Om het kapitaal en de menskracht/arbeid resp. het vee en het gereedschap voor het heuren van een leengoed bij elkaar te brengen, werd in de familie een soort collectief gevormd met een eerste inschrijver (de vader of de oudste zoon) en een aantal medegedelingen van het leengoed. Medegedelingen zijn gezinnen van familieleden of partners, die meedoen in het systeem en vooral arbeid leveren. Dit doet zich voor bij Winand 1 van Poll in Melick en bij Winand 1 en Winand 2 van Poll bij Cleijn Ouwen en bij Peter van Poll en Derick van Poll bij ingen Lyllaer. De medegedelingen zijn broers en zussen, en echtgenoten, (soms collega boeren) en hun gezinnen zoals we kunnen zien bij ingen Lyllaer als Derick van Poll inschrijft en zijn broer Winand van Poll, zijn zus en 2 zwagers Peter Stockmans en later Jelis Mans (van Auwt Petri van Poll) ook worden genoemd. Ook Jan van Pol verkijgt na een leerperiode bij Winand 1 van Poll zelf een leengoed in Linne samen met zijn medegedelingen vooral familieleden. In de generaties van Poll vooraf had Durk/Durick van Poll rond 1480 opgen Lylaer geboerd en Wilhem van Poll rond 1580 op Groot Ouwen zoals blijkt uit akten. Nog oudere van Poll’s zoals Han van Polle resp. Jan van Poll en Jencken van Poll waren hun op een leengoed voorgegaan tussen 1380 en 1550.
In en na oorlog is de inschrijving en de goudguldens na roof van vee en hraan, en plunderingaan gebouwen en inkwartiering soms een probleem om dit vele geld op tafel te leggen voor het leengoed zoals we zien bij Winand 2 van Poll, die aanvankelijk zelf, net als zijn vader Winand 1 van Poll voorheen, als heurder optreedt rond 1598-1602 in de periode van oorlog als het kasteelpersoneel is gevlucht inclusief de beheerder van de leenbank van het Ambt Montfort. Verdere verlenging is blijkbaar een probleem en Winand 2 klaagt erover tijdens de teonmalige oorlogstijd. Later wordt onder de medegedelingen van een nieuwe akte, de erfgenamen van Winand 1 van Poll genoemd, als Derick Pollart als heurder en schepen van Venlo optreedt voor Cleijn Ouwen (en tevens voor Groot Ouwen). Na het vertrek van soldaten, die een winter lang als bezetter op de boerderij huisden, was o.a. de boerderij Cleyn Ouwen geplunderd en half gesloopt en de heurder tijdelijk financieel geruineerd.
3 Werkplan, teeltplan en landbouwstelsel (Stand van de structuur van de landbouw)
Een werkplan personeel met een teeltplan is de grondslag voor het beheer van een leengoed. Men werkte weinig vanaf papier maar vooral uit het hoofd op basis van overdracht van kennis en op basis van ervaring Al werkende leerde men bij. Je bent de heurder geworden en dan heb je een team van medegedelingen om je heen. Zulk een team is deels toevallig zo samengsteld en er spelen pnder andere familiebelangen mee. Er is veel werk en veel terugkerend werk zoals onkruid wieden, voer halen en mest maken. Een werkplan is nodig ook al doe je dat uit het hoofd op basis van eerder verworven competenties. Er wordt veel gevergd van de heurder of de uitvoerende boer: Organisatie, planning en begeleiding. Taakverdeling in generaties is aan de orde evenals de verdeling van werk voor de mannen resp. de vrouwen en de kinderen. De zorg voor het vee resp. het melken, de boterproduktie en eten koken was vrouwenwerk. Ploegen, zaaien en maaien deden mannen evenals dorsen. Alle andere werk gebeurde gezamenlijk zoals mesten, planten, oogsten, wieden, schoffelen en oogsten van graan. . Je werkt met een bedrijf en met mensen, die vaak ook nog familie of aangetrouwde familie zijn. En dan die terugkerende sociale onrust van oorlog en bezetting door legers van Bourgondiërs voor 1500, en afwisselend Spaanse en Hollandse legers van huursoldaten in de Tachtigjarige oorlog. Burgers en boeren waren de klos, egaal welk leger zich aandiende. De kapitein en de manschappen moesten worden ondergebracht en gevoed op zulk een leengoed, en als je pech had was je schuur of de stal bij hun vertrek half gesloopt en waren de gezinsleden er zonder kleerscheuren vanaf gekomen?. Ga er maar aan staan.
Teeltplan bedrijf
Er moet er een complex landbouwbedrijf gerund worden met:
- Akkerland en de hoofdteelt van rogge en neventeelt van andere granen zolas spelt, haver en gerst en boekweit met bonen en erwten en wikke met spurrie en oliezaad gewassen in een teeltplan en daarnaast een bosperceel, de heide en woestegrond met moeras en hooiland.
- Koeien en andere dieren die op stal staan en overdag worden geweid en op stal worden gevoerd, met schapen die worden gehoed en die s’nachts in een veldstal (en s’winters in een schaapskooi) worden bewaakt en de mest die wordt verzameld, met verder de paarden en het kleinvee. Een zwaardere veebezetting kon alleen met klaverland (na 1700) em weideland volcontinu (weide als akker) zodat er meer veevoer was. Een moestuin met wat kruiden en een fruittuin was standaard.
- Daarbij draait alles om het beheer van de mineralen en het werk aan de mesthoop/composthoop (de mestfabriek van het bedrijf) en andere variabelen zoals het weer, de neerslag, het temperatuurverloop en vorst, de droogte, de storm en de wind, die moet je als natuurlijke krachten aanvaarden. Het steken van plaggen graspollen met grond als risch in de woeste grond, het maaien van de heide en het verzamelen van maaisel van heide en bladeren in het bos en het verzamelen van de mest en het kappen van geriefhout en stookhout kost veel werk. Het werken aan de mest gaat altijd door evenals het intern transport. Van voer op het land en maaisel in het hooiland en de heide, naar de stal en dan naar de mestvaalt/de mestfabriek, en dan weer naar het akkerland. Ploegen, wieden, eggen, maaien en oogsten En dat allemaal met handwerk en met paard en kar of koe en kar.
- We lezen af en toe dat werkzaamheden op het leengoed ingen Lyllaer worden uitgevoerd zoals het winnen van eikenboomschors uit afgekorte eikenstammetjes voor de leerlooierij, die Durrick koopt bij de houtvester/bosbeheerder (Durrick van Poll), of hout kappen en zagen en of aanleveren van planken voor het kasteel of voor de molens (Knecht van ingen Lyllaer) of het doen van transport tegen betaling als het Huys Montfort dat vraagt aan leengoed Onder de Wijen/Vurenhof. Dienstverlening voortplanting door de stier of de beer was soms een neventaak van een leengoed voor de gemeenschap (Opgen Ouwen). Ook het leveren van granen, groenvoer, wede en hooi aan het kasteel Montfort komt voor.
Teeltplan in de regio
Er is een teeltplan, dat regionaal werkbaar wordt geacht en grotendeels is overgeleverd, met zorg voor de planning van het werk en voor teeltopvolging van de gewassen resp. de planning van de teelt van winter- en zomergranen. Afwijken van het teeltplan was lastig zoals we zien bij nieuwe gewassen zoals hop, aardappel en klaver. Je kon dan extra risico lopen en dat was tegen de traditie. Afwijken van de zondagsrust bij de oogst van granen leidde tot een conflict met de pastoor/de Kerk. De nabijheid van een stad bepaalde of je iets extra’s of en nieuw produkt kon afzetten zoals eikenboomschors voor de leerlooierij in Roermond (Durick van Poll rond 1500) of dat een ander produkt extra inkomsten kon genereren zoals hout en planken, vlas en wede en bijv. groenten resp. een big of vlees en boter. (zoals Zill NN van Genouwen deed voor 1500, hij was tevens houder van de stier van de Heer). Het hoofdgewas van het gemengde bedrijf op zandgrond is rogge of koren als broodgraan in Gelre en in Brabant en andere granen zoals haver (paarden- en kippenvoer) en gerst (bierbrouwen) en boekweit (voor koeken) met volggewassen, nevengewassen of doorzaaigewassen van groenbemesters of peulen en erwten. De meeste mest (en mineralen) gaat naar de akkers met roggeteelt. De productie van stro en kaf, het maaien van gras en het winnen van hooi, de productie van wortels, bonen en groenvoer voor de veevoerproductie en de menselijke consumptie, de zorg voor het vee met voer en het gezond houden van het vee, en het werk aan de mest en de mestbereiding, het hoort er allemaal bij. Met een eenvoudige houten ploeg met een rister achter het paard of de os, wordt de mest in het akkerland ondergeploegd. De stuctuur van de grond wordt losgemaakt. De later na 1900 gebruikte metalen Brabander-ploeg was een revolutie qua werking mest inploegen en qua behoefte aan trekkracht. Met de schop en de spade werd veelvuldig gewerkt bij complexe gewassen zoals wede en de jongere gewassen aardappels en bieten met name als de graszode werd ondergewerkt. En in de groententuin en in de boomgaard, die gras en fruit omvat.
Ploegen, zaaien, wieden tot je een ons weegt want het onkruid is een taai probleem dat steeds terugkomt op akkerland. Dan oogsten, maaien, dorsen, melken, karnen, hoeden en voeren van koeien en schapen, het zelf slachten van vee, het slachten van wild zoals konijnen en hazen, het bewerken van het vlees, het pekelen en het drogen en roken van hammen en het produceren van worst en spek etc. En verder ook het bewaren van groenten, wortelen, en koolsoorten in de winter in de grondkuil, het schonen en zeven van graan en het zaaizaad en de oliehoudende gewassen, het repareren van de stallen en het strooien dak resp. de lemen wanden en de vloeren, het stoken in huis en de voerbereiding voor het vee. Koeien hebben een efficiënte voerconversie maar varkens kunnen niet alles verteren en daarom werd er voer gekookt met wortelen, bieten,knollen etc. en later (na 1800) ook met aardappels. En er was extra werk zoals bij opbod gekochte eikenstammetjes schillen of afrasteringen reparen en daken, lemen wanden en stallen en schuren herstellen. Zoals we in oude Jaarrekeningen van Ambt Montfort lezen leverde ingen Lyllaer in vredestijd voer voor de paarden en ridders op het kasteel en werd de knecht van ingen Lyllaer ‘Voermenken’ genoemd. Bij oorlog explodeerde de behoefte aan eten, drinken en veevoer voor het krijgsvolk: de ridders en de knechten en in later tijden de aangetrokken huurlegers, die niet schroomden alle eten en voer in beslag te nemen of brandschatting oplegden. Tevens werd hout in de vorm van planken geleverd aan de drost en de knecht hielp de timmerman zelfs bij het leggen van de plankenvloer in de zaal van het kasteel Montfort en bij het repareren van de timmetman aan de molens in Echt.
Het onderhouden van de moestuin en de fruittuin en het conserveren van de oogst moet voor de winter gebeuren. Dan wordt er nog boter gemaakt en wordt de wintervoorraad aan voedsel in de vorm van conserven en inmaak gewonnen, verwerkt en bewaard. In de winter werd brandhout en geriefhout gehaald in het bos van het leengoed, of in het gemeyntebos, en werd handgereedschap onderhouden en hersteld. Dennenappels en dun sprokkelhout worden in de winter verzameld voor de haard/stoof en de bakoven. Bosranden en houtwallen moeten worden uitgedund en geriefhout gewonnen worden. Stookhout en palen worden gekapt voor de haard, en het gebruik van hout voor reparatie in schuur en stallen. Het dorsen gebeurt in de winter maar het malen van graan wordt verplicht gedaan bij een molenaar tegen maalkosten en maalbelasting. Rogge voor brood is het belangrijkste graan van het bedrijf en dus ook het gewas dat de meest hectares akkerland vergt als hoofdgewas voor roggebrood maar ook als groenvoer na een slechte winter/voorjaar als je de winterrogge nog kunt maaien als groenvoer in geval van nood. Dan kan er altijd nog een zomergraan gezaaid worden. De introductie van klavers vond pas rond 1700 plaats: rode klaver en witte klaver waarbij rode klaver ook voor zaaizaad werd geteeld. Zaaizaad van granen had de boer op de boerderij of werd betrokken bij een leengoed met een goede naam en faam, dat het zaaaigoed schoonde. Dat kopen van zaaigoed ging niet altijd goed en dan ontving de Schepenbank klachten zoals bij Willem van Flodrop uit Linne tegen Winand van Poll uit Montfort. Een kleiner areaal akkerland is er voor andere granen de boekweit, de knollen, de wortels en voor een veld met oliezaden. Olie voor lamp en bakken en braden wordt geslagen uit oliehoudende zaden door de olieslag-molenaar. De geperste oliekoeken was veevoer. Er worden schapen geschoren en wol geweven. Er wordt vlas geteeld, lijnolie gewonnen en linnen gemaakt na braken, hekelen en weven.In de moestuin werden groenten geteeld zoals uien en prei, kolen zoals witkool, groene kool, Savoyekool, rode kool, spruitjes, wortelen en bladgroenten sla, spinazie en rabarber, en bonen, linzen en erwten in alleleid soorten. De aardappels, mais, tomaten en paprika waren voor 1800 onbekend. Kruiden kwamen her en der voor in de moestuin maar een compe\leet pallet kruiden kennen we alleen van kloostertuinen. En tot slot het fruit van aardbeien tot kersen, appels en peren met pruimen en kruisbessen die ook aftrek vonden op kasteel Montfort.
Organisatie arbeid
Het werk moet allemaal gebeuren op het bedrijf in eigen beheer met de familieleden. Iedereen werkt mee maar dat zal niet altijd van zelf zijn verlopen met het systeem van introuwen van partners, meerdere kapiteins, meerdere generaties, en de kinderen zullen ook wel gepuberd hebben. Ook het feit dat broer en zus deelnemen is geen garantie voor soepele verhoudingen. Iemand heeft de leiding formeel of informeel. Emoties zijn soms sterker dan de rede. Een bejaarde opa of oma kon er vaak ook nog wel bij en dat is handig voor de moestuin maar dat kan een ook een risico zijn. Spelende kinderen zijn aan het werk en hoeden overdag schapen en koeien. Informeel leiderschap is nodig om te voorkomen dat leiden lijden wordt. Voor speciaal werk werd vanuit het dorp en de stad vakmensen ingehuurd zoals een timmerman (ramen en deuren), hang en sluitwerk en smederijwerk, de leemplekker en de stucadoor, een metselaar, de glazenier voor raamglas, of een dakdekker voor de reparatie van het strooien of rieten dak. Bij boeren kwam de kleermaker resp. de stoffenhandelaar en de teut/handelaar (potten en pannen) langs de deur. Bij ziekte moest je naar een klooster in de buurt of naar een dokter of chirurgijn in de stad, als de kruidenmengsels en de kwakzalvers geen oplossing aanrijkten.
Wat een werk. Wat een organisatie. Wat een gedoe op een leengoed of een boerderij. De romanticus ziet ‘die Heile Welt’. De realist ziet de hele familie aan het werk en op de schouders en in de nek van de verantwoordelijek boer. Het werk houdt niet op en het onkruid komt altijd weer op in het veld en in de moestuin. Ook veeziekten moeten steeds in de gaten worden gehouden omdat ze deels besmettelijk zijn. De vaccinatie tegen ziekten en de veearts komen pas rond 1900 in zicht op de boerderij. Na 3 of 4 weken moest je alweer schoffelen. Van bestrijdingsmiddelen zoals herbiciden hebben we voor 1860 nog nooit gehoord, behalve van de fungicide als schimmelbestrijding Bordeauxe pap/kopersulfaat met gebluste kalk, of Bourgondische pap (Kopersulfaat en natriumcarbinaat, soda) die vanaf 1885 werden toegepast bij fruitbomen en Californische pap (een zwavelhoudende kalkverbinding bij wijnstokken/druiven, die allemaal als een soort verdunde pap over het gewas werden gespoten.
En dat moet dan allemaal gebeuren in de goede orde en vrede van al die familieleden en soms ook nog met knechten en maagden uit de buurt die op het bedrijf werken en wonen. Dat vond allemaal plaats in die relatieve kleine wereld van het leengoed waar je alles leerde van vader en moeder van de knecht of de maagd en van de familieleden. We lezen in de Schepenbank Montfort van allerlei problemen bij het inhuren, betalen van loon resp. het gebruik van een perceel door de knecht, of de gezagsverhouding van de knecht of de schapenhoeder die steeds dronken is, of ruzie in de familie op het leengoed, en klachten over het eerlijk toekennen van een leengoed, tussen 1530 en 1650.
Het beroep van de ouders was vaak bepalend voor het beroep van de kinderen. Van vader op zoon was je boer en van moeder op dochter ook. Je kon hoogstens op een ander leengoed of boerderij gaan werken als leerjongen of knecht. Of je probeerde een klein eigen boerderijtje te verwerven of te erven. De enige escape aan het werk op het bedrijf was een bezoek aan het nabije dorp. Op zondag kon je naar de herberg na de mis, en doordeweeks bracht je een bezoek aan de smid of de de radenmaker voor een reparatie of de klompenmaker voor een nieuw setje klompen. In de kerk verneem je het nieuws van de kerk en belastingen van de overheid en in het café verneem je de rest van alle nieuws en de roddels in de wereld (het dorp en de regio) gevraagd en ongevraagd. Het besef dat men in een dorp of stad deel uitmaakte van een land (hertogdom Gelre) of een staat (de Nederlanden) of van iets nog groters zoals het Heilige Roomse Rijk, was beperkt. Men wist in het Overkwartier vanaf 1543 wel dat Karel de Vijfde zowel hun hertog, hun landsheer en hun keizer was. En dat de belastingdruk hoog was mede door al die oorlogen tussen Frankrijk en het Keizerrijk HRR. Naast de jaarlijkse schatting van de Schepenbank betaalde je periodiek extra oorlogsheffingen zoals de Turkenbelasting. Een krant is er alleen in de grote stad maar dan moet je kunnen lezen. Het vertier bij vrienden en kennissen in het dorp was beperkt tot wat de Kerk, de fantasie en de creativiteit toeliet. Brood en spelen was er niet bij. Soms liep een familiefeest uit de hand als er teveel bier werd gedronken. Bruiloften waren in Montfort berucht. De burgemeester Durick van Poll) moest dan de veldschut en andere hulp inzetten zoals we lezen in de jaarrekening van de burgemeister van Montfort.
Omdat vervoer van goederen, oogst, strooisels en mest in eigen beheer gebeurde kwam de voerman regelmatig behalve op het eigen bedrijf ook op verschillende plaatsen in de regio. Transport voor derden was dan soms handig te regelen. Vervoer van personen was problematisch vanwege de beperkte vervoermiddelen. Niet iedereen had een extra rijpaard en de luxe van een reiswagen. Slechte wegen waren er voldoende zeker in de winter als de smalle karrensporen voren trokken in de zandweg. Bezoek met de koets was alleen voor notabelen zoals de pastoor en de drost/rentmeester en van het kasteel en voor rijke burgers in de stad weggelegd. Als de drost naar Roermond of Venlo moest voor overleg schakelde hij soms zelfs de burgemeister (Durick van Poll) van Montfort in om met hem de reis te ondernemen en dan vind je in de Jaarrekening van de gemeinte kosten voor ‘hoy en verteer” en verblijf in de herberg de IJzeren Craem in Roermond als drost en de burgemeister bij de rechtbank (in hoger beroep/hoogvaart bij de Schepenbank) in Roemond moest zijn.
Je ging veelal te voet, te voet en nog eens te voet. Alleen de bestuurder, heurder of de pachter en de grotere boer kon met het paard gaan. Hoewel de gemeynte verantwoordelijk was voor onderhoud van de zandwegen, moeten we ons daar niet teveel bij voorstellen behalve een kantonnier met kruiwagen en een schep zand, die de weg egalissert en de paardenkeutels verzamelt. De bisschop van Roermond klaagde dat het kerkhof er zo slecht verzorgd bijlag en het wild en de grazende koeien of de rischstekende boeren waren te actief tot aan of op de kerkhof. De gemeente moest na klachten van de pastoor en de koster aan de slag. Overigens was koeien laten grazen langs de weg net als grazen op de kerkhof in meerder dorpen een probleem zeker als de kinderen las koeherder meer spelen dan hoeden. Kattenkwaad van de jeugd in het bos en in het veld is van alle tijden als je aan het arbeidsproces wist te ontsnappen. Bij bruiloften en begrafenissen was het feest, wat nogal eens iets te feestelijk verliep in Montfort zeker als er drank/bier in het spel was en de veldwachter of soms de pastoor en drost moest ingrijpen. Bezoek aan de bakker was vaak niet echt nodig want bakken deed je thuis in het bakhuis en dan was het roggemeel en de eieren zo op met zoveel monden. Je kon ongeveer de helft van de oogst van rogge van de boerderij/het leengoed in de stad verkopen. De rest at het personeel van het leengoed zelf op met een klein beetje voor het vee. Het feit dat vee en kippen graan ( uit het vere buitenland eet als krachtvoer stamt van latere tijden toen boter en melk evenals vlees meer werd gehandeld en de akkerbouw meer veegedreven werd met intensief onderhouden weiland op het bedrijf. Die fase van intensivering van de landbouw 1940-2000 hebben leengoederen als boerderij niet meegemaakt omdat ze in de Franse tijd 1794-1810 zijn opgeheven, of in afgeslanket vorm zijn voortgezet als pachtbedrijf of als boerderij in eigen bezit.
Een slagerij was er alleen in de stad want slachten gebeurde in de slachtmaand op de boerderij of aan huis. Bezoek aan de dorpsschool van de koster van de parochie gebeurde in de wintertijd en lezen en schrijven was nog niet voor iedereen weggelegd. Bij uitzondering bezocht een zoon van een leengoed de Latijns school in Roermond en werd misschien priester.
Met graan, olie, boter of vlees of een in nevenactiviteit geproduceerd product, kon je in de stad Roermond geld verdienen. Een vet varken en een kip was goed te verkopen maar de meeste boeren aten het liever zelf op. Het aantal varkens en kippen op de boerderij was beperkt. Als je iets wil verkopen, dan moet je naar de markt of naar de winkel in de stad en dat vergt vervoer met paard en wagen, met de handkar of met de hondenkar. Bijenhoning en bijenwas met melk en kaas evenals wild is goede waar. Stof en kleding en benodigdheden voor verstelwerk van kleren kunnen dan worden gekocht. In het dorp was er hoogstens een klein kruidenierswinkel maar meubelwinkels ontbraken en stoffenwinkels waren er alleen in de stad net als een dokter en apotheek. Je bestelde een meubel vooraf en dan werd het gemaakt en thuis gebracht. Een leemplekker/stucadoor en metselaar kwam bij renovatie en nieuwbouw op het leengoed/de boerderij. Muren van leem moesten regelmatig worden hersteld vooral na vorst en vernieling door het stoten door vee. De stookplaats en de schouw vergden onderhoud vanwege brandgevaar zeker als het dak was gedekt met stro. Na storm werd het strodak gerepareerd. Als de rook niet goed weg kon had je ook een probleem. Dakdekken met stro deed je zelf jaarlijks en dekken met riet was duurder en dan kwam de dakdekker. Naar de dokter ging je zelden en dan moest je naar de stad. Alleen het kasteel met zijn soldaten had een heelmeester of chirurgijn maar daar kon je niet zomaar terecht. De enige betrouwbare zorgverlener op het platteland was de wiesvrouw/vroedvrouw. In de stad was er een klooster met ziekenzorg door paters of nonnen en een dokter of chirurgijn. Verder kon je terecht bij een oma met kruiden, resp. een bezwerende opa of de een of andere charlatan, die langs de deur kwam.
De boerderij met het woonhuis en de koeien- en paardenstal stal in het hoofdgebouw in Zand-Limburg, dat wordt omringd door een aantal losse gebouwen met stallen voor varkens, schapen en ganzen en kippen etc. en bijen, schuren en bergingen/schop, de mestvaalt (de kern van het mineralen gedreven systeem van akkerbouw), en verderop de waterput zoals we kunnen zien in de bovenstaande foto’s van het domein Bokrijk.
Het woonhuis met stallen onder een dak omvat de keuken en de woonkamers met slaapkamers en ruimten voor werkzaamheden en de bereiding veevoer (de vrie en de sopkamer) met op de eerste etage eenvoudige slaapkamers en bergruimten. Op stal, later gescheiden van het woongedeelte, staan de koeien, en apart staan de paarden en er is een hok voor de varkens. Erboven stapelen we graan, hooi en stro op de balk- en zolderconstructies.
Een groot complex van akkerland met omliggend bos, houtwallen, heiden en moeras/weide-/hooiland vormt de kern van de boerderij. De bedrijfsgebouwen liggen in het complex en er zijn verder nog een aantal stallen en schuren etc. en de mestvaalt met losse percelen akkerland of weideland in een straal van enkele km’s.
Geraamte of Tymmeringe van de stallen voor koeien en paarden met de schuurgedeelten en de hooizolders en strozolders., die flexibel kunnen worden aangepast met schotten, zolders en planken. Een gedeelte wordt afgewerkt als graanzolder en daar horen katten bij want anders blijft er weinig over door de muizen en de ratten. Met name het hooi, dat kostbaar veevoer was, en het stro werd in schuren en op zolders opgeslagen.
Een modelbedrijf leengoed als boerderij
Als idee van een leengoed boerderij in Montfort of Linne gaan we uit van de volgende veronderstellingen. Er is 12 -15 ha/bunder akkerland en 2,5 ha heide en 1 ha bos en houtwallen en 15 ha weiland/hooiland. Er zijn op het bedrijf 6-12 koeien en 4 paarden. Er zijn 35 schapen en 25 kippen en 5 ganzen en 5 varkens. Er zijn meerdere eenden, honden en katten. Op het leengoed werken 6 volwassenen en ouderen (5 fte personeel), en parttime 10 kinderen voor hulp in het wied- en oogstseizoen en voor hand en spandiensten zoals bij het hoeden van schapen en koeien, en het dagelijks werk in de groentetuin en de boomgaard (totaal kinderen 1,5 fte). Er is beperkt jacht op eigen terrein van het leengoed o.a. op konijnen en hazen en patrijzen en fazanten en af en toe moet de vos of een wolf eraan geloven. Mogelijk had ingen Lyllaer meer schapen met de Linnerheide in de buurt maar dat wisselde in de tijden was gereglementeerd via de gemeynte. Er was onder Derick van Poll opgen Lylaer rond 1620 in ieder geval een volwassen schaapherder dus waren er ook veel schapen want bij 15 schapen was de hoeder een kind/leerjongen. Jan van Poll uit Linne (waarschijnlijk ook van ingen Lylaer) werkte rond 1600 als schaapherder en als koeherder op leengoed Cleyn Ouwen bij Winand van Poll in Montfort voordat hij zelf een leengoed in Linne kon verwerven.
In Linne bij ingen Lyllaer zijn de weidelanden op een uitzondering in een nat broek aan huis, en bij de hooilanden aan de Maas maar bij Ingen Ouwen liggen de moerassige weiden aan de grens van de akkerlanden en het Putbroek. Bij ingen Ouwen had men ongebreideld toegang tot de moeras/weidegronden wat samenhangt met oude rechten uit het oude grote ingen aue leengoed met peerdgang etc. van 1350.
De stal van het leengoed zat vaak in het woongebouw, van gevlochten tenen wilgenhout en lemen wanden en vloeren gedekt met strodaken, vanwege de warmte in de winter en het gemak van het voeren en uitmesten van de koeien en paarden in de winterperiode. Het slepen met groenvoer in het voorjaar, de zomer en de herfst als gemaaid gras, bladeren en groenbemesters, en het slepen met mest en het werken aan de mestvaalt is aan de orde van de dag. In de mest zit naast dierenmest zand en leem en daarnaast worden heideplaggen, heidestrooisel, boombladeren en grasplaggen (risch in het Limburgs) worden gebruikt. s’Winters zijn er als voer knollen, stoppelknollen, rapen, wortelen en hooi/stro. Graan is te duur als veevoer maar graansoorten met bonen en erwten als noodgewas op slechte grond biedt vaak uitkomst. Het hooi lag op zolder of in de stroschuur en wordt mondjesmaar bijgevoerd. Roggestro of haksel van roggestro is een belangrijk veevoer voor koeien en paarden.
Elke dag wordt water geput voor de mens, het vee en voor de huishoudens en dat is per koe wel 25 liter per dag dus wel 350 l in totaal. De waterput is gegraven en een giek met emmer zorgt ervoor dat de emmers water handig geput worden. De put is rond of vierkant en met planken afgedekt. Latere putten zijn van steen. Een afbeelding van een houten put vinden we in Bokrijk, foto internet. Naast de lokatie van de boerderij ingen Lyllaer is een laagte waar in de put goed water kan worden geput: het grondwater komt er s’winters zelfs aan het oppervlak.
Het bouwland of akkerland op een leengoed werd omgeven met een begroeiing van hagen en bomen met een kempken als huisperceel met daarnaast een groter veld met akkerland als groot kempken zoals voorkwam bij hof de Wardt , de hof ingen Lyllaer en ook bij Cleyn Ouwen van Winand van Poll, en andere leengoederen. Op het leengoed zijn ook korven met bijen die op de heide en de akkers de honing bijeen scharrelen.
Als je als heurder zulk een complex bedrijf kunt leiden, dan ben je ook geschikt als schepen van het dorp. Je beheerst het lezen en schrijven en je kunt met mensen omgaan. De rest is ervaring en gezond verstand. We zien dan ook dat de schepenen van Montfort, Linne en Sint Odilienberg worden aangezocht vanuit de pachters en heurders van de leengoederen, en in ieder geval mensen met eigen grond, om een positie in de gemeynte te hebben. zoals bij ingen Lyllaer in Linne, Ingen Ouwen in Montfort etc.
De “mestfabriek”
Wie op armere gronden zoals op Linnerheide en in Montfort/Putbroek op de zandgrond toch succesvol wil boeren, moet een vakman en een mest- en mineralenmanager zijn. We zorgen ervoor dat geen mineralen in mest en gier, resp. in afvalstromen organische stof in vuuras, en in heidestrooisels en grasplaggen of met de schop gestoken risch verloren gaat maar we zorgen ervoor dat ze maximaal terecht komen op de percelen akkerland. De omgeving wordt langzamerhand armer en de percelen akkerland iets rijker aan organische stof en aan mineralen. Eigenlijk vind er sluimerend roofbouw plaats van mineralen uit de natuur, toen woeste grond, heide en bos genoemd en het toevoegen van die mineralen aan de akkerbouw percelen.
Intermezzo mineralen
Dat deden we in de landbouw tweeduizend jaar zo, elk jaar een beetje, tot de omslag dat er rond 1900 mineralen van buiten het systeem in veevoer met mineralen uit het buitenland en mineralen uit mijnbouw en uit chemische stikstofbinding vrij beschikbaar werden. Dat is kunstmest; bewerkte mineralen. De vanaf 1960 ontmengde landbouw (afschaffing gemengde bedrijven waardoor niemand meer verantwoordelijk is voor mineralenevenwicht de takken van de landbouw) gingen in toenemende mate mineralen toevoegen, totdat er uiteindelijk overmaat en schade aan het milieu en volksgezondheid optrad bij massale intensieve veehouderij op te weinig grond. Veevoer uit het buitenland lokt en was goedkoop. Later kwam dar het krachtvoer nog bij. Je hebt als boer in de intensieve veehouderij geen grond of te weinig grond. De omgekeerde situatie van vroeger/.De natuur krijgt ongevraagd teveel mineralen vooral N en P: ammoniak uit stallen en fosfaat uit drijfmest. Kringlooplandbouw is het devies vanaf 2018 om overmatig mineralengebruik tegen te gaan en milieuschade te beperken. Vee wordt gekoppeld aan benodigde hectares grond en de invoer van veevoer en krachtvoer wordt beperkt ten gunste van eigen veevoer van veevoer bij de akkerbouwer. Einde intermezzo.
Kunstmatig bereidde meststoffen van stikstof, of oplosbaar gemaakt fosfaat en uit mijnzouten gewonnen kalium- en magnesiumzouten zijn er nog niet voor 1800. Alleen kalk van mergel uit Zuid Limburg kun je kopen en laten aanvoeren maar dat is voor veel boeren een brug te ver zeker voor de vele keuterboeren in het Ambt Montfort. Op ingen Lyllaer en ingen Ouwen (en Hobert) is vanaf 1600 al kalk mergel gebruikt als kalkmeststof dat via een schip in Linne werd aangevoerd. We weten dat omdat ‘van die van Roermond’ toestemming moest worden verleend om te mogen lossen in Linne. De kalkmeststof mergel ging met paard en wagen vanaf het schip in de Maas bij Linne naar het akkerland van de leengoederen. Kalk maakt de grond , die door regenwater langzamerhand zuurder wordt, minder zuur en verbetert de plantengroei.
De mestvaalt is de mestfabriek met stalmest, gier en verwerkte strooisels van heide, grasplaggen/risch en restanten stro en kaf, en lag buiten op het erf nabij de stal. Een gierput is er nog niet. De gier wordt zoveel mogelijk in de mest en de strooisels van plaggen en risch opgevangen en gemengd. De mestvaalt is soms afgedekt met een simpel dak en is bij grote boerderijen aan de Maas, de Roer en in Zuid Limburg, inpandig bij een gesloten Limburgse hoeve i.v.m. voorkoming verlies mineralen en minder werk bij het dagelijks uitmesten van de stallen.
Het systeem van de potstal met vee met het gesleep van vele tonnen zand en tonnen stalmest/compost mest per jaar is in Linne en in Montfort beperkt van toepassing. Er is in ieder geval geen 70-80 cm zwarte of bruine eerdgrond of es gevormd in 700 jaar landbouw bedrijven op deze leengoederen. We spreken van akkerbouwmatige landbouw met vee en nog niet van veegedreven akkerbouw.
Roggestro is allereerst veevoer en hooi is als veevoer een luxeartikel. Het huisafval en etensresten en de vuur- en hout-as worden in de mest- en composthoop gemengd. Alles wat verteert, wordt in de mesthoop gebruikt. De mesthoop wordt regelmatig aangevuld met de gierhoudende stalmest en vermengd met strooisels en afval. We noemen de mestvaalt dan ook ‘de mestfabriek ‘voor het akkerland en de moestuin. Kippen, eenden en enkele ganzen lopen los en schapen verblijven op de heide met s’nachts de provisorische nachtstal, en staan in de winter in de schaapskooi. Op het erf moet regelmatig stro en mest worden opgeruimd en geveegd. Het onkruid wordt op het erf gewied en rond de gebouwen evenals in de moestuin en de fruittuin. Het vers geplukte of geschoffelde onkruid komt in de mest/composthoop terecht evenals elk ander organisch afval en restanten van schillen, bladeren van bomen en dekblad van koolplanten en resten van groenten uit de moestuin of snoeisel uit de fruittuin.
Enkele varkens worden op stal gevoerd met afval, groenteresten, wortels en restanten van graan etc. De melk wordt gebruikt voor boter en de karnemelk wordt gedronken of opgevoerd aan varkens. De moestuin en de fruittuin grenzen aan het erf van de de boerderij binnen het kempken. Het stro en de gereedschappen en werktuigen waren apart opgeborgen in open schuren of een schop/loods.
De bedrijven werken met een gesloten mineralenkringloop en een organische stof kringloop van voer, geproduceerde organische stof van groenbemesters en gewassen, en half gecomposteerde mest met daarin verwerkte strooisels en afvalstoffen.
Alleen via de verkoop van roggegraan en stro verlaten kleine hoeveelheden mineralen het bedrijf. Via de insleep van mineralen uit strooisels, plaggen , hooi en stookhout worden mineralen aan het systeem toegevoegd zoals de mineralen P, K, Mg, een deel van de N en de spoorelementen. De afvoer van N wordt enigszins gecompenseerd door uit de lucht vallende regen met 15 kg /ha N uit bliksem en onweer, maar N wordt vooral gebonden in de grond door onkruiden en leguminosen in het braakjaar (35 kg) en in later eeuwen door de teelt van klavers, luzerne, wikke en lupines als nagewas of als jaarrond groenvoer (80-100 kg N/ha). Via de heideplagen, heidemaaisel en weideplaggen/risch wordt jaarlijks een hoeveelheid mineralen (N stikstof, P fosfor, K kalium, Ca calcium/kalk en Mg magnesium en spoorelementen aan het bos, de heide en het weide moerasland ontrokken om dan geconcentreerd in de bewerkte organische mest op het akkerland met vooral graan terecht te komen. Op die manier wordt bos, heide en grasland langzamerhand armer aan mineralen. De natuurlijke omgeving van de boerderij verarmt dus aan N stikstof, P fosfaat , K kalium en Mg magnesium en spoorelementen. Het akkerland wordt vruchtbaarder door de mineralen (elementen N, P, K, en Mg en spoorelementen) ondanks het feit dat elk jaar een klein deel van de N en K/Mg uitspoelt op zandgrond afhankelijk van het tijdstip van aanwending. Rond 1600 is het totale niveau van toediening van meststoffen (mineralen) op akkerland 30-40% van het niveau in 1950.
Hyperlink Tabel Excel Mineralenkringloop gemengd bedrijf
Nog enkele bijzonderheden
Van leengoed Opgen Ouwen en ingen Lyllaert is bekend dat de landerijen waren afgesloten met een slagboom en dat er geen doorgaande weg was achter het leengoed in het ‘Engenhouwen wald' zoals een oeroude akte van 1280 aangeeft. Leengoedern vielen juridisch onder het leenrecht en hadden dus een aparte status met allerlei rechten. Vandaar dat je een slagboom kon plaatsen en vaak vrije rechten had op bos, heide en woeste grond. Je heofed niemand daarover te raadplegen zoals we hebben gelezen in het Denombrement van ingen Ouwen. Een slagboom stond er bij Munnichsbos en een valder/falder stond er bij de Montforter uitvalsweg ‘t Vaere/of Hoogstraat. Het dorp schermde zich af met een slagboom, wat enige bescherming bood. Het leengoed Ingen Ouwen, voorheen Echt, later Sint Odilienberg en Montfort en het deel Cleyn Ouwen in Montfort nabij de grens met Sint Odiliënberg komt voort uit het oude ongedeelde ingen aue van 1350. In verband met de jaarlijkse schatheffing van Montfort en van Sint Odiliënberg weten we dat gemeentegrens dwars door het de boerderij Groot Ouwen liep met een stal met vee aan de Montforter zijde.
Het leengoed Ingen Lyllaer was omgeven met landwegen en een moer of veenput met een waterput vlakbij de boerderij nabij de oude Montforterweg in het Linnerveld in Linne, schuin tegenover de huidige Pös nabij Montfort. Het grondwater kwam s’winters zo hoog dat de put onder water stond. Er was ook een valder bij de toevoerweg naar Ingen Lyllaert en een voetpad naar Montfort tot inden Hoek (de Pös). Het leengoed was oorspronkelijk rond 1350 heel erg groot en er werkten dan ook meerdere knechten of meerdere gezinnen zoals we uit akten schepenbank Montfort rond 1550 weten in verband met het afsluiten van de leenakte en van klachten over uitbetaling bij ingen Lyllaer en bij opgen Ouwen. Het leengoed Ingen Lyllaer en later ook ingen Ouwen en is in de loop van twee eeuwen stapgewijs verkleind en nadien zijn vrijkomende losse percelen verpacht of verkocht zoals tussen 1735 en 1750 veelvuldig gebeurde. Zo verdween ingen Lyllaer em Cleijn Ouwen maar de percelen bleven in gebruik bij boeren in Linne en Montfort.
Ook ingen Lyllaert bestond uit een aantal gebouwen rond een kempken met meer dan een woonhuis, maar bij de sloop rond 1640-1650 zijn alle bruikbare stenen en houten materialen afgevoerd en omdat er geen stenen funderingen waren in de oude tijd, is er te velde geen contour van de oude gebouwen of van de grondpalen meer zichtbaar in het huidige aspergeveld van Ton Zeelen. Wat resteert zijn enkele restanten van bouwmaterialen natuursteen en oude baksteen. Leem en stro vind je niet terug na zo lange tijd.
Om een idee te geven van een pachtboerderij met woonhuis en stallingen met kempken en akkerland geven we een afbeelding van de Boerderij de Wardt/Waerdt. De heide is de Linnerheide en de woeste weilanden zijn in ’t Broek en Eerselen bij de Vlootbeek in Montfort, Archief RHCL, Archief Ambt Montfort en Michiels, uit www.janruiten.nl Vloot en Roer.
Bij de presentatie leengoed ingen Lyllaer behoort een Powerpoint presentatie over Winand van Poll op Ingen Ouwen, die het mineralenprobleem van een boerderij van een leengoed etaleert.
De gesloten hoeve of vierkanthoeve komt naast het langgeveltype voor in Midden- en Zuid- Limburg. Vooral in Zuid-Limburg is de gesloten hoeve dominant en komt voor in de lössdorpen en in boerderijgroepen die voorheen leengoedern waren en uitgroeiden tot gehuchten in het veld op de lössplateau’s. Ook boerderij typen zoals IngenHook/Genook en Feller op de Klinkhei zijn op dit principe gebouwd. Het woonhuis met daar achter veelal de koestal en verder stallen voor paarden, varkens en kippen. De schuren voor graan, de dorsvloer en het stro met het hooi heeft zijn plek. De mestvaalt ligt vaak centraal op de binnenplaats en bij heel grote boerderijen zelfs inpandig/onder een dak. Het geheel wordt in de voorgevel afgesloten met een of twee poorten met ronde boog. In kasteelboerderijen komt een herenhuis voor voor de bestuurdre van de heerlijkheid, en verschillede woongedeelten voor wel drie boerengezinnen. De schuur is vaak dubbel zo groot als door de verschillende pachters betaald werd in granen. In Midden-Limbug zijn de boerderijen gemengde bedrijven met teonemened hoeveelheden vee, en in Zuid- Limburg is er wel vee en veel fruit maar het aantal koeien en varkens is in verhouding beperkt op de akkerbouwbedrijven.
Einde presentatie model leengoed Ingen Lyllaer
7.3 Naamgenoten en of familieleden verder terug in de tijd in het Overkwartier van Gelre
In het archief van de stad Venlo vinden we oude en zeer oude van Poll's en van Polle's, die actief zijn in het bestuur van de stad en als ondernemer. Zij wonen in het de oude stadswijk het Schricksel resp. in de Lomstraat en de Vleesstraat en bij de Oude Markt.
Stadsplattegrond Venlo rond 1600 met de Helbeek in de stadsgracht en de molen aan de stadsmuur Noord.
Wim Bongers heeft in Venlo in de tekst van zijn kroniek van Pol de naamgenoten en burgemeesters Jacobus van Polle en Johannes van Polle en Frans van Poll gevonden en aan mij doorgegeven. In de lijst van burgemeesters Venlo op internet in in het archief vinden we meer informatie. Na een bezoek aan het archief van Venlo blijkt in 2012 dat er nadere informatie over de regenten- en boerenfamilie van Poll/Polle in Venlo op het internet is gezet. Het archief van Venlo heeft regesten geplaatst op internet, die we kunnnen raadplegen.
Op internet vind ik onder burgemeesters van Venlo Jacob/Jacop van Polle 1388, die zegelt met drie horens, de zonen Jacob en Johan van Polle, Johan van Polle 1452, die blijkbaar ook als burgemeester Johan Dries werd genoemd, die zegelt met drie horens en een ster, Peter van Poll (mogelijk een broer van Jacob en Johan) en de zoon van Johan Johan van Poll. Dr. Frans van Poll schepen en pey-burgemeester van Venlo in 1544 en burgemeester in 1548 en 1561 met een eigen zegel zonder hoorns en ster maar met een Andreaskruis met balken een een leeuwenkop en met zijn naam op het notariszegel. Verder is een Jacob Dries gevonden, die in 1417 resp. 1418 en 1424 pey-burgemeester van Venlo was. Deze Jacob Dries is een van Poll/Polle omdat Dries een alias is van de van Poll's in Venlo zoals we ook zien in een akte van 1471 waarin Johan van Polle genaamd Dries, in een akte met klooster Maria Weide wordt genoemd.
Frans van Poll was burgemeester, schepen, rechtschrijver, secretaris van Venlo van 1523 tot 1540 en later notaris te Venlo. Frans van Poll moet geboren zijn rond 1500. Frans was een invloedrijk man in Venlo en het Ambt/Land van Kessel, en hij was op latere leeftijd een rijk man. Frans zoon Claes van Poll was ook secretaris van de stad Venlo maar dan wel 30 later dan Frans. Frans (en Claes) van Poll studeerden zeer waarschijnlijk in Kölln en Frans promoveerde aldaar in de filosofie en de rechten zoals ook zijn schepen/burgemeester collega Dr. Johan van Stalbergen had gedaan. Vanuit Roermond en waarschijnlijk ook vanuit Venlo, konden gegoede burgers op eigen kosten of met een beurs, vanuit het Overkwartier van Gelre via de Latijnse school in Venlo en Roermond, studeren in Kölln. In Kölln was er een studentenhuis/kloosterkapittel voor het verblijf van studenten gefinancierd vanuit Roermond.
Regest, 1535 maart 12. Karel, hertog van Gelre, stelt de schrijflonen vast van Frans van de Poll en Claes, diens zoon, gerechtsschrijvers der stad Venlo. In G. van Hasselt; Geldersch Maandwerk, 2e deel, Arnhem, 1807, 91/92.
Claes van Poll ordent voor het stadsgericht van Venlo in het document rol 2544 ’Kontscappen ind getuyge der wairheitt dus inden gericgt ind gespannenre banck van Venlo voirt exclusive vur scepene gerigtlicken geleijdt ind produciert….kontscappen.. etc’ in gefolieerd katern van 1537 en 5 katernen tot 1551. Het document van Claes van Poll is een herordening van besluiten van de Schepenbank gekoppeld aan de persoon van schepen van Venlo, die erbij betrokken was. Het is een manier van ordenen en archiveren, die toen wel vaker werd gebezigd.
Van de gezinnen van Frans van Poll, die twee of drie keer gehuwd is, en zijn zoon en Claes van Poll weten we helaas nog niets omdat er geen trouwakten zijn maar er moeten akten zijn waarin hun erfenis is geregeld. Frans van Poll was gehuwd met Merten to Puth/Ingen Puth (later wordt deze familie Puteanius genoemd) en later met Stynen NN (Gaertz) en ze wonen in Venlo op de Jaarmarktstraat thans Klaasstraat genoemd naast het ouderlijk huis van Thijs Gaertz en Hilleken NN.
In Roermond wordt bij de aankoop van een woning aan de markt nog een derde echtgenote van Frans van Poll genoemd: Coickx. We weten niet of Claes van Poll gehuwd was en kinderen heeft gekregen alhoewel dat wel voor de hand ligt. Omdat Claes ook secretaris van Venlo en notaris was, moet hij minimaal licentiaat of magister in de rechten zijn geweest. Vermoedelijk studeerde hij net als zijn vader aan de Universiteit in Kölln. Een echtgenote of kinderen zijn nog niet gevonden tenzij ene Mathias van Poll, boer in ’t Ven in Venlo een zoon van Claes van Poll zou zijn wat twijfelachig is.
Op internet vinden we de visitaties van de bisschop van Roermond in alle parochies in het bisdom Roermond 1559-1810 de kwaliteit van het werk te onderzoeken. Die kwaliteit varieerde enorm. Opmerkelijk is dat de bisschop vermeldt dat in Venlo van het dekenaat Kriekenbeek in de parochie van Sint Martinus vanaf 1600 alle administraties middels DTB-boeken is bijgehouden door de pastoor en in orde is. De pastoor is aangesteld door het klooster van Averbode. De DTB-boeken ontbreken echter grotendeels in het archief.
In 1669 wordt vermeld dat in de parochie Venlo bij het Office Hushoven met rector Peter Alberts, voorheen kapelaan te Wachtendonck, een (groot) legaat bestond van burgemeester (Frans) van Poll, patrones dominus consul Poll, met de verplichting zoals vanouds tot 2 missen, een vroegmis op woensdag en de andere mis naar vrije keuze in de week. Het is bijna 90 jaar na de dood van Dr. Frans van Pol, notaris, schepen en burgemeester in 1548 en 1561 te Venlo, die was geboren in Venlo of in Roermond.
Een tijdgenoot van Frans van Poll in Venlo was Johan3 van Poll alias Hannes Dries, en in Roermond Herbert van (den) Poll, en in Montfort of omgeving Winandt (0 en 1) van Poll. Een tijdgenoot van Claes van Poll in Venlo was Johan 4 van Poll alias Kesselkens met vier kinderen waar we nog op terug komen. Het is onduidelijk wat alias Kesselkens betekent: moeder Kessels alias Roffaert?. Een connectie met Kessel is nie gevonden. Claes en Johann waren tijdgenoten van Winandus , Wilhem, Jan en Durcken van Poll in Montfort, en van Cornelis van Poll(e) jr en Margriet ( Herberti) van den Poll in Roermond. Of Claes en Johan4 van Poll familie zijn is onbekend.
Vermoedelijk stelde notaris lic. Claes van Poll ook het document charter 16.0155 RHCL in Maastricht op van het jaar 1560 over een lening verstrekt door de schepenen Diderick of Sybert vann Beringen en Harmen? vamier? als schepen te Venlo. Dit document dat twee mooie lakzegels heeft, maken schepenen bekend (doen condt) een lening/levering van Sybert van Beringen en een andere schepen dat Frans van Poll/Claes van Poll. Zij doen kont van een lening van… duisent carolus guldens .. mbt erstatt und goet .. Jann Frijepennig…und mitburgers.. en een regeling voor terugbetaling en rente? en segeling hieronder aangehangen datum: Marry@vijftienhondert zestig.
Er is een kopie van de tekst geprint uit het fotobestand van het archief Maastricht, maar tot mijn spijt kan ik de tekst niet goed lezen. Het is onduidelijk of Frans duisent carolus guldens uitleent of dat zijn vermogen duisent carolus guldens waard is. De twee lakzegels zijn van goede kwaliteit en op de linker zegel lees ik ‘leningen’? en op beide komt een schildje of blaadje voor met druiven of fruit?. De lakzegels vallen buiten de gemaakte foto. Ik neem aan dat een lakzegel van Sybert van Beringen en de andere van Frans vann Poll zijn, althans in de akte zijn de namen geschreven als sybert beringen en frans van poll.
In het volgende regest wordt de schepen Frans van Poll van Venlo genoemd.
14 februari 1563, VENLO, Ten overstaan van Poll en Greffraed, schepen te Venlo, heeft Dierick Kuyten beslag laten leggen op goederen van Cornelis Merels, te Lom gelegen. GA Venlo, Schepenbank Venlo, inv.nr. 2647, fol. 2. Voor genoemde Merels zie ook idem fol. 1vs. Voor Dirk Quiten zie ook Beesel, mei 1600 z.d.
In regest no.1563 lijkt de naleving van de huwelijksvoorwaarden van 1563 tussen Merten to Puth (ingen Puth of Puteanus) en Frans van Poll uit Venlo onderwerp van een proces in 1593. 16 januari 1593, VENLO.
Johan van Greffraedt als aanklager hoopt dat de huwelijkse voorwaarden zullen moeten worden nageleefd zoals in het proces tussen Merten to Puth en Frans van Poll uit 1563 is uitgesproken; hiertoe verlangt hij de originele akte die bij Johan Hillen en Anna van Greffraedt berust. Verder stelt de eiser:
- dat zijn aanklacht gegrond is ; ieder die een zaak verloren heeft, mag volgens stad‑ en landrecht binnen een jaar na het vonnis opnieuw proberen om zijn of haar gelijk te halen, mits op nieuwe gronden,
- dat de vordering (een bedrag i.p.v. het huis) nieuw is,
- dat de beklaagde Anna van Greffraedt in het eerste proces slechts is aangesproken op de huizen die zij van haar vader had geërfd, maar nu na het overlijden van haar moeder Judith de Haen ook wordt aangesproken op de huizen die zij van haar heeft geërfd. GA Roermond, Hoofdgerecht Roermond, inv. nr. 487, procesnr. 3205, fol. 48‑50vs.
Van Frans van Poll en van zijn zoon Claes van Poll, en over de oudere Jacob van Poll en Johan van Poll van Poll’s/van Polle’s in Venlo heb ik met Bert Heijnen in het archief van Venlo nadere informatie gevonden in het boek van Jan Verzijl over families/familienamen in Venlo:
De drie hoorns hebben te maken met een verworven leen betreffende de tol over de Maas, waar Johan van Poll met anderen in participeerde.
Op de volgende bladzijde staat dat Marije van Johan van Poll is gehuwd met Johan van Boshuijss, een Venlosche familie. Johan en Marije huwen, en de andere zussen worden non in Maria Weide/Maria klooster in Venlo of het Munster in Roermond. We komen op de nonnen terug bij het boek van Dr. E. Koch over conventen en stiften 1200-1600 verderop in dit Hoofdstuk.
Jacop en Johan van Poll(e)
Jacop van Poll(e) was schepen van 1392-1398 en burgemeester van Venlo in het jaar 1388. Als schepen en burgemeester moet je volwassen zijn, burger en Gildelid zijn en van goede stand. We schatten Jacop’s geboortejaar op ongeveer 1350. Zoiets geldt ook voor Heinrich van Polle, de timmmerman aannemer die in het Archief van Venlo wordt genoemd. Johan van Polle is een generatie jonger: geboortejaar ongeveer 1375. Vanwege de overeenkomst in functie en in zijn zegel met drie hoorns is Jacob van Poll(e) een voorvader van Johan van Poll(e) Johanszoon, die aan het zegel nog een ster toevoegt. Johan van Poll, was lange tijd schepen namelijk van 1452 tot 1472 en hij was pey-burgemeester in 1452, zestig jaar na Jacob/Jacop van Polle sr. dus twee generaties later. Een Jacob Dries zit er tussenin en is vermoedelijk Jacob van Poll alias Dries net zoals zijn broer Johan van Pol alias Dries werd genoemd. Er iis dus een Jacob, met zoon Jacob en Johan, en dan kleinzoon Johan van Poll.
Jacop van Poll is in 1391 als schepen betrokken bij akten van rechter/scholtis Arnold Vink en schepencollega Herman Mensere of Arnolt Lomme bij de overdracht van land: 15 roeden aan Geraert op ten Graeve en echtgenote Immel of drie morgen en 20 roeden hebben overgedragen aan den Preekenstoel aan Betken Voss (regesten no 30 en 33 nieuwe nummering Venlo).
In het Register leenaktenboeken Overkwartier van Gelre , van Sloet en van Veen, vinden we het volgende leen beschreven:
38, Venlo, Een huys binnen Venlo op den Oorde van den Joedenstraet gelegen tot eenen Gelderschen leenrechte, dat te wesen plagh: Jacob van den Pol, anno 1424,
Op 13 juli 1424 lezen we: Heinrick Drabbe, rechter, Arnt van Lomme en Henrick Ratink, schepenen van Venlo, verklaren dat Jacob Dries (van Polle), burgemeester, en Johan Vink, met toestemming van de schepenen en de raad van de stad Venlo, aan kloooster Maria Weide hebben overgedragen een kamp gelegen buiten de Tegelpoort (de Zuidpoort) waar voorheen de Tegerlarij op stond, tegen een grondrente van 9 malder en een summer rogge. Het klooster stelt als onderpand een stuk land dat voorheen toebehoorde aan wijlen Henrick Vincke opghen Hamer. (regest 100 van 13 juli 1424, nummering regest in 2020).
Johan van den Pol erve sijns vaders Jacobs, ontfengt een huis met den cameren daer naest, binnen Venlo tsamen ander Joedenstraet op ten Oort gelegen, anno 1462. Het huis met den cameren blijkt het leen het voormalig huys van de graaf van Gelre in de stad Venlo te zijn, dat Johan als leen krijgt.
Johan(n)
Johan(n) van Pol, een tijdgenoot van Johan van Poll en zoon van Jacob van Poll de jongere en neef van de net genoemde Johan van Poll, was gehuwd met Margriet van Boickholt. Margriet is de dochter van ridder van Boickholt, die in de stad woonde in een verstekt huis, waar ni het gemeente huis in Venlo staat. Johann’s vader was Jacob van Poll een broer van de oude Johan/Joannes van Poll, en waarschijnlijk nog een broer Peter van Polle/Poll, die een leengoed heurde in PolPanheelWessen aan de Maas: de latere Pollenhoeve. De oude Johan van Poll was volgens een regest van 24 november 1412 gehuwd met Johanna Voss, dochter van Betken Voss en zus van Geraet Voss en Saar Voss-NN haar moeder, weduwe van Betken Voss aldus verklaren Sibert van Krieckenbeck, rechter, en Bertolt Mertenssoin en Henrich die Weldige schepenen van Venlo. .
Deze oudere van Polle’s zijn waarschijnlijk kinderen van de oude Jacob van Polle of van Hein/Heinrich/Hent/Winand van Polle/van Poll van vóór 1400. Hein van Poll(e) is mogelijk een broer of een zoon van Jacop van Polle sr.
Nadat we de lijst van burgemeesters van Venlo een paar keer bestudeerd hebben, valt op dat er een hiaat van van Poll’s in de reeks burgemeesters zit tussen de oude Jacop van Polle en de veel jongere Johann van Poll. We vinden wel als pey-burgemeester van Venlo Jacob Dries in het jaar 1417 en 1418 naast de burgemeester Henrick Drabbe en in 1424 als pey-burgemeester naast burgemeester Jan Vinck.
Omdat de van Poll’s in Venlo generaties lang genaamd Dries worden genoemd of van Poll alias Dries, is Jacob Dries in werkelijkheid Jacob van Poll alias Dries. Meerdere burgemeesters in de lijst van Venlo worden niet met hun achternaam genoemd maar genoemd naar hun vaders voornaam zoals Bertolt Mertenszoon, die mogelijk Hoefschlegers heette, en een benaming naar een alias zoals Dries voor een van Polle was gangbaar. Of Dries slaat op een pleinje met gras in de stad, waar de koeien werden verzameld voor de koeherder, of dat Dries een vereenvoudiging van ene Andries is, weten we niet.
9 november 1461, BEESEL Heynrick van Kriekenbeck genaamd Van Barle verklaart met zijn zonen Heynrick, Willem en Johan van Kriekenbeck genaamd Van Barle, dat door overeenkomst met Jan van Polle genaamd Jannes Dries een eind is gekomen aan het proces voor het gerecht van Beesel, met als inzet vorderingen krachtens borgtocht van (ridder) Heynrick van Kriekenbeck voor (ridder) Gerat van Boickholt te Wylren ten behoeve van Willem van Boickholt. RAL Maastricht, Maria Weide te Venlo, inv.nr. 283; charter met zegels van oorkonder en diens zonen.
Conclusie: Jan/Johan van Polle alias Jannes Dries is partij in dit proces namens Gerat van Boickholt voormalig heurder van Hof te Wylre(n), de vader van Johan's vrouw Margriet van Boickholt/Margriet van Wylre, Johan's tweede echtgenote. Er zijn borgtochtgelden en boerderijbelangen (van een leen de Grote Hoeve?) in Beesel aan de orde anders hoeft het gerecht van Beesel niet op te treden.
Van de generaties van Poll tussen Jacop en Johan van Poll weten we dat er in Venlo een Peter van Poll(e) was en dat er "ene Poll(e) van Venlo' een leengoed heurde in Wessem/Pol aan de Maas, dat later hof van Polle of Pollengoed werd genoemd bij de volgende heurder Vogels. Het betreft dezelfde Peter van Poll sr in Venlo, die mogelijk een broer Johan en een broer Jacob had.
Volgens de akte 1514, RHCL Maastricht 14 D061 wordt in 1498 door Hendrick Keespenninck en Baitz zijn echtgenote, een rente van 2 Rijnse guldens overgedragen betreffende een kamp 3 morgens 'inden mewen venne', naast erf van het klooster aan een zijde een aan de andere zijde het erf van Peter van Poll. 'In den mewen venne moet nabij Meeuwbeemdweg zijn in Venlo 'en een kamp is een boerderij met opgaande bomen als afscherming’.
Uit de tekst van Jan Verzijl blijkt tevens dat Johann van Poll twee keer huwde en met beide echtgenoten kinderen had. Eerst huwde Johann van Poll met Zouten van Beringen uit een vooraanstaande Venlosche ridderfamilie, met de kinderen Johan van Poll en Marije/Mericken van Poll, en daarna huwde Johann van Pol met Margriete van Wylre en zij kregen de kinderen Mechteld van Poll en Agnes van Poll.
Johan van Poll(e) huwde met Margriet van Boickholt in Venlo, een dame uit een vooraanstaande ridderfamilie in Venlo, afkomstig uit Lobberich/Ambt Krickenbeck. Deze Johan van Poll is dezelfde als Johan/Hannes/Johannis Dries of Jannes Dries. De familie Boickholt stamt af van ridder en heurder Gerat van Boickholt, die een versterkt huis had in Venlo en die leenheer was van leengoed ingen Wylre aan de rand van Venlo.
Conclusie: Het ziet ernaar uit dat Margriet van Boickholt (familienaam) dezelfde persoon is als Margriete van Wylre (boerderijnaam), en dat haar echtgenote Johan van Polle/Poll dezelfde is als Jannes Dries.
Er zijn blijkbaar drie of vier generaties met een Johan van Poll achter elkaar in Venlo met mogelijk, zoals uit andere bronnen blijkt, een broer Peter van Poll bij de oudste Johan van Poll, die ook een zoon Johan van Poll had evenals Peter van Poll.
Op 24 november 1412 viel de nalatenschap van Betken Voss toe aan Johan van Pollen en echtgenote Johanna Voss toe, hetgeen goedgekeurd was door Gerard Voss en echtgenote Trude, als broer van Johanna en door Saar Voss weduwe van Betken Voss onder tpeziend oog van de schepenen Bertold Mertenssoon en Heinrich Weldige en rechter Sibert van Kriekenbeck.
Van de vijfde Johann van Poll, zoon van Mathias van Poll en Catharina Mathijssen raken we het spoor bijster omdat hij en de andere kinderen na vermelding in het Doopboek zoek zijn in Venlo en we niet weten wie wanneer getrouwd en wanneer en waar begraven is.
Er zijn mogelijk kinderen van Johan (3e of 4e generatie van Polle in Venlo), genaamd van Poll Kesselkens, die in het stadsdeel Schrixel op den Wann woonden, naast een Peter Gerardt van Poll. Het is mogelijk dat de echtgenote van de jongste Johan van Poll Kessels, van Kessel of Kesselkens alias Kessels heette maar dat kunnen we niet vinden in de DTB-boeken van Venlo. De kinderen van Poll alias Kesselkens zijn in Venlo en omgeving verder niet terug gevonden nadat de erfenis van Poll Kesselkens is verdeeld. Het is een raadsel waar ze zijn gebleven. Omdat het raadsel niet is opgelost en de van Poll's niet gevonden zijn in de buurgemeenten, vragen we ons af of ze mogelijk bij ziekten zoals de pest zijn omgekomen?.
Op 6 februari 1557 wordt bij het hoofdgerecht van Roermond gemeld dat Peter van Poll is gemachtigd in alle zaken tot wederroepens door Rutger Pollart. Dat lijkt een jongere Peter dan die van 't mewen ven". van rond 1500. Mogelijk is deze Peter van Poll dezelfde als Peter Gerardt van Poll van ‘t Schricksel in Venlo. In 1576 wordt Jan van Poll wonend in de Vleesstraat in Venlo genoemd omdat hij onroerend goed belasting betaalt.
In de DTB-boeken van Venlo is verder gezocht naar van Pol resp. van Poll en van Polle en Pollen. Een probleem vormt het eerste Begraafboek van Venlo, dat ontbreekt van 1600 tot 1680 ondanks het feit dat het genoemd wordt bij visitatiebezoeken van de bisschop van Roermond aan de Martinus parochie in Venlo. De gevonden resultaten zijn verderop opgenomen bij oude van Poll’s in Venlo.
De genealoog Jan Verzijl uit Venlo heeft veel informatie verzameld en gepubliceerd over de genealogie van invloedrijke, gegoede en regentenfamilies in Venlo. Op bladzijde 88 uit het boek van Jan Verzijl over families in Venlo vinden we summiere informatie over de van Poll/Polle's in Venlo, ondanks het feit dat er nogal wat akten over deze familie zijn in het gemeentearchief zelfs in de vorm van regesten. De indruk bestaat dat Jan Verzijl niet in de Schepenbank heeft gezocht in Venlo alhoewel hij bijzonder goed geïnformeerd lijkt te zijn. De link van van Poll naar Dries is Verzijl ontgaan. Mogelijk is de inventarisatie van het Schepenarchief van Venlo nog niet klaar als Jan Verzijl op zoek is. Van de archivaris van Venlo, vernemen we dat de inventarisatie inmiddels is gebeurd. (2012).
Frans van Poll secretaris, schepen, burgemeester en notaris
Dr. Frans van (den) Poll was schepen, pey-burgemeester en burgemeester van Venlo. Van 1523-1540 was Frans van Poll secretaris van de stad Venlo en notaris in Venlo. Frans heeft als notaris ambtshalve een eigen zegel met een St. Andreas kruis met dwarsbalk bovenin, en bij de benedenarmen een dwarsbalk beladen met drie palen. Als schildhouder komt een naar rechtsgewende leeuwenkop tevoorschijn. Er is geen overeenkomst ontdekt met het familiewapen van Jacop en Johan van Poll maar dat zegt niet veel omdat notaris Frans van Poll een persoonlijk secretaris-, schepen- en notariszegel had. Na 1545 is Frans van Poll schepen resp. pey-burgemeester en burgemeester.
Frans van Poll was afgestudeerd aan de universiteit als magister en daarna gepromoveerd waarschijnlijk in Kölln vandaar dat hij ook Dr. Frans van Poll wordt genoemd in een aantal akten. Mogelijk was hij een studiegenoot van Dr. Johan van Stalbergen, die rechten studeerde in Kölln en aldaar ook promoveerde. In het jaar 1544 was Johan van Stalbergen burgemeester en Frans van Poll pey-burgemeester van Venlo. Vanuit de stad Roermond was met giften en schenkingen geregeld dat studenten uit het Overkwartier van Gelre een soort societeit/studiehuis hadden in Kölln, waar ze konden wonen en verblijven. In zulk een huis zullen Frans van Poll en Johan van Stalbergen gewoond hebben gedurende hun studie en tijdens hun promotie in Kölln.
Uit de tekst van Jan Verzijl en uit de informatie van het archief in Venlo, kunnen we vaststellen dat Frans van Poll en zijn vrouw Stijnen Gaertz, schoonzoon en dochter, en erven van Thijs Gaertz en Hillecken NN zijn. Het is waarschijnlijk dat met schoonzoon en dochter Frans en Stijnen worden bedoeld. Verder hebben ze een zoon Claes van Poll, die ook notaris is, en mogelijk zijn er nog andere kinderen. Het ziet ernaar uit dat Frans van Poll in zijn oude dag in Roermond gaat wonen waar hij goede connecties heeft, en het is mogelijk dat Frans van Poll familiebanden had in Roermond. Van zijn zoon Claes van Poll raken we het spoor volledig bijster in Venlo hoewel Claes van Poll als notaris en secretaris van Venlo jarenlang veel documenten heeft opgesteld in zijn leven. Van zijn persoon en zijn eventuele partner en of kinderen weten we helaas nog niets en de DTB-boeken van de Martinus parochie in Venlo geven niets prijs. Het eerste begraafboek van de Sint Marinus parochie in Venlo ontbreekt momenteel. Na een teleurstellend bezoek aan RHCL in Maastricht dat de lening met Frans van Poll omvat, en een bezoek aan het het archief van Venlo moet ik vaststellen dat bijna alle notariele documenten uit het archief van Frans en Claes van Poll verloren zijn gegaan. Volgens de archivaris waren de archieven van Frans en Claes van Poll in 1800 nog in Venlo. Na het inleveren bij de Franse autoriteiten, is het archief daarna ergens opgeslagen en verrot. Een verrot archief wordt toen weggegooid.
Gerit van Poll
In 1535 wordt Gerit van den Poll genoemd als eigenaar van een pand aan de Markt in Venlo want hij wordt genoemd als belastingbetaler onroerend goed in 1535 in de Schatcedule. Een Gerit van den Poll kenden we nog niet en we weten niet of hij familie is van Frans van Poll of van Johan resp. Jacob of Peter van Poll/Polle. Ook een relatie met Pieter Gerard rd van Poll en Mathias van Poll in ;t Ven is onbekend. In de akten van Venlo blijven de dames van Poll onderbelicht in de regesten omdat in akten veelal mannen voorkomen.
Margaretha van Poll
Ergens tussen 1540 en 1580 was Martinus Puteanus in Venlo gehuwd met een Margaretha van den Poll met de kinderen Mathias, Catharina en Margaretha Puteanus. Hun dochter Catharina Puteanus/ingen Puth, kreeg in haar huwelijk met Anthonius van Lith de kinderen Maria, Elisabeth en Jodocus van Lith. Mathias Puteanus huwt een zus van Antonius van Lith. Dochter Margartha Puteanus wordt non in het Maria klooster het Munster te Roermond. Het is niet duidelijk of moeder Margaretha van den Poll uit Venlo (Frans van Poll) of Roermond (Herbert van Poll) komt.
Immel, Merricken, Gerardt, (Peter Gerard de buurman van Poll) , en Dierick van Poll, kinderen van Johan van Poll alias Kesselkens
In een akte uit Stadsgericht Venlo van 18 november 1589 verklaren Henrick van Haldermunt en zijn echtgenote Immel van Poll, en haar zuster Merriken van Poll, beide kinderen van Johan(n) van Poll, genaamd Kesselkens, mede namens hun afwezige broer Gerardt van Poll en voor hun onmondige broer Dierick van Poll, verkocht te hebben hun huis gelegen opten Schrixel/Schriksel in den Wann, gelegen naast het huis van Peter Gerardt van Poll, en een handtekening van Gerardt die op 6 september 1590 de verkoop aan Aelhert Ramaeker en echtgenote Gertruden, bekrachtigt.
Het gezin van Johann van Poll en zijn vrouw ‘Kesselkens ?, bestond dus uit Immel van Poll, Merricken van Poll, Gerardt van Poll en Dierick van Poll. In 1576 woonde Jan van Poll in de Vleesstraat Oostzijde in Venlo waar hij 2 gulden huizenbelasting betaalt. Immel van Poll was gehuwd in Venlo met Henrick Haldermunt en woonde waarschijnlijk in Venlo. De achternaam van Haldermunt komt in de regio Tegelen-Beesel voor. Dirick van Poll, de jongste van het stel Kesselkens , is mogelijk de latere rentmeester van de familie Houeffs in Roermond.
't Schricksel een stadswijk bij de Helpoort
‘t Schrixel/Schricksel is een oude woonwijk met stenen huizen en koolhoven in de ommuurde middeleeuwse stad Venlo in het Noord-Westen tussen de Maaspoort aan de Maas en de Helpoort aan de Helbeek/Rijnbeek, en de Peperstraat en Lomstraat. De stadsmuur van Venlo was zo gebouwd dat er nog ruimte was voor weide en moestuinen tussen de bebouwing en de stadsmuur. Later werd deze ruimte volgebouwd met het klooster in de weide, Mariaweide en met nieuwe straten. Zie plattegrond Bouwenvelop ’t Schrixel/Maaskade Gemeente Venlo dd. 03 november 2010. In deze stadswijk woonden twee van Poll’s naast elkaar: Johann van Poll en Peter Gerardt van Poll. Venlo was een ommuurde handelsstad met ongeveer 3500 inwoners en de stad was als tol- en stapelplaats aan de Maas en lid van de Hanze.
Een mooie plattegrond van Venlo is opgenomen in de tekst uit deze oude tijd zodat je kunt zien waar Maaspoort aan de Maas, Helpoort aan de Helbeek/Rijnbeek, de Tegelse/Roermondse Poort aan de Zuidkant, Schrixel als stadsdeel, de Peperstraat, de Lomstraat, de Vleestraat, en de Markt gelegen zijn in de stad.
Woonwijk het Schrixel in den Wann te Venlo met de woonhuizen van de familie van Poll
Van de woonwijk het Schrixel uit de middeleeuwen is thans bijna niets meer herkenbaar overgeleverd door de Tweede Wereldoorlog . de verbouwingen en de nieuwbouw.
Elias Pollen
Op 19 mei 1597, ‘den niegenthienden dagh may’, wordt ten overstaan van Johan van Beringen, richter en Gerardt van den Camp en Gordt Byll, schepenen van Venlo, een huis gelegen aan ‘t Schrixel in Venlo verkocht door Elias Pollen en zijn echtgenote Neessken, aan Erassmus Leydecker en zijn echtgenote Anna, gelegen naast enerzijds het huis van Peter de Lang en anderzijds het huis van Johan Bucken.
Het is niet bewezen dat deze Elias Pollen een van Poll is. Mogelijk is Pollen een slordige schrijfwijze van van Poll in Venlo, zoals die ook voorkomt bij Helena Pollen, dochter van Mathias van Poll en echtgenote Catharina Matthijsen. Een hypothese is dat Elias Pollen, Claes van Poll is in een slecht schrift. Een notaris zal zijn naam toch wel controleren en coorigerenin een akte, schatten we in.
Mathias van Pol(l) en Catharina Matthijssen en hun kinderen
Uit de informatie over Mathias van Poll en zijn vrouw Catharina Matthijsen in ‘t Ven in Venlo en hun vier kinderen tussen 1600 en 1650, is nog geen familieverband met Claes van Frans van Poll of met Johann van Poll alias Kesselkens en hun kinderen of, met buurman Peter Gerardt van Poll met echtgenote Christina NN, of met Gerit van Poll, gevonden. Als de kinderen worden geboren tussen 1629 en 1640, zullen Mathias en zijn vrouw Catharina geboren zijn rond 1600-1605.
Christina's achternaam NN blijkt uit het volgende regest.
Notaris Andreas Schos oorkondt op 20 oktober 1630, dat in tegenwoordigheid van Walramus Blanckenberg en Geruwinus Birckman schepenen, Christina Hoffschlagerin, de weduwe van Peter (Gerardt?) van Poll, haar testament maakt. Regestenlijst P. Doppler kasteel Baarlo te Maasbree.
In de burgemeesterslijst van Venlo komt de naam Hoeffslegers voor dat hetzelfde zal zijn als Hoffschlagerin. De familie heren en dames Hoefslegers had voorheen leengoederen in Venlo en in Ambt Krickenbeek.
Onderzoeksvragen:
Is Peter Gerard van Poll een broer van Claes van Poll? Of van Johan van Poll?. Of van Gerit van Pol. En waar komt Mathias van Poll vandaan?.
Waar zijn de 4 kinderen van Mathias van Poll gebleven?.
Waar zijn de 4 kinderen van Poll alias Kesselkens gebleven?
7.4 Archief Venlo en Hof van Gelre Venlo
De archivaris van Venlo drs. Martin Bergevoet, verwijst op de zoektocht van oude van Pol’s/Poll’s in Venlo in 2011 tevens naar het archief van de Schepenbank van Venlo, en hij duikelt Hein(rich) van Polle als aannemer/meester timmerman op die een rekening kreeg uitbetaald door de Schepenbank Venlo over ‘tymeringe’ balken en constructies, in 1402.
Een meester timmerman trad bij houtskeletbouw van vakwerkhuizen meestal op als aannemer. Een timmeringe slaat op nieuwbouw met een houtskelet draagconstructie dat de timmerman maakte. Daarna kwamen het stro erin met leem, aangebracht door de leemplekkers en tot slot kwam de mestelaar voor de afwerking van de schoorsteen en de haardpartij. Hein werkte ook voor de gemeente/Schepenbank in Venlo en in Straelen. Dezelfde Heinrich van Poll komt rond 1400 ook voor in een regest van een akte van de levering van natuursteen voor de stadsmuren van de stad Geldern. Hein van Poll(e) is mogelijk een broer of een zoon van Jacop van Polle. Hein kan Hein/Hendt of Wyncken/Winand zijn. We weten het niet zeker alhoewel we in akten Ambt Montfort ook de voornaam Hein/Hent/Wincken tegenkomen. Als hij een broer van Jacop van Polle zou zijn dan moet hij geboren zijn rond 1350, en als hij een zoon is dan zou hij een oudere broer kunnen zijn van Johan van Polle sr. en Peter van Polle sr.
In 1474 wordt in de Schatcedule van Venlo een Henrick Poll genoemd maar in 1475 heet hij Henrick Pullert/Pollart in de Schatcedule. Jan van Poll Janssoon (evenals een Lysbeth Dries, een zus van Johan van Poll alias Dries) betaalt in 1447 twee gulden onroerendgoedbelasting aan de Vleesstraat in Venlo en hij betaalt ook in 1474, 1475 en 1476. In 1535 betaalt Gerit van Poll in de schatcedule van Venlo. Dat geldt in 1572 resp. 1574 en 1576 voor Anna Hoeffslegersch. Zie internet archief schatcedule Venlo.
Voor familiegeschiedenis en families verwijst Martin Bergevoet door naar een Stichting Genealogie en Streekgeschiedenis in Roermond, met wijlen directeur Edmond Delhounghe, die het archief Jan Verzijl beheert en commercieel genealogisch onderzoek doet voor klanten. Edmond Delhounge, voorheen rechter en rechtbankpesident en bekend genealoog, is inmiddels overleden in 2013 en is 81 jaar oud overleden. Het beheer van dit archief lezen we op internet. De stichting onderhoudt een pagina op internet en beheert het archief. Het Archief is nabij het Kuipershuis in Roermond maar ik heb er geen toegang.
Oude van Pol’s 1530-1640 in DTB-boeken in Venlo
Venlo was in die tijd een versterkte stad met een haven aan de Maas, stadsmuren en fortificaties met 3500 inwoners en Venlo was de tweede stad van het Overkwartier van Gelre. Er waren een aantal kloosters voor mannen en vrouwen. De katholieke stadsparochie was Sint Martinus. In de stad was de gekanaliseerde Helbeek aangesloten op de watervoorziening van de grachten en de beek leverde water voor de molen bij de Helpoort en vormde met de Helbeekpoort en de fortificaties de noordflank van de versterkte stad.
DTB-boeken in Venlo
Als we op zoek gaan naar van Pol/van Poll’s in de DTB-archieven van de Martinus parochie in Venlo dan is de oogst teleurstellend en de informatie is versnipperd. Onder de protestante parochie komen helemaal geen van Poll's voor. Op GenLias vinden we tussen 1800 en 2000 nauwelijks van Pol’s en van Poll’s in Venlo en de gevonden van Pol/Poll komt van Horn of uit Maasbracht.
In de oudste DTB-boeken van de parochies Sint Martinus van Venlo is in het archief van Venlo nagegaan welke nakomelingen van Pol tussen 1550 en 1650 zijn te traceren in de doop-, trouw- en begraafboeken van de parochies Venlo, Blerick, Belfeld en Velden.
Er zijn alleen gegevens gevonden in Venlo en enkele scans van die gegevens DTB Venlo zijn opgenomen. De gegevens zijn als overzicht te raadplagen onder www.genver.nl.
Scans van doopakten DTB van 4 kinderen van Pol in Sint Martinus parochie in Venlo
4 scans doopakten DTB van Venlo Martinus parochie van Heleen resp. Arnold, Leonarda, Joannes en Eritius van Poll
De boeken van de Martinus parochie Doop en Trouwen 1615-1650 zijn geraadpleegd evenals het eerste Begraafboek van Venlo dat te vinden is: 1685-1705. Dat is een tegenvaller omdat het begraafboek de oude en betrouwbare informatie over de van Poll’s in Venlo kan opleveren in de periode van 1580-1685. Het eerste DTB0-boek na het Concliie van Trient/Trento.
In het doopboek Venlo 1615-1664 vinden we de vijf kinderen zijn van Matthijs van Poll en Catharina (Gerardi) Matthijssen:
1. Pollen Helena, no 11 doopboek, geboren 11-03-1629 baptizata est Helena, filia Matthiae Polle et Catharina Matthijsen. Getuigen Joos Spoitsz en Elisabeta Hanssen/Hanssig. Zij is een Heleen van Poll zoals blijkt uit de akten van broers en zus van Poll. Helena is waarschijnlijk het oudste kind van het gezin. (Mogelijk is de oudste dochter vernoemd naar de moeder van Catharina?)
2. van Pol Arnoldus, no 12 doopboek, geboren 2 november 1631, zoon van Matthijs van Pol en Catharina riugle?, getuigen van Mighiel van Uitwijk en Mitgelik/Mighiel? judoci?. (Mogelijk is de oudste zoon vernoemd naar de vader van Mathias: Arnold van Poll?).
3. Leonarda van Pol, no 2 doopboek, geboren 11 juli 1634, dochter van Matthijs van Pol en Catharina Gerardi (Matthijsen) met getuigen Leonardus Clements en Johanna Doopsig.
4. van Poll Joannes (Jan, Johan) , geboren 31 december 1636, baptisata est filius Matthijs van Poll et Catharina uxoris sus: Stoffel van Luid en Maria van Staveren.
5. In het begraafboek wordt Eritius/Evitius filius Matthiae in den Pol 'in palude' gevonden op 02-01-1701. Het is niet duidelijk waarom Evert niet in het doopboek is genoemd en hoe oud hij is. Evert van Poll hoort bij het bovengenoemde gezin. 'In paluwe' betekent in het Ven.
De kinderen van Matthijss van Poll en Catharina Matthijsen zijn dus: Helena van Poll, Arnoldus van Poll, Leonarda van Poll, Joannes van Poll en Evert van Poll. De vader van Catharina was Gerard Mathijssen.
Hypothese: Mogelijk heette de echtgenote van vader Mathijssen Helena NN?, en opa van Poll Arnold?.
Op FamilySearch Venlo www.genver.nl vinden we bij begraven 1684-1796 Eritius (Evert) terug onder in den Pol in 1701, en daar vinden we ook het overlijden van vader Matheus in gen Poll, die sterft op 20-09-1696. Matheus van Poll zal geboren zijn rond 1600 en hij overlijdt in 1696. Hij wordt dus ongeveer 86 jaar oud. Als Evert rond 1635 is geboren, dan wordt hij niet ouder dan 60 jaar.
De onderzoeksvragen zijn:
Waar zijn Helena, resp. Arnoldus, Leonarda, Joannes en Evert van Poll gebleven?
Zijn er kinderen overleden of zijn ze slachtoffer van de pest in 1633-1635 of 1665-1678?. En als ze overleven: Wie waren hun partners en waar gingen ze wonen?.
Hebben Arnoldus, Jan en Evert van Poll kinderen?. En de dochters van Poll?.
.
Op www.genver.nl in Venlo is er geen huwelijk van de kinderen van Matheus van Poll gevonden in Venlo. De kinderen van Pol, behalve Evert, komen in het begraafboek 1685-1796 niet voor in Venlo maar ze zouden mogelijk vóór 1685 zijn overleden?.
Het is niet duidelijk of Matthijs van Poll in Venlo een zoon is van bijvoorbeeld Claes van Poll de notaris, of van Peter Gerard van Poll of van Derick van Poll in Venlo, zonen van Johan3 van Poll genaamd Kesselkens, of van het familielid/buurman Peter Gerardt van Poll, die was gehuwd met Cristina Hoffschlagerin in Venlo.
In het huwelijksboek zijn wel veel achternamen Poel, enkele Poell, en individueel Pollits en Polmans te vinden maar ik zie geen verband met van Pol/Poll's als ik de voornamen er naast leg. Bij het nogmaals nalopen van het Begraafboek St Martinus Venlo, wordt een achttal keer Pool gevonden een keer geschreven als Pooel en een keer als Pooll. Het betreft kinderen van Jacobus Pool resp. Petrus Pool en Leonardus Pool, die tussen 1705 en 1775 in Venlo overlijden. Ik zie geen verband met van Poll.
Raadsel
Als de van Poll’s van Johan 3 van Poll Kesselkens, resp. Matthijs van Poll en Claes van Poll in Venlo niet te vinden zijn in Venlo waar zijn ze dan gebleven.? Of is alleen de administratie zoek?. Nadien vinden we de van Poll’s niet meer terug in Venlo. De informatie op internet genealogie van Poll regentenfamilie uit Venlo, zegt dat de familie van Polle/ van Poll in Venlo is uitgestorven.
Dit zou betekenen dat de kinderen van Johan van Poll ‘alias Kesselkens’’ en de kinderen van Poll van Matthijs van Poll ‘in Palude’’ allemaal zijn gestorven? En dat Peter Gerardt van Poll, die gehuwd is met Christina Hoffschlagerin, geen kinderen nalaat?. En dat Claes van Poll en Derick van Poll Kesselken geen kinderen nalaten?.
De alias van de kinderen van Johan van Poll 'Kesselkens' zou mogelijk een verwijzing kunnen zijn naar de moeder van de kinderen die dan Kessels heet. In de regio Venlo komt een oude en belangrijke familie Kessels alias Roffaert voor, die ten zuiden van Venlo bezittingen had in Belfeld, Beesel en Swalmen. Een bewijs voor zulk een relatie is niet gevonden.
In Venlo waardt de Pest rond in 1567, 1568, 1574, 1577, 1587, 1598 en van 1634-1636. Als de kinderen van Poll of hun ouders zouden zijn gestorven bij de Pest, dan zouden we ze moeten vinden in het begraafboek van de Martinus parochie in Venlo, maar dat eerste begraafboek vanaf 1590 is er niet in Venlo tot het jaar 1685. Voor die tijd was er geen DTB-administratie. Bij de Pest viel de administratie van de parochie wel eens stil maar dat verwacht ik niet in een stad als Venlo, waar nogal wat priesters en kapelaans waren en waar ook een koster als schrijver actief was in de parochie Sint Martinus. We weten dat het eerste begraafboek van Venlo wel heeft bestaan maar dat het is 'verdwenen'.
Kinderen verhuisd naar buurgemeenten van Venlo?
Een alternatief zou kunnen zijn dat de van Poll's vertrokken zijn uit Venlo omdat ze verhuisd zijn naar een buurgemeente?. Op www.genver.nl is verder gezocht in de buurgemeenten Velden, Arcen, Tegelen, Blerick en de Maas over in Kessel.
In Velden is geen van Pol of van Poll gevonden in de DTB-boeken alleen een Joannes op den Poel, die op 28-11-1624 huwt met Cristina Mertens maar een verband is twijfelachtig.
In Arcen vinden we in de periode 1676-1798 geen van Pol/ van Poll maar wel een aantal keren de naam Poel en enkele ingen Poel en aan de Poel, en enkele Poell. Op 10-06-1733 wordt Joannes Pool geboren uit Jacobus Pool en Joanna Schinck, met de getuigen Nicolaas Pool en Anna Teuwen. Op 02-03-1743 huwt Margaritha Pool met Paulus Busch met de getuigen Peterus Busch en Henricus van Loon, maar een verband wordt betwijfeld.
In Tegelen vinden we onder geboorten DTB 1637-1816 op 03-01-1702 Joannes Andreas Polle, zoon van Antonius Polle en Anna Catharina Le Voy de Chivelle met de getuigen Conradus op Heijs en Theodora Frederix. Een verband met de van Poll's uit Venlo wordt niet uitgesloten.
Verder vinden we Joanna Catharina Polen, dochter van Nicolaas Polen en Anna Janssen, geboren op 23-07-1743, met de getuigen Gerardus Geraets en Catharina Claessen. Onder huwelijken is alleen gevonden: Nicolaus Polen, die op 15-05-1742 huwt met Anna Janssen met de getuigen Wilhelmus Gonnes en Joanna Abrij.
In Blerick waar de kerkelijke administratie al vroeg begint in 1575, is bij geboorten geen van Pol/van Poll of Polle gevonden maar wel een aantal van den Poel en ingen Poell. Bij huwelijken vinden we Albertus Pol, die op 13-11-1734 huwt met Elisabeth Naus, met de getuigen Joannes Verborg en Catharina Linssen. Het Begraafboek begint pas in 1696 en loopt tot 1803. Er zijn verder geen van Pol/van Poll of Polle’s te vinden in Blerick in die periode.
In Kessel zijn geen van Pol/van Poll of Polle’s gevonden. De kinderen van Johan van Poll alias Kesselkens en van Mathias van Poll blijven dus zoek. In Kessel is echter ook geen aanknopingspunt gevonden voor de van Poll’s van Johan van Poll alias Kesselkens. Mogelijk was de echtgenote van Johan van Poll uit Kessel of zij had de achternaam Kessels en noemde men de kinderen Kesselkens. Onder Kessels is in het trouwboek geen echtgenote van een van Poll gevonden in Venlo. Er was wel een familie van Kessel alias de Roffert in Beesel/Belfeld/ Tegelen maar nader informatie over een link ontbreekt.
Terug naar Venlo
In de erfenis van Frans van Poll en van Claes van Poll is vastgelegd wie de erfgenamen zijn en wat ze erven. Dit is zeker gebeurd omdat Frans van Poll bemiddeld was en omdat zijn zoon ook notaris was. Frans van Poll wordt soms genoemd met zijn vrouw Merten to Puth en elders Stijnen NN (blijkbaar Gaertz) en in een Roermondse akte Gertrude NN (Coickx, Cockx/Kaicks) wat betekent dat hij drie keer is getrouwd. Uit Roermonds archief weten we dat het nieuwe huis van Frans en Gertrude aan de Markt later in de erfenis van de familie Coickx in Roermond terecht kwam. Het huis of ‘Tymmeringe’ aan de Markt bestaat nog steeds.
Gegevens over een erfenis moeten in hun notarisboedel of bij hun opvolger gezocht worden omdat bij vermogende burgers een en ander notarieel geregeld werd en Frans van Poll vermogend. Hij was vermogend omdat hij meer dan 1000 Carolus guldens bezat, en huizen, zoals o.a. blijkt uit de tekst van 1560 Protocollen Venlo genoemd door de genealoog Jan Verzijl.
Frans van Poll en zijn zoon Claes van Poll woonden in de hoedanigheid als secretaris van de stad Venlo en als notaris in de stad Venlo en Frans van Poll was schepen en burgemeester. Er moet te achterhalen zijn waar zij woonden. In 1523 wonen Frans en Stijnen van Poll in een huis aan de Jaermertstraat in een akte waarin een aantal rechten op het buurhuis van de ouders van Stijnen worden overgedragen. Zie tekst Jan Verzijl.
Uit de woorden van de archivaris van Venlo drs. Martin Berrevoets maak ik op dat het notarisarchief van Venlo met daarin het archief notarissen van Poll na de periode van Franssen, rond 1860 grotendeels of in zijn geheel is vernietigd omdat het door vocht en schimmel onleesbaar zou zijn geworden als gevolg van lange tijd van wanbeheer van de archieven. Het spoor loopt hier dood?. Een alternatieve bron kan de Schepenbank van Venlo en de jaarrekeningen van Venlo zijn als Frans van Poll burgemeester of pey-burgemeester is of hij acteerde in Venlo als schepen.
Jaarrekeningen stad Venlo
De Schepenbank Venlo is behalve op regesten nog niet nader onderzocht behalve Rekeningen van de burgemeesters van Venlo van 1388 tot 1561 voor zover een van Poll als burgemeester actief is resp. rekening :
no 9 van Jacob van Poll en Sander Vincke in 1388, rekening,
no 38, 39 en 44 Jaarrekeningen Heinrick drab en Jacob dries, zie verderop.
no 71 van Gerat van Mensss en Johan van Poll in 1452, rekening
no 180 Johan van Stalbergen en Frans van Poll in 1544, rekening
no 186 Frans van Poll en Wolter van Roesteren van 1548, en rekening
no 204 van Franss van Poll en Peter Boener in 1561.
Omdat Jacob Dries een alias is voor Jacob van Poll, moeten de Rekeningen als (pey)burgemeester worden meegenomen;
no 38 is 1417 Heinrick drab en Jacob dries
no 39 is het jaar 1418 van Heinrick drab/drabbe en Jacob dries, een van Poll.
no 44 is het jaar 1424 van Heinrick drab en Jacop dries.
Conclusies uit Rekening no 9 Jacob van Poll en Sander Vincke in 1388.
Foto Rekening no 9 Jacob van Poll en Sander Vincke in Venlo 1388
De tekst is netjes geschreven en grotendeels leesbaar. Het is een aangenaam resultaat uit die oude tijd, zeker in vergelijking met later geschrijf en soms een slordig handschrift.
In de rekeningen van Venlo keert bij de inkomsten en uitgaven van de stad het volgende patroon vaak op: Inkomsten van een hele lijst van geinde accijnzen en nadien uitgaven aan werken van aannemers en individuele vaklui zoals aan de waag, poorten en bruggeb, timmerlieden, metselaars. dakdekkers, smeden en statenmakers etc. voor werk in de stad aan wegen, gebouwen en aan loon van burgemeester, boden en ambtenaren en andere dienaren.
Als voorbeeld in rekening 38: In den ersten so hebben deze burgemeister in geboert, met de aanhef de aflorting Inf of Idem:
Van den wijn accijnzen, van den hoppen, van den bier (en broit), van den salt, van den wegelt (weggeld) , van den beestengeld, van de alde wijn, van den korenmaat, van de waegh, van wever, van leder, van den vleiss/fleisch, van den groenvis, van den gesalte vis, van verwer, van poortegeld, en van stade.
De Rekening van 1388 omvat 19 blz. tekst, Bedragen in geld zijn in oude schilden p/gl en in grijpen en schellingen?. De schrijver noteert in de aanhef van de Rekening de statt Venle met de burgemeester iacobb van poll en sander vincke (de pey-burgemeester of te wel de schepen van financiën). Jacob wordt verderop in de tekst geschreven als iacob van poll. Op blz. 4 wordt Jacob van Poll genoemd bij een post met kalk en sande to urden eten liter poerte en in verband met de haghe hoef en opden herehoef den alden stijne war, 15 oude schilden pl. Op blz. 16 onder de kop: Dit zijn de roeskens motluyne/moestuinen: Simon van berchen 1 pl, Johan driess (van Poll) 3 pl, Gererd van Hollu 2 pl, Johan van Leuth 2 pl, Johan dries soen 1 pl.
Jacob van Poll kan als burgemeester tevens een aannemer in de bouw zijn (waarschijnlijk meester timmerman of meester metselaar) met de post kalk en zand. Johan van Poll is waarschijnlijk Jacobs broer met een zoon Johan resp. met een grote en een kleine moestuin/kooltuin, die wordt gepacht van de gemeente Venlo tegen de stadsmuur West/havenzijde aan waar nog geen huizen staan. (in het Schrickxel).
Op blz. 17 krijgt de burgemeester Jacob van Poll een aantal betalingen o.a. vur loon in oude schilden en nog wat grijpen.
Conclusies uit de tekst
1. Er is onder burgemeester Jacob van Poll ook een Johan dries met een zoon Johan, die als van Poll alias driess (ringeless) is, gevonden in de rekening van 1388. Johan dries met zoon (soyn) Johan zal een broer zijn van Jacob van Poll, de burgemeester als we de leeftijd inschatten: Jacob van Poll als burgemeister en broer Johan van Poll als vader van zoon Johan.
2. Een Heinrich van Poll als aannemer en timmerman, actief in de regio Venlo/Kriekenbeek is in rekening 9 (nog) niet gevonden in deze rekening van de burgemeister: we zoeken verder. Met dezelfde achternaam en beroep is Heinrich mogelijk een broer van Jacob en Johan van Poll alias dries.
Rekening 71 van Gerat van Menss en Johan van Poll in 1452
De rekening van 24 blz. opent op blz. 2 met de gebruikelijke opsomming aan de geheven acccijnzen van de stad Venlo. Op blz. 6 Idem gehat van Johan van Poll vurt houtskaole 4 gulden (houtskool). In de stad stookte met veen/turtstrooisel, hout, houtskool of kolen, voor zover die uit Zuid-Limburg of Duitsland te verkrijgen waren via aanvoer van de Maas en de Rijn.
Op blz. 6 wordt gemeld dat Jan van poll burgemeister tot Coelne gehalt en van henach, en cijn selve hause gegolden, met bezoek en ontvangst en declarret 16 gulden en nog wat. Blijkbaar wordt in het huis van Johan van Poll als pey-burgemeister mensen voor overleg ontvangen namesn de stad Venlo en er wordt een bedrag van 16 gulden gedeclareerd, Op blz. 10 houden de scholtis en de burgemeister met de raet/raad beraad in het huis van Johan van Poll op Maria Magdalenadag. Ontvangst en verteer worden met Johan van poll verrekend. Op blz. 12 wordt in opdracht van de stad Venlo door Thijs de timmerman en zijn knaepe dagenland getimmerd aan de toren aan de Maasse, voor een totaal bedrag van 21 guldens.
Op blz. 10 houden de scholtis en de burgemeister van Venlo beraad met de raet/raad in het huis van Johan van Poll op Maria Magdalena dag. Er worden kosten verteer etc. uitbetaald. Op blz. 12 tymert Thijs met sijne knaepe aan de thorne voor in totaal 21 gulden. Op blz. 15 Idem schout Jencken om Claes Kessels en Heijn Polle (van Poll) wille, / tot huis die en te gesant om die tollen van sijne huys aangehoort had en machtet der amaoan? die 2 dage to loan geven, voor 32 guldens.
De van Poll’s in Venlo waren zoals we weten uit meerdere bronnen betrokken bij het bestuur en het bedrijfsleven in de stad. Ze waren actief in Venlo en Beesel als boer bij Hagenhof/Wylre, beheerder van het zoutambt, tolheffer op de Maas, beheerden molens aan de Helbeek en ze bezaten huizen o.a. in het Schriksel, aan de Markt etc, en aan de poorten van de stad Venlo. Verder namen zij deel aan het bestuur van de stad en regelden allerlei werk voor de stad Venlo.
Op blz. 17 timmert Thijs de timmerman weer 2 dagen aan de toren van de stadsmuur. Op blz. 18 wordt onder een kopje dat afgegraven sant genoemd de borgman in der weyden, Thijs aangen eijnde en Wolter sijben. Onder aan kogh betaalt wordt genoemd: Ind geg. Merten (Maarten) van poll 1 malder rogge, van 15 pl en 3 grijpen, Ind Gerat van menss 2 malder rogge etc. Tevens wordt vermeld: Ind gehat totto thoren totter pasterne ende porte bij Jacob dries (van Poll), en Jencken. Met vervolg: Ind aan schuppe betaalt ende getuiert etc, 1 gulden. Dit is die platemaker porten op te thoren, binnen en buiten, mit nijen clincke. Met Johan van Boickholt in der Magerporte/Maessepoort met Jan dries (van Poll) van de Hellepoort (stadsmuur Noord bij watermolen) te halde op ter plate. Op blz. 20 ontvangt de burgemeister loon van 12 gulden en nog 3 gulden onkosten. Op blz. 20 blijkt dat de stad aan Johan van Poll nog 67 gulden en endere kleinere bedragen schuldig is. Blz. 21 noemt nog enkele restant posten en blz. 22 t/m 24 zijn leeg.
Conclusie uit de tekst: Blijkbaar zijn er volgens de rekening in 1452 naast de bekende Johan van Poll en zijn zoon Johan, een Jacob, en een Heijn van Poll ook nog een Merten/Maarten van Poll actief in Venlo. Merten/Maarten is voor mij een nieuwe oude van Poll in Venlo. Einde rekening no. 71.
Rekening 180 van Johan van Stalbergen en Frans van Poll in 1544
Het is de eerste rekening waarin de rentmeester van zich laat spreken als rentmeester van dem jair vijftienhondert vier en veertig. Het betreft Gerhart Lummen met zijn beeldmerk dat lijkt op een hoekige J met een boven aangelaste L met een eindhaak. Heyn vermeldt dat hij de rekening opmaakt onder: Burgemeister M (Magister) Johan van Stalbergen doctor, en frans van Poll, pey-burgemeister van de stad Venlo. Frans komt er zonder Magister (wat hij is) en misschien wel doctor (dat hij waarschijnlijk ook is) een beetje bekaaid vanaf. Gerhart lummen opent op blz. 2 met de opbrengst met de bekende accijnzen, in een klein en fijn geschrift.
Na de accijnzen volgen inkomsten van de poorten o.a. Laarpoort met toll van de master Herman Barbier, en huur van huizen zoals Kelgrenshuys, en van den burgemeister ingerden kast op ter rait, en ontvangen van de Juden, die een toeslag moeten betalen om in de stad te mogen zijn.
Op blz. 3 komen we voor Venlo bekende namen tegen zoals de gildenvertegenwoordigers Jan Speeth, en Peter Boener voor de wijnaccijns, Jan Kraen en Jan Claessen voor het afrekenen van de korenmaat, en Frans Puth voor oude wijn, en Eike Polser voor leder, en de fleiss accijns heer Godert Kraspenningh. Op blz. 4 komen transportkosten aan de orde en Peter Moller houdt 4 dagen en 1 nacht wacht op de Tegelpoorte, de poort naar Tegelen/Gulik waar aan gewerkt wordt. Op blz 5 Tymerringe aan de brugghen en op blz. 6 doet Griet den nagelmaker zijn werk en ontvangt loon. Ook hier treedt een nachtwachter naar voren Jan Joenes. Bodeloon betalen we op blz. 9 en Sijbert de Koehirt krijgt behalve loon 6 gulden uitbetaald en de solingen vur sijn koegelt en kleijding.
Straatwerk vinden we op blz. 11 en de statemaker krijgt loon maar er wordt ook met planken gewerkt aan de visafslag, en met kerren voor de kermis op de werff. Op blz. 12 duikt de kaolwage op als probleem en de smid moet eraan te pas komen. Het is onduidelijk of een waag (stadswaag) voor kolen is bedoeld of voor kool?. Uitgaven voor holt en planken worden op blz. 13 opgesomd evenals meerloon. Op blz. 14 duikt een Jan vande impooll op bij tymeringe aan de Helpoort met 4 dagen werk, en verderop werkt Jan vande impoll die letste dage van july.. Peter balder heeft 2 kerren zande ainen alden gatt mest gafaret. Op blz. 15 staan leveringe kaolen kerren en speen, met leveringe van planken en grauwe steen (waarschijnlijk Namense steen om muren of poorten te bekleden). Op blz. 16 werkt Jan vander impoll met Thijs 5 dagen voor 6 gulden voor tymeringe. Of Jan vande impoll een Jan van Poll is niet duidelijk. Op blz. 17 komt Birken van lingen als stratenmaker opdraven. Wat de laknegel met de koalwage te maken hebben is een raadsel tenzij een weegtoestel is bedoeld. Koopken maakt op blz. 18 drei dage schanssen aan de Maas.
Op blz. 19 werkt meister Nylis en Rutger en Koosken ander Tegelporte en ander klostermolen, terwijl Rutger en Jasper Vlok 5 dagen ander butterwegge (boterwaag) heeft gearbeit int ander gaetten by der Volmolen. Of er ook aan de koalewaag is gewerkt is onduidelijk. Koepken Rutger en Jaopken hebben gearbeit op ten wall turfsship end Helporte en ligvogtenborg? mit amiben dennen achter den hogen kurke op blz. 19.
Nu komt de categorie ‘Dagverteer’ aan de orde op blz. 20. Wie veel reist en Venlo vertegenwoordigt moet op reis naar de buursteden in de wijde regio langs Maas en Rijn. Idem Johan van Cruchten , Frans van Poll en Ott Vogelsanck op reis naar Dusseldorp, gewerkt int nyt van der vasten verteert, 6 guldens Brabants, der gut ad 25 fz ont vz voor 10 gulden en 3 alb. Dan gaat Franss van Poll op reis naar Ruremunde met Ott met werk en 3 dagen verteer. Verder gaat de burgemeister met Ott naar Cölln voor werk en verteer aen aanvullend reizen ze naar Xanten. Den 27 july gaat de reis per schip naar Echt, Roermond en anvullend naar Xanten. Wijn wordt meegenomen in het schip. Op blz. 21 staan allerlei reizen en kosten van de burgemeester Dr. Stalbergen, de schepen Jan van Zon en Ott de bode. Ott ontvangt tevens loon. Een reis naar Antwerpen met allerlei betalingen in Hollands guldens volgt dan bijv. aan een zadelmaker en de gazell, en een reis naar Gent.
O blz. 21 worden Jairrenten/leningen buiten Venlo genoemd en verder betalingen van 20 goudguldens Carolusgulden voor wijn geleverd via Dordrecht aan Jan Spuit en Peter Claessen.
Op blz. 23 betaalt Peter boener Janszzoon 10 goldguldens, en Friedrich hoofschlagers betaalt van sijn huys 8 goudguldens. De familie Hoofschlagers of Hoffschlegers kennen we al van Catharina Hoffschlegers, die zal huwen met Peter van Poll, en als Schepenfamilie in Venlo. Blz. 24 handelt: Aengank der betalinge met det Joost van Monfort huys, der Raet met pinge van den burgemeister, geteert opgesoaken 20 gulden. Er volgen posten van verteer en eten in Echt, Maastricht, Dusseldorp en Ruremunde. Op blz. 25 gaat Frans van Poll en Jan van Loon inder stat komp geweest tot Jan van der kamp, 1 gulden en 9 alb., En Jan Puytelinckx, burgemeester van Maaseyck, is op bezoek in Venlo. De burgemeetsr familie Puytelinckx kennen we later als burgemeester en schepen van Roermond en als heurders of eigenaar van vele leengoederen en pachthoven in Midden Limburg.(o.a. de hof Hobert in Linne). Vanaf blz. 26 volgen kopjes bij teksten over kosten van naar ik aanneem Schepenen van Venlo bij namen als Jan van Beringen en Jan ingen huys.
Vervolg blz 28 t/m 37?.
Rekening 186 van Frans van Poll en Wolter van Roesteren in 1548
Rekening 204 van Franss van Poll en Peter Boener in 1581
Rekeningen 38, 39 en 44 van Heinrick Drab en Jacob Dries in 1417 resp. 1418 en 1424.
In rekening 38 met 32 blz. tekst over het jaar 1417, lezen wij:
Inden jaren ons heren insent vierten eeuwt en seventien op sent Stephens dach/ dae worden gehoeve toe burgemeisters Henrick Drab en Jacob Dries (van Poll), dit is eure rekeninge, in den eersten so hebben dese burgemeisters in geboert.
Dan volgt de opsomming met inkomsten in guldens alde schilden naar de verschillende accijnzbronnen en nadien wordt overgegaan op de uitgaven met tot slot de balans schuld stad Venlo en de burgemeister.
Op blz. 3 volgt tevens een overzicht van “borgen woerden sijn: als een soort gerantstelling bij Jan Peters over Jenken van aarsen en Jan francken soon, dat de kerkemeister geld gebeurt heeft etc. Op blz. 4 wordt geld “sevat mensen gebeurt”van Hennen scholmeister 14 beta merken/marken, 31 melben/mewen en 2 guldens?, en nog ongeveer zulke bedragen van Hennnen Lemen kinder, resp. Herman Herpen, Henken Leyendecker, Greta van Stalbergh, en Jan van Lit.
Dan volgen zeer complete lijsten met uitgaven door de stad Venlo van het jar 1417 waarin Hendrik Drab ook Drabbe en Drabben wordt genoemd. Soms wordt zijn knaep genoemd hetgeen erop duidt dat hij behalve burgemeister ook een handwerkersvak uitoefent. Op blz. 28 wordt Hein Pollen/Polken genoemd bij een betaling van 1 beta mark en 2 mec. 1 gulden en de tweede keer Hein Pollen met 1 malder voglmail? en 14 melben/mewen?. Op blz. 29 wordt het loon van de burgemeister uitbetaald en wel 13 guldens. Ook de bode ontvangt loon Blz. 31 en 32 zijn leeg.
Mogelijk slaat deze passage op de aannemer/meester timmerman Hein(cken) van Poll, die we uit andere bronnen van het archief Venlo kennen.
In rekening 39 met ? blz. tekst, in guldens alde schilde, lezen we:
In rekening 44 met 30 blz. tekst over het jaar 1424 lezen we:
Dat Jan Vinck burgemeister en Jacob Dries pey-burgemeister in Rijnsche guldens laten vastleggen hoe de inkomsten en uitgaven zijn vastgelegd in de stad Venlo beginnend met de lijst van accijnzen. Op de volgende blz. worden de gruyt, van der moele/malerij, hennep en de vlas genoemd.
Op blz. 4 onder de kop ‘Die mense opgebeurt’ worden enkele burgers genoemd die betalingen doen: Hein Schalmert, Heijn Lomme, Heijnen Wandel, Belen van Lent/Leut, Wilma Marcellis, Johan Sadelmaekers, Wilma Ploip, Henneke Leijendeckers wyf, Gerat Menss, en Jacob van Lith.
Op blz. 5 staat onder ‘Gecost to lycop’ betalingen die Heine Grenemans huys 180 gulden, eikholz vur 1 weide 3 guldens, Willem Woetz hues 76 gulden en Johans huis van Ruremunde 36 guldens. Dur is det burgend van de stat wegen tegelwerk dat gebacken sollde, gaat over de bekleding van de stadsmuur(poort) met tegels.
Op blz. 6 is sprakee van ‘Grepe en Kart” met wijne van Dordrcht to Venlo te boeren/beuren . 15 guldens. Idem gegeven om cijne blaasbalg in dat vlas 3 gulden, slaat mogelijk op het schonen van de vlasvezels na het hekelen met de blaasbalg?. Er wordt ook geld gebeurd voor Maes en kepholt. Op blz. 7 staat: Hen tymerman werkt 26 dagen met de knaepe aan het opnieuw planken van het rad van de molen (watermolen Helpoort) voor 6 Rijnsche guldens. Blz. 8 geeft aan dat Hen molenaaar 5 nachten en 4 dagen heeft gewacht/gewaakt op de molen doe und die kolen brende.
Vervolg blz. 10 tot 30?.
Verdere zoektocht oude van Poll/van Polle in archieven van Venlo
Venlo was rond 1250 al een stad in wording. Waarschijnlijk kende de graaf van Gelre onderhands stadsrechten toe aan Venlo als handelsstad en hoofdplaats van Ambt Kriekenbeek, maar bevestigde dit als Hertog van Gelre formeel opnieuw in 1343. Formeel kon een hertog stadsrechten toekennen volgens HRR-recht maar een graaf niet zonder toestemming van de keizer. Vandaar dat er oude stadszegels van schepenen in Venlo bekend zijn van voor 1343.
Van de oudste bekende van Poll, Jacob van Polle, die burgemeester van Venlo was in 1388, en schepen van 1392-1398 weten wij niet meer dan wat Jan Verzijl meldt omdat er nog geen originele akten van de Schepenbank zijn bestudeerd in Venlo. In het Schepenarchief is meer over hem terug te vinden omdat er in 2011 een nieuwe publicatie over dit archief is verschenen volgens de archivaris Berrevoets van het archief van de stad Venlo. De documenten zijn nu in het archief van Venlo toegankelijk geworden. Op internet staat in 2020 een bijgewerkte regestenlijst archief Venlo.
Als Jacop/Jacob van Poll(e) schepen en burgemeester is in de bovengenoemde jaren, dan moet hij geboren zijn rond 1350 als we ervan uitgaan dat je wel 40- 45 jaar moet zijn , en bemiddeld en met invloed, om burgemeester van Venlo te zijn. In 1390 worden Jacob van Nere en Betken Vos genoemd als burgemeesters van Venlo en zij laten van 1390 de jaarrekening van Venlo opmaken. Betken Vos komen we later nog tegen als de familie Johan van Poll x Johanna Voss in Venlo van hem erft. Johanna Voss is de dochter van Betken Voss. Uit andere documenten blijkt dat Betken Voss de schoonvader van Johan van Polle is. De kans is groot dat Jacop van Polle of zijn broer Johann de vader is van Johan van Poll/Polle resp. Jacop van Poll/Polle en van Peter van Poll/Polle, die we vanaf nu Johan van Poll senior en Peter van Poll sr noemen. De volgende generatie kent drie keer een Johan van Poll resp. Petri, Joanni en Jacobi van Poll.
De lijst van burgemeester en pey-burgemeesters is vanaf 1348 bekend in Venlo en nadere gegevens zijn op te zoeken in de Schepenbank van Venlo. De rekening van Venlo van Jacob van Poll en Sander Vincke als burgemeester en pey-burgemeester van Venlo is opgemaakt in 1388.
Van de verschillende Johan van Polle’s uit meerdere generaties in Venlo zijn tussen 1420 en 1480 veel akten overgeleverd in het archief van Venlo uit het archief van het klooster Maria Weide, dat een Dominicanessen klooster was in de stad Venlo, waar voorheen een weide was.
De volgende generatie bestond uit: Johan van Poll met zoon Johan van Poll, en een zoon Johan van Poll alias Dries met drie zussen. In de volgende generatie komt een Johan 4 van Poll later nog een Johan van Poll alias Kesselkens met kinderen. Dan volgt nog een ‘losstaande’ Johan 5 van Poll, zoon van Mathias van Poll in ‘t Ven.
Verder zoeken
In het Gelders archief vinden we in de beeldbank bij het intypen van Polle een zegel van Janne, praest van Arnhem, die Johannes van der Polle heette en dit zegel vanaf 1342 voerde. Het zegel is een schild met vis in een sierlijst van ronde en spitse vierpas, gedeponeerd in het Hertogelijk archief van Gelre. Ik weet niet of er een relatie is met Venlo of dat het zegel iets te maken heeft met de van Polle van Venlo rond 1350 of Polle van Nijmegen/Millingen.
Foto zegel met vierpas van Johanns van de Polle praeses in Arnhem.
In de stadsrekening van Geldern van 1399 is vermeld dat de aankoop van hardsteen 130 voet, gekocht door Henrich van den Poll en Arnt Wurchem in Roermond voor 39 guldens en 16 sch. licop diende voor de bouw van de stadspoorten van Geldern, die de Hertog van Gelre aan de stad had opgedragen. Het betreft waarschijnlijk de bovengenoemde aannemer/meester timmerman Hein(rich) van Polle/ van Poll. Heinrich van Poll is dus een tijdgenoot, een familielid/broer ? van Jacob van Poll, de burgemeester. Heinrich werkte in Geldern en in Venlo en kocht natuursteen uit de Ardennen via de haven van Roermond. Henrick voerde als aannemer en timmerman meerdere opdrachten uit voor het bestuur van de stad Venlo en voor Straelen.
In de dertiende eeuw werd de stad Geldern ommuurd en ze kreeg stadsrechten in 1229. Er kwamen vier stadspoorten, waarvan er een ten behoeve van het stadskasteel was, dat aan de noordwestkant van de stad lag. De drie andere poorten waren de Issumerpoort, de Hartpoort en de Geldersche poort. De graven en vanaf 1339 hertogen van Gelre resideerden tot 1347 in hun kasteel bij de stad, die de voornaamste was in het latere Overkwartier van Gelre. Wikipedia Geldern.
Op 28 oktober 1408 passeert voor de Schepenbank van Venlo een akte van overdracht van een beemd door Johan/Johann van Polle aan Gerard Voss en Trude. In dit regest is sprake van Johan van Polle die wij senior noemen, en die gehuwd was met Johanna Voss. Waarschijnlijk is Gerard Voss een broer van Johanna Voss.
Op 25 februari 1412 wordt een 'vidimus' akte van dading voor de Schepenbank van Venlo gepasseerd (Vidimus betekent afschrift van een oudere akte), tussen Johan van Polle en Johanna, en Gerard Voss c.s., over de nalatenschap van Betken Voss, welke aan Johan van Polle en Johanna (Voss) is toegevallen, van 24 november 1412. Nadat bekend was dat Betken Voss burgemeester van Venlo was geweest, werd duidelijk dat Betken een man is, en dat aannemelijk is dat Johanna Voss en Gerard Voss zijn kinderen zijn. De genoemde Johan van Poll is de senior Johan.
De pey-burgemeesters Jacob Dries in 1417, 1418 en 1424 is Jacob van Poll. De alias Dries komt generaties lang voor bij de familie van Poll/Polle in Venlo en men schrijft dan Johan van Poll(e) genaamd Dries of Johan van Pol alias Dries of Johan van Poll alias Hannes Dries. De veronderstelling juist is juist dat Jacob Dries de broer van Johan van Poll is.
In het archief van Roermond betreffende Overkwartier van Gelre vinden we over het jaar 1428 het regest 1750 met Lenen van Huis en Heerlijkheid Wachtendock, onder andere de hof Poll in Pont, groot 40 morgen. Pont is tegenwoordig een onderdeel van de gemeente Kevelaer nabij de rivier Niers/Nette.
In het overzicht van het geslacht Mercator, staat onder Lambrecht Mercator bij Archief Roermond 1435 een extract van een bemiddeling van een geschil over een schenking aan klooster Maria Heide, waarin namens Peter van Lith versus zuster Merrie van Lith, arbitrage wordt gepleegd met als scheidslieden namens Peter van Lith, Johan van Poll, zoon van Peter van Poll, met Jacob en Johan van Poll, zonen van Johan van Poll, en zijn zwager Johan van Beringen.
Johan van Beringen is een broer van de echtgenote van Johan2 van Poll, Zouten van Beringen, de eerste echtgenote van Johan van Poll. Uit deze tekst blijkt dat er een Peter van Poll sr en Johan van Poll sr waren van voor 1400, want Johan zoon van Peter zal als scheidsman minimaal 25 jaar oud zijn, waarschijnlijk ouder. Het noemen van Johanssoen en Peterssoen spreekt voor zich.
Op 9 december 1440 draagt Jacop van Polle en Katherina NN (Spede van Langeveld) in Venlo de helft van zes morgen land bij de Preeckenstoel over aan zijn broer Johan van Polle. De Preekenstoel was een groen perceel land in de stad nabij de kloosterwijk in Venlo.
Op 4 februari 1477 wordt Katharina Spede, dochter van Goetsen Spede (van Langeveld, een drostenfamilie) , conventzuster van Maria Weide genoemd in een schuldakte. Waarschijnlijk is Katharina Spede als weduwe van Jacop2 van Poll kloosterzuster geworden. De familie Spede leverde tussen 1350 en 1450 regelmatig als leenmannen van Gelre ridders en drosten voor de landsverdediging bij Franse/Bourgondische invallen in het Overkwartier van Gelre.
We gaan ervan uit dat burgemeester Johan van Polle bij zijn tweede huwelijk getrouwd was met Margriet van Wylre en dat hij de zoon is van Johan van Polle sr en Johanna NN (Voss). In andere akten zijn een zoon Johan en de zussen Marie, Mechteld en Agnes van Polle gevonden als kinderen van Johan van Poll met Zouten en met Margriet. Volgens Jan Verzijl was een Johan van Poll eerst gehuwd met Zouten van Beringen en hadden zij twee kinderen: Johan en Marij van Poll. De kinderen van Johan en Margriet van Wylre waren Mechteld en Agnes, die conventzuster werden. Volgens Jan Verzijl was Maria/Merricken van Poll gehuwd met Johan Boshuyss ( Maasgouw 1896, 54).
Een andere Johan van Poll, van vader Peter van Poll, huwde met Gertrude Raede. Van dezeJohan weten we net als van Peter van Poll weinig omdat er minder akten zijn overgelevers waardoor we geen zicht hebben op hun kinderen. Johan Johanssoen van Poll had in ieder geval een broer Jacob (van Poll alias Dries), die meerdere keren als getuige akten ondertekent bijvoorbeeld bij het huwelijk van zoon Johan van Polle die huwt met Margriet van Boickholt.
In 1452 wordt Gerart van Menss en Johan van Poll burgemeester en pey-burgemeester van Venlo genoemd en zij stellen samen de jaarrekening op van de stad Venlo voor 1452. Volgens Verzijl is Johan van Poll tussen 1452 en 1472 schepen van Venlo, en het toont aan dat het Johan2 van Poll betreft.
Een Johan van Polle huwt volgens de akte van 3 februari 1455 met Margriet van Boickholt, ook van Mulraede genoemd, onder huwelijkse voorwaarden tegen 800 rijnse guldens en de helft van de nalatenschap van zijn moeder. Margriet brengt haar aandeel in Hof Wylren in met uitzondering van het huis met de draaiende brug dat aan broer Johan van Boickhot valt, Tevens beloven Johan resp. Goetsen Spede, Agnes van Boickholt dat hun broer Heynrick van Boickholt, de huwelijksvoorwaarden zal bekrachtigen als hij weer in het land is. De getuigen van Margriet van Boickholt zijn verder: Dionijs van Haghe, Johan Luinen de mesmeker, en Gerat van Wylre bastaard.
Jacop van Polle tekent mede als getuige van Johan. Jacob van Poll is een broer van vader Johan van Poll, de vader van de jongere Johan van Poll. Als bezegelaars draven veel notabelen in Venlo op naast Johan van Polle: Johan van Boickholt, Reiner van Holthusen, Merten van Ruremunde, Johan van Lomme, Johan van Stalbergen, Jacop van Polle, Wilhem Schotelke, Johan Boigel/Beugel, Goetsen Spede , Herrick van Greveraide, Mathijs van der Linden en Geratt van Mense. Onder dit gezelschap zijn drosten, juristen, ambtenaren leenkamer schepenen en burgemeesters uit het Overkwartier regio Venlo/Ambt Kriekenbeek. Goetsen Spede van Langeveld bijv. was drost van Ambt Geldern en hij was gehuwd met Agnes van Boickhholt een zus van Margriet Boickholt.
Een Johan van Johan van Poll is getrouwd met Margriet van Boickholt op 3 februari 1455. Johan en Margriet bezitten in 1472 de boerderij Huis Wylre, (hof Ingen Haege of Haegerhof met land en beemt) op de grens met Tegelen in Venlo. Het leengoed was voorheen in het bezit van de vader van Margriet Boickholt, ridder Gerard van Bockholt. Is Margriet van Boickholt dezelfde persoon als Margriet van Wylre en is Wylre de alias die samenhangt met de boerderij waar Margriet vandaan komt?. Het ziet er wel naar uit. Margriet is dan Margriete van Boickholt/Bocholt van Mulraede en van Wylre en van Hagerhof uit het leenheer resp. regenten en riddergeslacht van Boickholt.
Op 25 april 1455 verwerft Johan van Polle, zoon van Johan van Polle, en Margriet van Wylre, van Reiner van Holthuysen land en beemd gelegen Wylre binnen het gerecht Venlo behalve het stuk land waar de landweer over loopt.
Op 2 mei 1455 stemmen Johan van Polle, samen met zijn vrouw Margriet Boicholt, toe dat Johan van 'Bocholt' een perceel land overneemt tegen de prijs die Johan van Polle en Margriet van Wylre hebben betaald aan Reinier van Holthuijsen.
Er zijn in Venlo nog meer akten met Johan van Polle gevonden bij het Hof van Gelre of bij het klooster Maria Weide vooral onder archief klooster Maria Weide Venlo onder Hagerhof (synoniem voor de Hof Wylre).
We gaan ervan uit dat er rond 1450-1470 twee Johan van Poll’s zijn in Venlo die neven zijn van elkaar. Van Johan van Poll, zoon van Johan, met Zouten en Margriet weten we relatief veel. Van de neef Johan van Poll, zoon van Peter van Poll, weten we nog weinig behalve enkele getuigenissen. Het is duidelijk dat Johan/Jan van Poll alais Hanne Dries actief is in Beesel/Belfeld en omgeving.
Op 30 april 1455 is een akte opgemaakt bij de Schepenbank Venlo van een grondrente van 16 overlandse Rijnse guldens ten laste van de goederen behorende tot de hof, door Johan van Polle en Margriet van Bocholt/Boicholt aan Riener van Holthuysen c.s.
Op 15 juni 1455 wordt bij de Schepenbank Venlo een akte opgemaakt waarbij Johan van Polle en Margriet ( van Wylre) aan Goetsen Spede en Agnes toestemming verlenen om een vierde deel van een zoutmeterambt, een vierde deel van een rente ten laste van de Holtmolen en een vierde deel van een grondrente van I 15 oude Vlaams ten laste van een huis terug te kopen.
De activiteietn van Johan van Poll waren naast schepen of burgemeester dus ook boer en molenaar en beheerder zoutambt in Venlo. een druk baasje dus.
Op 19 november 1456 wordt een akte van overdracht opgesteld voor het leengerecht van Johan van Bocholt door Goetsen Spede en Agnes, van Johan van Polle en Margriet van Bocholt van een grondrente van circa zeven Rijnse guldens ten laste van eenderde deel van de hof.
Op 22 november 1455 passeert de akte van overdracht bij de Schepenbank van Venlo waarin Johan van Polle en Margriet aan Harman Muyskens en Jutta, twee morgen beemd bij de Milbeek tegen een grondrente van 38 Keulse penningen overdragen.
Rond het jaar 1455 is Zouten van Beringen gestorven als echtgenote van Johan van Polle, Johanssoen. Zouten was toen ongeveer 35 jaar en Johan van Polle trouwt nadien met Margriet van Wylre. Deze Johan van Polle sterft rond 1472. Johan van Beringen 1390-1435, waarschijnlijk een broer van Zouten ven Beringen, is pachter van de weversaccijnzen en hoppebrouwer, die huwde met Berten NN uit Maasbree, en later met Grieten NN, is vermeld in 1438 en 1445 in de stadsrekening Venlo. Zij woonden op de Steenstraat te Venlo. De kinderen van Johan van Beringen zijn Marcelis van Beringen en Derick van Beringen. Marcelis van Beringen, hoppebrouwer en wijnkoopman, was peyburgemeester van Venlo in 1434 en rentmeester van Venlo in 1458. Hij huwde Fije NN in 1422 en daarna Galant NN, die echtgenote was van 1443 tot 1461. In 1473 overlijdt Marcelis van Beringen. De familie van Beringen blijft in Venlo actief als wijnkoopman, als schepen en als bestuurder. Zie de Genealogie van Beringen Venlo op internet.
De dochter Marie/Marije van Polle/Poll huwt met Johan Boshuijss volgens de kaart Johan Boshuijss op internet. Boshuijss wordt verschillend geschreven als Boshuijss, Boshuisen en Bossius. De naam komt voor in de Betuwe en hoort mogelijk bij schippers op de Maas, bij wijnhandelaren en of bij bestuurders in Venlo. Peter Boshuizen, die later actoef is als rentmeester van Ambt Montfort, stamt mogelijk uit deze familie in Venlo.
De van Boickholt’s en de van Polle’s behoorden in Venlo tot de gegoede burgerij en ze bezitten boerderijen en huizen in de stad én buiten de stad met soms een molen of een tol of zoutmetersambt. Gerard van Boickholt/Boicholt/Bocholt, de vader van Margriet, was gehuwd met Lisbeth NN. Verder zijn de Bocholt's actief als schepen of burgemeester van Venlo.
In de riddercedule van Gelre vinden we rond 1350 Jacob van Polle te ‘Venle’, die als grondeigenaar en aangezien burger jaarlijks bijdraagt aan de Bede die de Hertog van Gelre vraagt.
De schatcedule van Venlo/het register van onroerend goed vermeldt in de Vleesstraat dat in 1474 een Henrich Poll belasting betaalt, evenals Jan van Poll Janssoen in 1474 en 1476 nabij de Oude Markt in Venlo en in 15xx (1550-1580) is Gerit van Poll genoemd als eigenaar van een huis nabij de Oude Markt. De genoemde Henrich Poll is mogelijk een Pollart.
Er is in Venlo een Peter van Polle, getrouwd met Gertruide van Raede, die op 17 juni 1457 hof Ingen Rijt in bezit krijgt met kamp, bemd en erf erven van Derick van Raede met toestemming van magen en vrienden van beide zijden. Peter van Raede en Lijsbeth van Beringen krijgen bij deze erfenis een huis met erf op de hoek van de Markt/Steinstraat in Venlo waar Derick nu woont, en verder enkele landerijen.
Conclusie: Het ziet ernaar uit dat Peter van Poll met zijn vrouw Gertruide van Raede Ingen Rijt een zoon Johan hebben, die een neef is van Johan en Jacob van Poll, zonen van Johan sr van Poll. Er is in 1435 in ieder geval een Johan Peterszoon en een Johan Janssoen van Poll, die een broer Jacob heeft.
Op 25 mei 1458 nemen Hendrik Ratinck, Johan van Polle, Jacob Metze, Johan van Lomme Goetsenszoon, Marcelis van Beringen en Gerat van Giffen van Margarethe van Gymnich, weduwe van (de adelijke) Johan van Broekhuizen en vrouwe van Wickrath, de tol te Venlo, Kessel en Broekhuizen over, haar door de hertog van Gelre verpand in pacht voor 14 jaren tegen 300 overlandse rijnsguldens ‘s jaars. Waarschijnlijk is deze Johan van Polle gehuwd met Zouten van Beringen.
Conclusies
Er zijn familieverbanden van Jacop en Johan van Poll (broers). Johan van Polle is getrouwd met Zouten van Beringen en daarna met Margriet van Wylre en hun kinderen zijn Johan en Marie, Mechteld en Agnes van Poll. Uit andere bronnen weten we dat Mechteld en Agnes de kinderen zijn van Johan van Poll en Zouten van Beringen uit het eerste huwelijk. Zouten heeft een broer Johan van Beringen. Jacob van Poll is gehuwd met Katherina Spede.
Er zijn een drietal familierelaties tussen van Poll en van Beringen vastgesteld: Johan van Poll en Zouten van Beringen, Peter van Poll’s zwager Peter van Raede was gehuwd met Lijsbeth van Beringen, en Johan van Poll doet zaken met Marcelis van Beringen, mogelijk de vader of een broer van zijn vrouw Zouten van Beringen.
Vervolg oude akten in Venlo met van Poll's
Op 4 juli 1460 doet Johan van Bocholt in een akte afstand van een hof en van eenderde deel van de Volmolen ten behoeve van Johan van Polle en Margriet van Bocholt volgens Archief klooster Maria Weide. In de Helbeek, die de stadgrachten voedde, waren twee molens nabij de stad Venlo actief in de buurt van de Helpoort. De molen diende voor de wolindustrie.
Er is in 1461 een Jan van Poll gevonden genaamd Jannes Dries, die actief is in Beesel en daar onroerend goed bezit. Dan wten we dat Johan Johanszoon van Poll actief was in Beesel, Uit ander bronnen weten we dat er naast een Jan van Poll, die ook boert in Beesel, een Wnand/Hendt van Poll actief is vanuit Beesel mogelijk als scholtis in Ambt Montfort. (Zie jaarrekeninegn Ambt Montfort 1343-1543).
Intermezzo Dries
Jannes Dries is de alias van Johan van Poll in Venlo. De alias Dries wordt zelfs gebruikt alsof het een familienaam is. Een dries is in Limburg een verzamelplaats van de koeien, in de kom van een dorp of stad, voor de dagelijkse gang naar de gemeenschappelijke weiden en het terugkeren van weiden naar de stal in de avonduren. Het perceel was half kaal van het ‘trampelen’ van de koeien en van het braak liggen overdag als het plein voor andere doelen werd gebruikt. De vorm van het perceel is vaak driehoekig en is veelal omsloten met huizen. Je woonde dus nabij de Dries zoals in Venlo en in Roermond voorkwam bij de familieleden van van Poll's. In Venlo werd de alias Dries voor van Poll's in documenten gebruikt als familienaam zoals bij Jacob van Poll, schepen en burgemeester, die genoemd werd Jacob Dries en bij Johan van Poll alias Dries of Hannes Dries.
Er is een jongere Johan van Poll (Kesselkes) gevonden, die woont in de Vleesstraat aan de Oostzijde naast zijn broer Peter Gerardt van Poll. De laatste Johan van Poll is een generatie jonger. Het is onduidelijk met wie hij was getrouwd mogelijk mevrouw NN Vankessel/Kessels/Kesselkens?. De kinderen worden genoemd in de akte van verkoop van een huis bij de Schepenbank als Johan van Poll overlijdt rond 1572.
In 1461 wordt een proces voor het gerecht van Beesel beëindigd met Jan van Polle genaamd Jannes Dries, en Heynrick van Kriekenbeek genaamd van Barle en zijn drie zonen Heijnrick, Willem en Johan van Kriekenbeek van Barle, met als inzet vorderingen krachtens borgtocht (vrijkopen van een gevangen ridder etc.) van Heynrick van Kriekenbeck, voor Gerat van Boickholt te Wylre(n) ten behoeve van Willem van Boickholt. Gerat van Boickholt is de vader van Margriet van Boickholt en zij was gehuwd met Johan van Poll. Genaamd van Barle is een familie van Kriekenbeek in Barle/Baarlo in huize Barle.
Op 18 november 1463 passeert een akte voor de Schepenbank van Venlo waarin Johan van Polle belooft om circa negen Rijnse guldens pacht te betalen aan Johan Spede van Langeveld wegens eenderde deel van de hof en de molen.
Johan gebruikt het perceel in het geheel terwijl hij deels eigenaar is van het stuk grond uit de schoonfamilie. Spede van Langeveld is een oude familie in Venlo/Kriekenbeek die ook ambtelijke diensten doen voor het bestuur. (o.a. een ridder Goetsen Spede 1350 en later Spede/Spee, die werken voor ambten van Gelre).
Op 18 november 1463 verklaren Gerat van Menss en Johan van Stalbergen, schepenen te Venlo, dat Johan Spede van Langevelt, voogd van zijn nicht Katrijn Spede, dochter van wijlen Goetsen Spede, een derde deel van hof te Wijlren tot onderpand stelt aan Johan van Polle wegens de betaling van het aandeel van Katrijn Spede in een grondrente van 17 rijnse gulden, te betalen aan Reyner van Holthusen en Johan van Lomme. RAL Maastricht Maria Weide Venlo. Katrine Spede huwde Jacop 2 van Poll.
Op 30 april 1469 wordt een akte van verpachting opgemaakt bij de Schepenbank van Venlo door Lambrecht Mercator aan Johan van Polle van de helft van circa drie morgen land grenzend aan het klooster Maria Weide in Venlo.
In 1469 vindt de overdracht van de pacht van een perceel plaats door Johan van Polle. Op 29 september 1470 maakt Katherine Spede haar testament op met haar derde deel van de hof en molen. Katharina Spede was de weduwe van Jacob2 van Poll (die non werd na de dood van Jacob zoals zoveel weduwen van aanzien) . In de akte moet staan of er kinderen waren en hoe ze heten.
Op 21 september 1470 is een akte van attestatie van Johan van Polle opgesteld, waarbij hij verklaart dat hij van Johan van Bocholt de hof in leen heeft ontvangen en wel eender de deel ten bate van Katherina, dochter van Goetsen Spede.
In 1471 verklaart kapelaan c.s. Paul Nijkels, dat Johan van Polle genaamd Dries, op de vraag van de rector van klooster Maria Weide verklaart dat het klooster hem niets schuldig is. Jannes/Hannes Dries is een alias van Johan van Polle.
Er is bij het Hof van Gelre Venlo ook informatie over de erfenis voor de conventzusters van Maria Weide, Agnes en Mechteld van Pol gevonden in het archief van klooster Maria Weide in Venlo. In een akte van 4 juli 1472 dragen Mechtelt en Agnes van Polle, conventzusters van Maria weide, de goederen nagelaten als erfdeel door hun ouders, over voor het leengerecht van Johan van Bocholt.
Op 14 juli 1472 is de akte van verdeling opgesteld tussen (zoon) Johan van Polle en dochter Marie van Polle enerzijds, en Mechteld van Polle en Agnes van Polle, conventzusters van klooster Maria Weide anderzijds van de nalatenschap van de ouders. Blijkbaar is Johan van Polle de oudere, in 1572 overleden en over zijn vrouw horen we niets, dus die zal ook overleden zijn.
In een akte van overdracht voor de schepenbank van Venlo van 11 augustus 1472, door Mechteld en Agnes van Polle conventzusters Mara Weide, aan Johan van Polle en Marie van Polle, wordt een grondrente van acht Rijnse guldens ten laste van een huis in de Lomstraat en een huis bij Kaalpasternen, schuur en erf bij de Tegelpoort en goederen in Beesel, beschreven.
In een akte van 1 december 1472 bevestigt Vincentius, graaf van Meurs en Sarwerden, hoofdman van het Land van Gelre, de overdracht door Katheryn Spede, dochter van wijlen Goetsen Spede, en door Mechtelt en Agnes van Polle, zussen en conventzusters van het klooster Maria Weide in Venlo, van het gehele ‘goed zit Haige’ te Wijlre(n) in Venlo, dat zij in leen hadden ontvangen van het huis Boickholt (Archief Maria Weide). Katheryn Spede is de weduwe van Jacop van Polle, die als weduwe kloosterzuster werd.
Op 2 maart 1512 verleent Charles hertog van Gelre aan de stad Venlo dezelfde vrijdommen van tol als de stad Roermond bezit. Van deze acte heeft notaris Frans van Poll later een authentiek 16e eeuws extract gemaakt.
Voor enkele boeiende gedocumenteerde anekdotes van van Poll’s uit Venlo en uit de regio Roermond verwijs ik naar Wim Bongers:
1. Frans van Poll, burgemeester in Venlo, en zijn reis met de zilveren boekaal voor keizer Karel de Vijfde,na de overgave van de stad Venlo bij het overwinnen van de hertog Willem van Gelre etc.
2. Wynand van Poll van ingen Lylaer, die de pastoor van Linne voor het gerecht sleept in verband met plichtsverzuim, en
3. Derick van Pol, van ingen Lylaer in het Linnerveld en de dood van zijn schaaphoedersknecht.
De rekeningen van de stad Venlo voor 1548 en 1561 zijn opgemaakt door Frans van Poll en Wolter van Roesteren als burgemeester en rentmeester in 1548, en als burgemeester en peyburgemeester door Frans van Poll en Peter Boener in 1561.
Op 9 april 1547 is Matthys Hagen, richter, en Lenart van Beeck en Frans van Poll, schepenen van Venloe, betrokken bij een akte waarin Gerhart van Twyst en zijn echtgenote Lysbeth, Jan Janssoen ( formele achternaan onbekend maar met alias) genant 'Kloeck van Momfort' (Montfort), en zijn echtgenote Gertruyt, vrijwaren van schade wegens het onlangs aan hen verkochte huis en erf gelegen bij Roffartzhof (aanwezige koopbrief) of van daarop staande jaarrenten en stellen daarvoor als onderpand vier huizen en erven met een plaats daarbij en ernaast gelegen, met een jaarrente van 2,5 gouden Gelderse rijdersgulden staande op de huizen. Roffardzhof is een grote boerderij met woningen en bijgebouwen in de buurtschap Offenbeek in Beesel met een Onderste Hof.
Vraag: Is Jan Janssoen een van Poll met een relatie met Montfort?. Rond 1555 is er een Jan van Poll of Jencken van Poll, die wordt genoemd in Schepenbank Montfort zonder een genoemde alias Kloeck en die een generatie jonger is dan Jencken van Poll de boer en jager alias Magerman van Ambt Montfort van 1465-1540. (Staat hier de lang gezochte link tussen Venlosche en Montforter van Poll”s?)
Op 11 maart 1549 verklaren Matthys Hagen, richter, en Johan van Stalbergen en Frans van Poll, schepenen van Venlo, dat Dederich van Dript en zijn echtgenote Cornelia, verkocht hebben aan Franck Fuycken als momber van Jan Feuten en Trijnen, broer en zuster, een erfrente van vijf gouden Gelderse rijder gulden jaarlijks te betalen op O.L.V.- annuntiationis ten laste van hun goederen gelegen upter Sluyssen achter s’Hertogenhoff ( een leen later Princenhof genaamd), genaamd die Honrekamp en Cornuytzkamp schietende langs de Klosstiegen, verder ten laste van een baant ernaast gelegen, naast de weg. de rente kan worden ingelost met honderd gulden.
Kampen zijn jongere akkerbouw ontginningen nabij een hoff en stiegen zijn terrrasranden vermoedelijk nabij de Hellbeek/Rijnbeek, die 'sluissen’ en stuwen had in verband met het regelen van de waterstand voor stadsmolens en voor het waterpijl in grachten rond stadsmuren en stadspoorten in Venlo. s'Hertogenhoff is het kasteel woonhuis of Camere van de Hertog van Gelre in de stad Venlo dat door allerlei functionarissen werd gebruikt in de loop van de tijd door de Hertog, de ambtman resp. rentmeester en later door huurders in Venlo.
Op van Poll Genealogie Limburg Wiki vonden we Jan/Johan van Poll, die woonde in de Vleesstraat oostzijde in Venlo in het jaar 1576. Jan van Poll wordt aangeslagen voor 2 gulden in de schatceduul register onroerend zaakbelasting in 1576, wonende in de Vleesstraat/Vleisstraet te Venlo. In 1535 woonde een Gerit van Poll in deze straat en betaalt belasting op zijn woning. Is deze Johan van Poll tevens van Poll alias Kesselkens?. Of is het een Johan van Johan van Poll?.
In een akte uit Stadsgericht Venlo van 18 november 1589 verklaren in aanwezigheid van Johann van Beringen, richter, Herman de Laet en M. Gordt Byll, schepenen van Venloe, dat Henrick van Haldermunt en zijn echtgenote Immel van Poll, en haar zuster Merriken van Poll, beide kinderen van Johann van Poll, genaamd Kesselkens, mede namens hun afwezige broer Gerardt van Poll en voor hun onmondige broer Dierick van Poll, verkocht te hebben aan Aelhart Ramecker en zijn echtgenote Gertruden, hun huis gelegen opten Schrixel/Schriksel in den Wann, gelegen naast het huis van Peter Gerardt van Poll, en een handtekening van de zoon Gerardt die op 6 september 1590 de verkoop aan Aelhert Ramaeker en echtgenote Gertruden, bekrachtigt, omdat hij op het moment van passage van de akte niet in de stad was. In een ander regest wordt het huis opten Schrixel naast Peter Hannen en anderzijds Beelen dochter van Jacob Eemantz, gesitueerd. De kinderen van Johan van Poll alias Kesselkens zijn dus: Immel, Merricken, Gerardt en Dierick van Poll.
‘t Schrixel is een oude wijk met stenen huizen en koolhoven in de ommuurde stad Venlo tussen de Maaspoort aan de Maas en de Helpoort aan de Helbeek/Rijnbeek, en de Peperstraat en Lomstraat. Zie plattegrond Bouwenvelop ’t Schrixel/Maaskade Gemeente Venlo dd. 03 november 2010.
In Van Lith Genelalogie Limburg Wiki, vinden we in generatie 3 dat Anthonius van Lith huwde met Catharina Puteanus/van der Puth, dochter van Martinus Puteanus en Margaretha van den Poll rond 1600. Ze kregen de kinderen Matthias, Catharina en Margaretha Puteanus. Na de dood van Margaretha van (den) Poll huwde Martinus Puteanus sr nog met Margaretha Swein. Zoon Matthias Puteanus, kerkmeester huwt met Elisabeth van Lith en zij woonden aan de Vleesstraat in Venlo. Dochter Catharina Puteanus huwt met Anthonius van Lith en de dochter Margaretha Puteanus wordt begijn.
Bourgondische bezetting van Gelre
Na de bezetting van Venlo na een belegering door Bourgondië, dat op basis van een eerdere panding dacht rechten te hebben op Gelre, liet Bourgondië een forse strafheffing opleggen voor 1475-1476 vanwege duchtig verzet van de stad Venlo. De heffing moest bijna direct worden betaald. De dame Griet van Lith kreeg het een na grootste bedrag van 85 gulden voor de kiezen, na het klooster Mariaweide met 88 gulden en daarna volgde het Kruisherenklooster met 81 gulden. De burgers en pey-burgemeester of /schepen volgen dan: Henrick Schink/Schenk met 78 gulden, resp. koopman Gaert ter Schueren 75, Lysbeth Dries (van Poll) en Coenne Houfftz 70 gulden, Gebel van Holthuysen 67, Walraven van der Lijnden 64, en Hector van Vijleyn 55 gulden. Zij behoorden tot de vermogende organisaties of burgers van de stad Venlo, zoals het proefschrift van Remi van Schaik Universiteit Nijmegen 187 met de titel: Belasting, bevolking en bezit, aangeeft. Lysbeth Dries (van Poll) is mogelijk de weduwe van Jacob Dries, voormalig burgemeester of echtgenote of zus van Johann Dries (zoon van Jacob van Poll), schepen van de stad Venlo. In 1473-1474 is Johan van Stalbergen de burgemeester van Venlo en Henrich Schink pey-burgemeester.
Onderzoeksvragen:
Is Margaretha van Poll in Venlo dezelfde als Margaretha /Margriet van Poll uit Roermond?. Of was Margriet van Poll in Roermond een kloosterzuster, die in een aantal akten met grond en huizen in Roermond/Maasniel wordt genoemd?.
Het stadhuis van Venlo is tussen 1597 en 1601 gebouwd door architect Willem van Bommel uit Emmerick op de plek van het voormalig stadskasteel van ridder Gerard van Bocholt. Het stadhuis is gebouwd in grandeur en versierd door grote Venlosche kunstenaars. De glas in lood ramen wijzen terug naar oude bekende Venlosche Schepenfamilies. De van Poll’s hadden connecties met de familie van Bocholt. Johann van Bocholt is de vader van Johann van Poll’s echtgenote.
Vraag: Is er ook een raam van de schepenen van Poll (Jacob 1 en Jacob2 , Johann 1 , Johann 2, en Frans van Poll)?.
Conclusies van Polle/Poll in Venlo
- De van Polle/Poll’s wonen bewijsbaar vanaf 1350 in Venlo want Jacop van Poll komt al voor in de Bede van de Hertog van Gelre in Venlo. de van Poll’s behoorden tot de gegoede burgers van de stad en waaren lid van de gilden. Ze timmeren in Venlo aan de weg als ondernemers en als schepen of burgemeester. Ze leggen in Jaarrekeningen verantwoording af en declareren voorgeschoten geldbedragen. De oudste van Poll in Venlo is Jacob van Polle, burgemeester in 1388 en dan volgt Hein of Heinrich van Polle, de aannemer/meester timmerman/metselaar. In 2020 blijkt er nog eeen generatiegenoot van Jacob nml. Johan van Poll met een zoon Johan te zijn in de jaarrrekening Venlo van 1388. Er waren dus al minstens 3 oudere van Poll’s in Venlo voor 1400. De zonen van Jacop van Polle (of mogelijk van zijn broer Hein of Johan van Polle) zijn Johan van Poll en Peter van Poll, met hun kinderen waarvan we kennen resp. Johan en Jacob van Poll en Johan van Poll, de neef. Johan van Poll, de oudere huwt met Johanna Vos, dochter van de burgemeester Betken Vos en NN.
- Volgens Van Poll genealogie Limburg Wiki op internet is van Poll een uitgestorven middeleeuwse regentenfamilie in Venlo (en in Roermond?). Regenten moeten we lezen als gegoede burgers als aannemers en schepenen. De bewering wordt nergens onderbouwd met concrete informatie over het uitsterven van de mannelijke tak van de families in Venlo en in Roermond. We weten wel dat de Pest in Venlo flink heeft huisgehouden in de jaren: 1483, 1565/1567, 1573/1577, 1598/1599, 1615, 1623 en 1635/1636. Daarna vinden we de van Poll’s niet meer in Venlo.
- Frans van Poll rekenen we tot de Venlosche van Poll’s maar er bestaat een kans dat Frans uit Roermond komt, studeert in Cölln en werkt in Venlo en dan terugkeert naar Roermond. Er zijn mogelijk familieverbanden tussen van Poll’s uit Venlo en van Poll’s in Roermond. Opvallend is dat Frans van Poll op zijn oude dag een huis in Roermond koopt, en daar ook is gaan wonen en er begraven is. De bewezen link tussen de eerder genoemde van Poll’s in Venlo naar Frans van Poll en zijn zoon Claes van Poll ontbreekt. De context van Frans en Claes van Poll en eventuele andere kinderen, binnen de familie van Poll in Venlo, is een raadsel qua voorouders en qua mogelijke nakomelingen in Venlo.
- Een Peter van Poll sr., zoon van de oude Jacop van Polle, is mogelijk de heurder van leengoed ten Poll in Wessem/Poll rond 1430. Zijn zoon Johan van Poll zien we in Venlo af en toe terug in de akten van de Schepenbank of bij het Hof van Gelre maar mogelijk was hij ook actief buiten Venlo bijv. op een leengoed in Beesel. Er is mogelijk een verband tussen Peter van Poll heurder van het leengoed Pollengoed in Poll /Wessem en de latere Peter van Poll jager van de abdis van Thorn rond 1550 (?) en de latere van Poll's in Thorn en in Weert (?).
- Johan van Poll zou synoniem kunnen zijn met de in de akten genoemde Johannes van Poll alias Hannes Dries met belangen in Venlo en in Beesel. Een Peter van Poll gehuwd met Gertruide van Baerle is nog actief in de weer met boerderijen rond 1450.
-In Schatcedule Venlo 1474 betaalt Peter Polle (Peter van Poll) 5 gulden en Gerit opde Dries (van Poll, broers) 1/2 gulden en ze wonen op Kailgass in der Heide. Op de Oude Markt betaalt Jan van Poll Janssoon 5 gulden en Lysbeth Driess 25 gulden in dat jaar. Dat is heel veel geld.. Liesbeth Driess is vermogend en bewoond een groot huis, mogelijk het oude grafelijke Huys, het leen) waarschijnlijk een van Poll van Jacob van Poll/Jacob Driess (weduwe of dochter).
-In 1540 woont Gerard Driess (ringeless) op de Judestraat Venlo en betaalt schatheffing. In 1576 betaalt Hendrik Drijss(Driess) wonende op Heytgen ( Kailgass in der Heide?) schatheffing. Gerard/Gerit Driess is dus een broer van Peter van Poll op Heytgen.
- Er is een in de schat zedule een Henrik Poll in Venlo in 1474, die in 1475 echter een Pullart/Pollart blijkt te zijn.
- Jacob Dries, schepen en burgemeester in 1417 resp. 1418 en 1424 is een Jacob van Poll alias Dries of Driess, de gebruikelijke alias van de familie van Poll in Venlo.
- Johan van Poll gehuwd met Margriet van Boickholt genaamd van Mulraede is dezelfde als Johan van Poll gehuwd met Margriet van Wylre van Hagerhof in Venlo.
- Johan van Poll gehuwd met Zouten van Beringen in eertse huwelijk en later met Margriet van Boickholt alias van Wylre, krijgt de kinderen Johan en Marie in het eerste huwelijk, en Mechteld en Agnes uit het tweede huwelijk.
- Het waarschijnlijk dat Jan van Poll, Jannes/JoHannes Dries een neef is persoon van Johan van Poll van Margriet van Boickholt/van Wylre. Waar de neef Johan van Poll, zoon van Peter van Pol woonde en leefde, en met wie hij gehuwd was is onbekend. Ook over mogelijke kinderen weten we nog niets.
- Jacob van Poll de jongere was gehuwd met Catharina Spede, die na zijn overlijden intreedt in een kloosterzuster in Venlo. Spede (van Langeveld) is de familienaam van de ridder, drosten (Geldern en Montfort) en juristen familie uit het Ambt Kriekenbeeck en de stad Venlo en Roermond.
- Frans van Poll, de secretaris, notaris, schepen en burgemeester was gehuwd met 1. Merten to Puth/Ingen Puth, en 2. Stijnen Gerardszoon NN en 3. Geertruid? NN ( Coickx in Roermond) en van zijn kinderen kennen we vooralsnog alleen Claes van Poll. We weten niet of Frans van Poll familie is van Johan van Poll en welke broers en zussen Frans heeft gehad. Van een gezin van Frans's zoon Claes van Poll weten we niets.
- Buurman Peter Gerardt van Poll, van Johan 3 van Poll is waarschijnlijk familie bijv. een broer van vader Johan van Poll. Peter is mogelijk ook de gemachtigde bij het Hof van Gelre namens Pollart, en gehuwd met de dame Christina Hoffschlagerin/Hoeffschleger uit een schepenfamilie in Venlo.
- De kinderen van Johan3 van Poll en NN NN alias Kesselkens, zijn Immel, Merricken, Gerardt en de nog niet volwassen Derick van Poll. Hun levensloop en hun mogelijke nakomelingen zijn nog onbekend. We weten alleen dat een Derick van Poll later rentmeester van de familie Poell in Roermond is. Immel van Poll huwt Hendrik Huyshaven in Venlo.
- De laatste bekende generatie van Poll's in Venlo bestaat uit Mathias van Poll en Catharina Mathijssen en hun kinderen Heleen, Arnold, Joannes en Evert van Poll. Het is onbekend waar de kinderen gebleven zijn. De ouders van Mathias van Poll kennen we niet. Het potentieel aan mogelijke voorouders is wel tien personen van Poll in Venlo.
- Voor zover inmiddels is achterhaald waren de van Polle’s/van Poll’s in Venlo actief als schepen, burgemeester, boer als pachter of heurder van leengoederen, tolheffer, aannemer en meester timmerman, molenaar, zoutambtheheerder, gemeentesecretaris, notaris, schepen, pey-burgemeester en burgemeester van Venlo.
- In het Repertorium leenaktenboeken van het Vorstendom Gelre van Sloet en van Veen uit 1902 vinden we de volgende lenen, die in het register zijn opgenomen in de periode 1326-1571: 38 Venlo,
Een huys binne Venlo op den Oorde van der Joedenstraet gelegen tot eenen Geldersche leenrechte, dat te wesen plagh: Jacob van den Pol anno 1424,
en Johan van den Pol erve sijns vaders Jacob's, ontfengt een huys met der cameren daer naest, binnne Venlo, tsamen onder Joedenstraet, naast op ten Oort gelegen, a 1462.
Het betreft het Herenhuys/Camere (de latere Hertogenhof of Princenhof) van de heer van Gelre in Venlo in leen, waar de Hertog ook af en toe verblijft: een versterkt woonhuis in de stad met meerdere etages en 2 torens met een voorgevel van wel 30 m.
- De leenakte van een Peter? van Poll betreffende de de hof van polle te Poll/Panheel/Wessem is niet gevonden omdat de leenakte in het archief van het Land van Horn of van het Land van Thorn moet worden gezocht. (in die tijd buiten het Overkwartier van Gelre).
- Er is wel een leen van Herbert van den Polle gevonden:
81 Echt, Sint Joost
Een cloppellleen met dubbelen zinse ad 24. alb. ontvangen bij Gelis Dalen anno 1469,
Herbert van den Polle, erven Gelis voorn., ontfengt een leen genant Op geleen bij St Joost anno 1523.
Herbert van Poll in Roermond was meerdere keren gehuwd, o.a met Margriete Dalen. Hij erft dus een cluppelleen via zijn vrouw. Dubbele zinse betekent dubbele cijnz dus van een klooster. Een cluppelleen kon als deel van een leengoed ook (tijdelijk) worden afgesplitst.
Einde Repertorium leenaktenboeken Overkwartier van Gelre, Sloet en van Veen, 1904
Onderzoeksvragen:
1. Is Johan van Poll alias Kesselkens familie van Peter Gerardt van Poll, de buurman?. Slaat Kesselkes op moeders familienaam van Kessel?.
2. Waar zijn de kinderen van Poll resp. Johan, Merricken, Gerardt en Dirick gebleven? In Venlo en in de omringende gemeenten kan ik ze niet vinden bij huwelijken of bij begraven. Is Derick van Poll later rentmeester in Roermond bij de familie Hoeffts?. Pacht Gerard/Geraet van Poll een beemd in Lottem of Lomm?.
3. Waar zijn de kinderen van Poll resp. Heleen, Arnold, Joannes en Evert, kinderen van Mathias van Poll en Catharina Matthijssen gebleven?.
4. Wie was de vader en moeder van Frans van Poll en kwamen zij uit Venlo of uit Roermond? Had Frans van Poll meerdere kinderen?. Had hij broers en zussen? Had Claes van Poll een vrouw en kinderen?
5. Is Herbert van Poll mogelijk een broer of neef van Frans? Sterft met Margriet van Poll de tak Herbert van Poll uit? Er is ook een dochter Cristine van Poll, die in Roermond huwt met een regent.
6. Is er een link naar Johan van Pol Kesselkens of naar Matthias van Pol/Poll 'in paluwe' of tewel het Ven?.
7, Is er een link met de DTB van Pol/van Poll’s van Venlo met Roermond en of Montfort of Thorn/Wessem/Pollen Panheel?.
Het is onduidelijk wie de voorouders zijn van Jacob van Poll senior in Venlo, die is geboren vóór 1330. Na Jacop van Polle volgt broer Johan van Poll of de broer Hein/Heynrich van Poll, en daarna Peter van Poll sr en Johan van Poll sr., en vervolgens de jongere generatie broers Johan van Pol en Jacob van Poll, Johans zonen, en de neef Johan’s van Poll Peterszoon, die al drie verschillende generaties van Poll in Venlo zijn en daarna twee keer een Johan van Pol met alias Hannes Dries (mogelijk Johan van Poll van Margriet van Boickholt), en Johan van Poll4? met het alias Kesselkens, aan de Vleesstraat in Venlo, naast zijn broer?. Johan van Pol alias Hannes Dries is de derde generatie Johan van Poll en was er daarnaast nog een Johan van Poll alias Kesselkens als vierde generatie?. Het is waarschijnlijk maar nog niet bewezen.
- Het is een raadsel waar de generatie van Poll, kinderen van Johan van Poll alias Kesselkens zijn gebleven resp. Immel, Merricken, Gerardt, en Dierick van Poll. Alleen Gerit van Poll woont later in een huis in de stad Venlo en hij wordt genoemd bij de belastingheffing op zijn woonhuis. Immel van Pol huwt met Hendrick Haldermunt/Haldermandt, die we in de driehoek Venlo, Tegelen en Steijl vermoeden omdat Hendrick optreedt als getuige in een akte over diefstal van Peter up gen Steyl en Haenen to Straelen, die op 24 aptil 1593 de kist in de kerk hebben opengebroken en geld en laken hebben weggenomen. De naam Haldermunt wordt ook geschreven als Haldermandt in de DTB akten van Venlo waar een Joannes huwt en Caspar als getuige wordt genoemd. Verwarrend is dat Immel van Poll, met een zus Mercken, huwt met Hendrik van Huyshaven. Van die familie wonen in de Judestraat 3 familieleden in 1540 volgens Schatboek Venlo en Lysbeth van Huyshaven en de kinder Gebel Huyshaven in 1576. Is Huyshaven hetzelfde als Haldermunt?.
- Waar is het gezin van Peter Gerardt van Poll en Christina Hoffschlagerin gebleven? Hadden zij geen kinderen? Ook bij de Hervormde Kerk komen geen van Poll's en Hoffschlegers voor. Zijn zij allemaal de dupe geworden van de verschillende pestjaren en van de pestepedemiën in Venlo?. In de notariële akte van Schos van de erfenis van de weduwe Christina Holtschlagers staat het antwoord op deze vraag. Hoe vinden we die akte?.
In 1681 wordt in Venlo Remboldt Hoeffsleger als schepen genoemd samen met Johan van Beringen en Johan ingen Huiss als Willem Floris een huis en erf op de Varkensmarkt overdraagt. Blijkbaar is Hoeffslegers een Venlosche familie. Uit de lijst van burgemeesters van Venlo blijkt dat Rembolt Hoeffsleger drie keer burgemeester of pey-burgemeester is geweest in de protestante tijd.
Opdracht: Zoek de erfgenamen van Christina Hoffschlagerin/Hoeffsleger, weduwe van Peter van Poll in Venlo, conform akte notaris Schos De link tussen de takken Johan en Peter van Poll, Frans en Claes van Poll, en de in de DTB-boeken gevonden Mathias van Poll 'in palude' met zijn kinderen ontbreekt. De jongste vader van Poll in Venlo is Mathias van Poll met zijn kinderen Heleen, Eleonora, Evert en Johannes5 van Pol/Poll, die in Venlo zijn geboren na 1600. Het is een raadsel waar de kinderen van Mathias van Poll en Catharina Mathijssen zijn gebleven.
Curiosa
Bij het doorzoeken van het archief van Venlo, is een typerend regest opgevallen.
De magistraat van Venlo verleent op 22 augustus 1544 verlof aan drie Joden om met hun gezin gedurende 10 jaren in de stad te wonen, te kopen en verkopen, gelden tegen woeker van 2 lupsen per week voor een goudgulden of daalder te lenen op of zonder panden tenminste niet meer dan de Joden in Nijmegen en Roermond rekenen, op voorwaarde jaarlijks 50 daalders rekognitie aan de stad te betalen en 100 daalders na verloop van de eerste 5 jaren.Venlo, inv. nr. 117: Maasgouw 1938 p 30-31.
Geld lenen met rente was niet erg christelijk. Gedogen en de Joden voor bank laten spelen tegen hoge rentes, werd wel toegestaan voor inkomsten van de stad. De overheid/de Hertog bleef op de achtergrond.
Opmerkelijk
In het inmiddels Duitse deel van het Overkwartier van Gelre tussen Maas en Niers/am Niederrhein is nog niet diepgaand gezocht naar oude van Pol/Poll’s. Ze waren er wel volgens de archieven. Een Pollengoed kom je vaker tegen. Op internet werd ook een von Poll Immobilien firma gevonden met 500 personeelsleden, met 50 vestigingen in geheel Duitsland en een vestiging in Oostenrijk, in Nederland en op Mallorca. De huizen en landgoederen worden verkocht in het dure segment. De naam von Poll is een Duitse versie van van Poll uit het Overkwartier am Niederrhein.
Conclusies
Op internet is de informatie over de familie van Poll uit Venlo tussen 2010 en 2020 gegroeid van een alinea naar een overzicht met tweederde van de in Venlo gevonden van Poll's: Jacob, Johann, Johan en zoon Johan, Heijn en Peter, Merten, Jacob, en Johan van Poll alias Kesselkens en zijn kinderen Gerit/Gerard, Derick en Johan en Mericken/Maria resp. Claes van Poll, zoon van Frans van Poll, en Mathias van Pol met vrouw en kinderen.
Het verdwijnen van de van Poll's in Venlo blijft onduidelijk. Op internet vinden we onder Archief Venlo de informatie over ziekten die de stad Venlo teisterden. De Pest heerste in 1349-1351 resp. in 1368-1369 en circa 1400 met het vervolg in 1565-1567 en 1573-1577 en 1598-1599 en herhalingen in 1615, 1623, en de pest van 1635-1636. De stad Venlo kende in 1475 resp. 3400 en in het jaar 1535 4400 inwoners. Bij de Pest werden 20-40% van de inwoners getroffen en de meeste slachtoffers overleden. Misschien hebben deze Pestgolven de familie van Poll in Venlo uitgeroeid?. Of zijn individuele van Poll’s vertrokken naar elders?, zoals Geraet/Gerard van Poll die in Lomm e.o. een griend pacht zoals de Jaarrekening van Ambt Kessel, Horst en Venlo (met afhoring door o.a. Frans van Poll) weergeeft en een Johan of Derick van Poll, als boer of als als rentmeester van Hoeffts, die in Beesel Belfeld of Roermond aan de slag gaan?. Het blijft gissen.
Nieuwe informatie over zeer oude van Poll's in Venlo is mogelijk te vinden in het Schepenboek van Venlo. Het archief van de Schepenbank van Venlo begint in 1352 en loopt tot 1794. De archivaris van Venlo kan aangeven in hoeverre de inventarisatie van dit archief is afgerond. Enige haast is geboden vanwege de ‘inktpest’ in dit archief. Gelukkig wordt er thans veel gescand en op internet geplaatst.
7.5. Archief Roermond, Schepenbank Roermond, het Hof van Gelre Arnhem en Schepenbank Montfort en Linne
In een regest uit het jaar 1422 blijkt dat ‘’een Polle van Venlo’’ een leengoed heurde in het land van Horn, in de buurt van Wessem/Pol. Een leengoed dat werd geheurd door een Polle van Venlo, is in 1422 geen verrassing omdat er een ondernemende familie van Poll(e) actief was in Venlo. Het zijn waarschijnlijk nakomelingen of familieleden van Jacob van Polle, de burgemeester van Venlo in 1388 of van Johan van Poll, ondernemers tol en zoutambt etc. of Hein van Poll(e), de aannemer/meester timmerman, die we kennen van rond 1400. Uit meerdere akten is gebleken dat er ook een oude Peter van Poll is in Venlo. Als iemand een leengoed heurt dan moet de familie draagkrachtig zijn en en ervaring hebben en dus veertig of vijftig jaar zijn. Als Peter van Poll de heurder is in 1422 van het leengoed ten Poll in Poll/Wessem dan is hij mogelijk geboren rond 1370-1390 als zoon van Johan of Jacob van Poll. Het leengoed met veer over de Maas werd nadien de Hof van Polle of Pollengoed genoemd. Van nakomelingen van deze Peter van Poll in Wessem/Poll weten we nog niets concreet. Er zijn na Peter wel van Poll’s in de regio en in Thorn Poll/Panheel en Wessem/Heel gevonden maar tot welke familie behoren zij?. Bijvoorbeeld Peter van Poll, is jager voor de abdis van Horn rond 1550. Er zijn later meerdere oude van Pol’s gevonden in de regio Wessem/Thorn/Heel en Maaseik voor 1600.
In 1422 ontvangt Henrick Pollart het Hornse leen te Pol(l) dat Jan Vogels in leen hield en vroeger Polle van Venlo. Present zijn de leenmannen Henric van Baxen, Jan van Me(e)rsen en Jan Tripparts. Het kan mogelijk Peter van Polle uit Venlo zijn, die een zoon of broer was van Jacob of Johan van Poll uit Venlo. In 1422 komt de genoemde hof Poll in de handen van de familie Vogels uit Wessem, die leenmannen en schepenen leverde in Wessem. Enige tijd later treedt ene Vogels van Wessem in Montfort/Berg op als leenman van de hof Aerwinkel in Echt bij Montfort. En Vogels van Wessem pacht de voorhof in Montfort voordat Beel/Isabella van Straelen aantreedt.
Roermond, 1431 januari 20. (op sente agnetenavont.)
Cornelis van Polle verkoopt met toestemming van zijn vrouw Aleyde de erfrente vermeld in de akte van 1405 october 1 (regest nr. 207) aan Heynrick Gruter en diens vrouw.
Oorkonders: Johan van Wylre, richter, Arnolt Neutkens en Johan van den Grynde, schepenen te Roermond. Eenv. afschrift inv. nr. 1480. Zie voor de samenstelling van de oorspronkelijke transfix bij regest nr. 86.
Cornelis van Polle verkoopt een erfrente in 1431, die is afgesloten in 1405, en hij is gehuwd en woont in Roermond (?). Hij kan geboren zijn tussen 1360 en is enkele generaties ouder dan Jencken van Poll, de jager van kasteel Montfort. Cornelis van Poll is een tijdgenoot van Jacob en Johan van Poll rond 1390 in Venlo en van Hannes Polle/Johan van Poll van rond 1360, de boer en stroleverancier in Montfort/Echt.
In december 1495 verheft Rabeth van Dorsdael/Dursdael, leenstadhouder van Horn, met de leenmannen, Henrick Voegels van Poll het bundig leen genaamd de hof van Poll.
Een hypothese is dat de familie Polle/ van Poll heurder werd van de later naar hen vernoemde hof van Polle in het gehucht Pol rond 1350-1400. Er was toen een griend genaamd Polle tussen Roermond/Rura en PollPanheel. Er is tegenwoordig bij Pol een uitgebaggerd grindgat Polderveld en er is een weg naar Pol: de Pol-derweg. De oude gebouwen van het leengoed de Hof de Poll zijn er niet meer wel het bouwkavel. Zie Pol als gehucht met lintbebebouwing en een 17 tal huizen op internet.
De tol van Pol in de Maas was er al voor 1450 in bezit van de heer van Heinsberg maar deze rechten gingen via ruiling of huwelijken over naar de Hertog van Gelre. Een relatie tussen het gehucht Pol/Poll en de familie van Polle uit Venlo is er historisch dus evenals een bewezen familie van Polle/Pollen in Heel/Poll in 1280 maar het is niet duidelijk wie de kip en wie het ei is.
1513 februari 15 Lenart van Bossmolen verheft een bundig leen na dode van Hendrik Voegels van Polle, genaamd de hof van Polle, ten overstaan van Peter van Straelen, stadhouder en de leenmannen van Horn. R.A.L., Wetzlar 9A.
In meerdere akten wordt het leenhof van Polle en de hof te Buggenum in een adem genoemd hetgeen erop duidt dat deze hoven mogelijk tot één leen behoorden, dat de graaf van Horne in leen gaf.
1514 mei 9. ‘Willem van Vlodrop als momber van Elisabeth van Montfort verheft (voor het leenhof van Horn) twee pundige lenen’: de heerlijkheid van Polle en de hof te Buggenum in aanwezigheid van de graaf van Horn, Peter van Straelen, stadhouder (der lenen ), Daniël van Nunhem, Hendrich van Varich, Jan van Holtmeulen en Willem Piell (?) en Willem Stoxkens, leenmannen. Publications XVI p 9.
In Neer is bij toeval Joanna Polle gevonden, die op 03-07-1697 huwt met Joannes Gorissen met als getuigen Joannes Verhaegh en Godefridus Coenen. In die periode zijn geen nadere Polle, Pollen, van Poll of van Pol’s gevonden in Neer. Joanna Polle kwam waarschijnlijk van elders maar waar vandaan weten we niet.
Hof van Gelre in Roermond rechtbank van het Overkwartier
We keren nu terug naar Roermond
Op 22 mei 1342 des guedendachs by Pynxten, verklaart Willem, heer van Horn en Altena, met de stad Roermond een vergelijk te hebben gesloten over het doorgraven van de Maas, alsmede met de Hertog van Gelre, Jacob van Mirlair, Wambes van Elmpt en heer Wijnnts ( Wynand?), diens leenman. Afschrift In Jura et Privilegia 1 inv. nr. 345, blz. 91.
Het betreft de omlegging van de Maas van Horn naar Roermond zodat Roermond een haven aan de Maas verkrijgt en het dorp Hoembergen wordt afgebroken en de grond aan buurgemeenten Roermond en Sint Odliënberg/Lerop wordt toegedeeld. Rura/Buitenop komt bij Roermond en het vergrootte Lerop bij Sint Odilienberg. Het is niet duidelijk wie Wijnnts de leenman is maar vermoedelijk was hij de heurder van een leengoed in Hoembergen of in Linne, Berg of Montfort. Jacob van Mirlair is leenheer van Ambt Montfort en kasteel Montfort en drost/ambtman en Wambes van Elmpt, ridder van de leenhof te Lerop en Wynand of Wijnants leenman. In jaarrekeningen van het Overkwartier Ambt Montfort wordt Th. Wambes rentmeester en drost van Ambt Montfort genoemd tussen 1343 en 1350.
Johan/Jan van Pol/van Poll/Polle(n)
351. 1431 februari 6. (dess neesten daighs nae sent agathendaich virginis.)
Johan Gyncke verkoopt aan Heyn Kaele, de verver, een erfrente van 2 overlandse rijnsguldens, gaande uit het huis dat van heer Johan van Effelt was, gelegen op de hoek van de "Beggertstraete,” en uit al de huizen die gelegen zijn tegen de „Cloisterwantt” tot aan het huis van Johan Pollen. Oorkonders: Johan van Wylre, richter, Lambrecht van der Kraeken en Heynrick van Loeven, schepenen te Roermond. Afschr. in het cartularium van de huisarmen, inv. nr. 1624, folio XVIII verso en XIX.
Johan Pollen wordt ook Jan van Pol en Jan Polle genoemd in een andere akte.
Een Johan van Poll woont in 1431 blijkbaar op de hoek Beggerstraat/Cloisterwantt in een woonhuis te Roermond.
Conclusie: Johan Pollen of Jan van Poll woonde in Roermond. Hij kan geboren zijn tussen 1370 en 1400.
Cornelis van Poll/Polle
350. 1431 januari 20. (op sente agnetenavont.)
Cornelis van Polle verkoopt met toestemming van zijn vrouw Aleyde de erfrente vermeld in de akte van 1405 october 1 (regest nr. 207) aan Heynrick Gruter en diens vrouw. Oorkonders: Johan van Wylre, richter, Arnolt Neutkens en Johan van den Grynde, schepenen te Roermond.
Eenv. afschrift inv. nr. 1480. Zie voor de samenstelling van de oorspronkelijke transfix bij regest nr.86.
Behalve Johan van Pol is er rond 1431 ook een Cornelis van Pol met zijn vrouw Aleyde in Roermond. Zowel Cornelis als Johan van Pollen/Poll zijn mogelijk geboren in de periode 1360-1380.
Cornelis van Pol(le) komt in meerdere geschriften voor in een gevarieerde schrijfwijze onder andere van Pol. We kennen de kinderen van Cornelis van Pol/Poll/Polle en Aleyde NN nog niet. Cornelis van Poll is samen met Jan van Poll de oudste van Poll die we kennen in Roermond.
Conclusie: Cornelis van Poll was gehuwd met Aleyde NN in Roermond en zij zijn geboren vóór 1400. Omdat er een akte met erfrente uit 1305 wordt genoemd, mogen we ervan uit gaan dat Cornelis en Aleyde toen al gehuwd waren. Dan zijn ze uiterlijk 1360-1380 geboren.
Herbert van Poll/van den Poll 1450-1532?
De naam Herbert van den Poll, van de Pol en van Polle in Roermond komt in vele akten voor en hij bezat meerdere huizen en stond financieel garant voor anderen zoals de muntmeester en voor de abdis van Thorn. Hij had huizen op de Driess in Roermond en in de Hegstraat, het latere Pollshuis in de huidige Pollaertstraat in Roermond. Opvallend is dat Johan van Poll uit Venlo/Beesel rond 1470 Johannes Dries wordt genoemd, en dat Hannes Dries rond 1490 de heurder is ven het de hof ingen Raetgen(Munnichshof) in Sint Odilienberg, en dat Herbert van Poll woont opden Driess in Roermond. Waarschijnlijk is er een verband van de oude Johan van Poll en Cornelis van Poll in Roermond met de veel jongere Herbert van Poll.
Herbert van den Polle en Arnolda, echtelieden, verkopen in het jaar 1486 een jaarrente van 8 keurvorstelijke rijnsguldens uit in litera aan Coen van der Molenstat en Mette Tilmans, echtelieden. Herbert van Polle heeft als eerste echtgenote Arnolda NN.
Op 1 april 1486 verkoopt Leonart Graess en Lysbette Kedels, echtelieden, een huis op den Korten Driesch tussen de huizen van Herbert van den Polle en wijlen Derick Hoifft(Hoeiffts), aan Henrick van Holtmolen, priester. Herbert van Poll heeft dus een huis Op den Korten Driesch.
Op 28 october 1486 verkopen Gaitken Scroeder en Ide van Raethem, echtelieden, een plaats op de Nuwerstraite, naast Mariagarde en het huis van Gheeffkens aan Johan Lemmen genaamd Gheeffkens en Lijske van Polle, echtelieden, Hoofdgerecht 310, fol 10.
Conclusie: Er is dus in 1486 een Lyske/Elisabeth van Poll/Polle, gehuwd met Johan Lemmen in Roermond.
Op 1 augustus 1487 verklaart Herbertt van den Poll een varkensstal te hebben gebouwd op zijn erf op de Dries in Roermond, naast de poortweg van Johan Kedels, en waarvan de uitgang van de varkens uitkomt op de poortweg zulks geschiedt echter uit gunst niet uit recht tot wederopzeggens.
Op 8 maart 1488 verkoopt Henrick van Holtmolen, priester, uit huis en erf op de Korte Dries, tussen huizen van Herbert van de Polle en Hellegont Hoift (Hoeifts) , een jaarrente van 3 rijnsguldens aan zijn broer Sybrecht van Holtmolen en echtgenote, losbaar binnen 6 jaar met 50.
Op 25 april 1488 staat Herbert van den Poll en Henrick van Meer borg voor Gerairt van Peelt, de muntmeester tot mogelijke boete van 300 rijnsguldens. Herbert van Poll was dus vermogend anders kun je niet voor zoveel geld borg staan.
Op 5 januari 1491 verkopen Johannes Kedel en Kathrijne, echtelieden, schuur en portweg op de Korte Dries, tussen huizen van Herbert van den Poll aan beide zijden, aan Herbert van den Poll en Arnolda, echtelieden, Hoofdgerecht 310, fol. 63 verso.
Herbert van den Polle verkoopt op 11 juli 1500 met toestemming van zijn (tweede) vrouw Margriete Dalen en haar broer Aernt (Arnold) Dalen aan Johan van Eyck en diens vrouw Mette, een erfrente van 2 rijnsguldens, zoals vermeld in een getransfigeerde acte, die Margriete van haar ouders heeft geerfd en bij scheiding en deling met haar broer heeft verkregen. Oud archief Roermond. Blijkbaar is Herbert van Polle na het overlijden van Aleyda NN opnieuw gehuwd en wel rond 1500 met Margriete Dalen. Margriet heeft een broer…. Dalen.
In 1503? bepaalt een vonnis van de schepenen van Roermond, dat Harpert (Herbert) van den Poll bij vooruitbetaling van de huur van een huis een jaar vooruit, tegen Jacop Bone, voogd van de jonge Diryk van Zuchtelen, niet meer recht heeft op huurpenningen, als de termijn van het jaar verstreken is en het overblijvende deel van de huurpenningen executabel blijft.
Herbert en dochter Margaretha van Poll?
1510 maart 19. (dess dynxdaichs nae sente gertruydendach virginis.)
Gaedert Heeltz, priester, Margriet van den Poll en Kathrijne van Tefelen, begijn,
executeurs-testamentair van wijlen Sanne Poirkens, verkopen aan Aernt Zelis en Gaedert
Pelsser als meesters van de huisarmen te Roermond voor een bedeling op iedere maandag
in het gasthuis een erfrente van 3 rijnsguldens uit de erfrente van 19 rijnsguldens die Sanne
hief uit het huis In den Hertzhoeren,” gelegen in de Neerstraat bij de Markt naast het
steegje, volgens de akte die daarvan is.
Oorkonders: Dederick van Kruchten, richter, Heynrick van der Kraecken en Rabeth van
Dorsdaele, schepenen te Roermond.
Afschrift in het cartularium van de huisarmen, inv. nr. 1624, folio XXVIII verso.
Op 1 juli 1506 is Margarethe van den Poll, samen met Gaidert Heeltz, priester, en Catharina van Tefelen, begijn, als executeur-testamentair van Sanne Poickens, begijn, betrokken bij een schenking aan de pastoor Johan Benedicti en Johan Ulman, koster van de St. Christoffelkerk, een erfrente van 5 rijnsguldens van het ‘geluchtz van de zevengetijden’ uit de erfrente van 19 rijnsguldens die Sanne (Poickens) heft uit huizen en erven genaamd ‘In ’t Hertshoren gelegen in de Neerstraat bij de Markt naast het steegje bij het huis van wijlen Dirick van Kruchten.
In 1512 oorkonden de schepenen van Roermond dat een aantal burgers van de stad waaronder Herbert van der Polle de abdis van Thorn en de onderzaten van stift en land van Thorn, 1700 Rijnse guldens hebben geleend, die op St Andries terugbetaald moeten worden. Blijkbaar is Herbert zo vermogend dat hij flink geld uit kan lenen aan de abdis van Thorn.
Op 10 juli 1515 zendt de magistraat van Roermond aan Renier van Gelder, heer van Arcen een brief inzake inning van de penningen in het Land van Montfort en inzake de tienden van Herbert van de Poll in de Betuwe. (Archief kasteel Arcen). Dit is de eerste keer dat ik in archieven een link vindt met Roermondse van de Poll en rechten in de de Betuwe (van hem of van zijn vrouw Dalen) Uit deze passage zou je de conclusie kunnen trekken dat Herbert van de Pol of zijn vrouw familie hebben in de Betuwe of dat zijn voorouders of zijn echtgenote(n) daar rechten hadden?.
Bij 81, Echt, in het Register leenaktenboeken van het Overkwartier van Gelre, is beschreven:
Een cloppelleen met dubbelen zinse ad 24alb. ontvangen bij Gelis Daelen anno 1469,
Herbert vann den Poll, erven Gelis voorn. ontvange een leen genant Op geleen bij St joost anno 1523.
Op 19 november 1530 draagt Catharijn van Rijkell aan Huprecht van den Velde, priester en rector van het altaar van St. Anna in de H.Geestkerk, ten behoeve van een gezongen mis op dinsdag ter ere van de H. Anna over de renterbrief van 24 augustus 1494. Aldus oorkonden Dederich van Kruchten, richter, en Johan Mereell en Herbert van den Polle, schepenen van Roermond. Herbert van Poll was dus ook schepen van de stad Roermond.
Op 24 april 1532 passeert de overdracht voor de Schepenbank Roermond voor Margriet Dalen, weduwe van Herbrecht van de Polle, van een rente van zes overlandse Rijnse gulden, ten laste van de stad Roermond. (zeventiende eeuws afschrift). Blijkbaar is Herbert van Poll overleden in 1532.
Verdere regesten Herbert
24 april 1532, 17e eeuwswafschrift in RHCL uit Archief Maria Weide Venlo
Akte van overdracht voor de schepenbank Roermond, dat Margriet van Dalen, weduwe van Herbrecht van de Poll, een rente van zes overlandse Rijnse gulden overdraagt, ten laste van de stad Roermond.
In een andere akte vrijwaart het klooster Maria Weide, Margriet Daelen, weduwe, wegens overgedragen zilverwerk en akkerland Zwamer heggen, voor de Schepenbank Venlo.
Willem van gen Lyllaert in Linnerveld woont in Roermond; Willem Helwegen
In Roermond vinden we in regest 2424 van 18 februari 1553 dat Wylm van gen Lydlair/Lyllaert en Marije, echtelieden, een huis over in de Ezelstraat in Roermond ut in litera wegens een ruil van een ‘pesch’ achter de hof opgen Lydliar gelegen, genaamd ‘de Heister’, aan Jan van Susteren en Katrine ( blijkt Helwegen te zijn) , echtelieden, en Lysbett van gen Lydlair (zus van Katrine),
Wylm is Willem Helwegen, die de Hof ingen Lyllaert later als leengoed zal overdragen aan zijn zoon en dochters en schoonzonen. Peter van Poll uit Montfort zal rond 1580 als heurder/medegedelingen tekenen voor het leengoed en het heergewaad. Er is een Wilhem Helwegen vader en Willem Helwegen zoon, met o.a. een dochter Margaretha die Peter van Poll huwt en een dochter … die Peter Stokmans huwt.
Verdere van Pol’s of naamgenoten
In Roermond vinden we rond 1486-1487 een aantal regesten van de familie op den Poel. Willem op den Poel moet in 1485 gerechtskosten betalen volgens het protocol en Willem verkoopt een ‘Hoeffstat op ghenen Krevelsgrave’ in 1486, en Alart op den Poel koopt met Mette van Breydell een looihuis te Buiten op naast de gats van Beltkens in 1486, en Gerard op den Poel en Lysbeth van Doirne, kopen een lijfrente 1 rijnsgulden jaarrente ut in litera in oktober 1486. In oktober 1487 zal volgens acte Johan Mensen aan Gerairt op den Poel 30 rijnsguldens in termijnen betalen. Ik betwijfel of deze familie van de Poel te maken heeft met van den Poll’s. In Roermond komen wij incidenteel ook de naam Pollen en Pillen tegen.
Leengoed van Polle
Op 9 mei 1514 verheft Willem van Vlodrop als momber van Elisabeth van Montfort voor de leenhof van Horn twee pundige lenen: de heerlijkheid van Polle (Poll of Wessem) en de hof te Buggenum c.a. in aanwezigheid van de graaf van Horn en Peter van Straelen, stadhouder der lenen, Daniel van Nunhem, Hendrich van Varich, Jan van Holtmeulen en Willem Piell en Willem Stocxkens, leenmannen.
Een jongere Cornelis van Poll
Op 24 juni 1548 machtigt Cornelis van den Poll Johan Koell, goudsmit, in alle zaken voor het gerecht Roermond tot wederroepens. Er is dus ook een jongere Cornelis van den Pol in Roermond. Hij zou qua leeftijd een zoon van Herbert van den Poll kunnen zijn, en is dan ook een zus van Margaretha van Poll. Het is onduidelijk of Margriet van Poll gehuwd is of niet. In enkele akten handelt een Margriet van Poll als begijn, dus als zelfstandige persoon.
Frans van Poll
In 1549 machtigt Cone Ingen Holt op 25 januari in alle zaken voor het gerecht Roermond tot wederroepens toe, Frans van den Poll.
Het is Frans van Poll de secretaris/notaris/schepen uit Venlo. Indien niet, dan is er mogelijk een andere Frans van Poll in het spel. De enige keer dat de naam Frans van Poll nog is genoemd bij het Hof van Gelre is in een akte van de schepenen van Thorn over het steken met een mes naar een soldaat. Deze Frans is nog niet volwassen en hij is dus ook niet te machtigen. Die Frans is een boefje.
Op 6 juli 1549 verkoopt Peter van Mechelen in Roermond uit zijn 1/3 huis op het Kerkhof genaamd die Alde Apteek, zoals geërfd zijns ouders, 6 zilveren joachimsdaalders jaarrente aan Frans van den Poll en Gertruyde, echtelieden, losbaar met 120. Dit krijgt nog een vervolg. Blijkbaar is Frans van Poll inmiddels gehuwd met zijn derde echtgenote Gertruide NN (Coickx).
Margriet van Poll en onroerend goed
In 1549 ruilen Johan Heyster en Catrine van Hueckelhaven, echtelieden, op 16 september vier bunder grond te Roer tegen 1 bunder land buiten de Nielerpoort, tussen land van het gasthuis en van Margriet van den Poll, en 1 morgen buiten die poort tussen land van Margriet van den Poll en Cone Ingen Maen, schietende op de Groenstraat naar Maasniel.
Op 2 december 1549 is er onenigheid over bezittingen van wijlen Margriet van den Poll als Johan van Kraicken, als momber namens medegerechtigden, op jaargeding over een kamer op de Heggestraat en over 8 staal land buiten de Nielerpoort, die Margriet van den Poll bezat.
Conclusie: Margriet van den Poll woont in het huis van Herbert van Poll aan de Heggestraat in Roermond. Margriet is een dochter van Herbert van Poll, de vroegere eigenaar van dit pand, dat ook Pollshuis wordt genoemd. Mogelijk is er een broer Cornelis van Poll en een broer Frans van Poll?.
In November 1549 is Arnt Bruynychs, priester, uit zijn huis op de Hegstraat, tussen wijlen Margriet van den Poll en Goesen Kremer, een jaarrente van 6 gouden Gelderse rijders schuldig, aan Thijs Leenk van der Moelen van Baarloe, losbaar met 120.
In 1550 attesteren voor schepenen en richter van Thorn, Frans bastaard van Nyenar en Peter van Poll, jager van de abdis van Thorn, over het jagen met honden op konijnen en reeën in de buurt van het Weerterbroek achter Winckel onder Neeritter, zijnde grondgebied van de graaf van Horn. bron: Hof van Gelre akte over jager Peter van Poll uit Thorn. Peter van Poll is een tijdgenoot van Winandus 1 van Pol uit Montfort, of hij is een generatie ouder dan Winand. Als hij in 1550 50 jaar is dan is hij zo oud als Frans van Poll uit Venlo en zou hij een zoon kunnen zijn van Jencken van Polle, de jager van de drost van Montfort of een nakomeling van Peter van Poll uit Venlo, van leengoed Pollenhuis in Pol en Panheel (hypothesen). Als Peter in 1550 25-50 jaar oud is dan is hij een tijdgenoot van Winand 0 of Winand 1 van Poll.
Op 21 januari 1551 verkopen Coen Segers en Cristina, echtelieden, ¼ van huis genaamd de Alde Apteek, gelegen op het Kerkhof en aan de Markt, aan Frans van den Poll en Gertrude, echtelieden. Uit janruiten.nl blijkt dat het huis Alde Apteek door Frans van Poll en zijn vrouw Gertruy Coicx (Kaiks, Coickx, Cox), wordt gekocht om daarop te timmeren om nieuwbouw/vernieuwbouw te plegen. Frans wordt schepen van Venlo genoemd. Er staat op internet een foto van het pand Alde Apteek aan de Markt in Roermond bij de geschiedenis van oude panden in Roermond, opgesteld door Jan Ruiten. Het betreft Dr. of Mr. Frans van Poll voorheen notaris, schepen en burgemeester uit Venlo.
Op 24 maart 1554 verkoopt Marie Platvoitz al haar rechten op het huis aan de Hegstraat in Roermond, genaamd Pollshuis, het huis van Herbert van Poll. Blijkbaar is dochter Margriet van Poll voor 1549 overleden en is het huis in handen gekomen van Marie Platvoitz (een zus van Sanne Platvoitz, begijn?). Is zij eventueel gehuwd met/of familie van een van Poll?
Volgens een regest van 11 juni 1554 verkopen Johan Heister en Catrine, echtelieden, uit 1 bunder land buiten de Nielerpoort tussen land van het Gasthuis en Mergriet van den Pol, schietende met het hoofd op de gemene straat: idem uit 1 morgen land aldaar, tussen Mergriet van den Pol en Cone ingen Maen, schietende met het hoofd op de Groenstraat, een jaarrente van 5 daalders aan Peter van Halen, priester, pastoor op het begijnhof en de 4 meesteressen van het begijnhof, losbaar met 100. Hoofdger. 311 fol 57.
Het is een raadsel waaron Mergriet van den Pol niet wijlen wordt genoemd?. Mogelijk betreft het een jongere Margriet van Poll?
Winand van Poll en Hof van Gelre in Roermond
In het archief van het Hof van Gelre Roermond wordt Winand van Pol in 1556 rentmeester van het ambt Kriekenbeck genoemd. Het ambt Krickenbeck bestaat uit het land van Krickenbeck (met 6 schepenbanken Herongen, Wankum, Leuth, Grefrath, Lobberich en Hinsbeck waaronder een Landscholtis) de stad Venlo met een eigen scholtis en Vierssen met een eigen voogd.
Nogmaals Frans van Poll
Op 21 juli 1557 staat de raad van de stad Roermond aan Frans van Poll, schepen der stad Venlo, de plaats van de school met de kelder aan de Opperpoort, tegen het huis van Dyrick Kocx, met de plaats tussen het erf en de Alde Aptheek af, om dit te bebouwen tegen de afstand van een erfrente van 6 hornsguldens, die Frans sprekende heeft op de stad, en afstand van een lijfrente van 10 guldens jaars alsmede een bedrag ineens van 100 philipsguldens. De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van Johan de Verwer, burgemeester van Venlo. De kosten van het gelag, 40 kwarten wijn, zullen gedragen worden half door de stad, half door Frans van (den) Poll.
Op 23 november 1573 verkopen Johan Pey en Neeske, echtelieden, ½ staal moeshof buiten de Nielerpoort tussen Dederich van der Bergh en joffer Grieth van den Pol aan Lambo den Muyrer en Marrijke, echtelieden, Hoofdgerecht, 311 fol 264. Het betreft Margriet van Poll in het vorige en het volgende regest.
Op 25 maart 1569 verkopen Johan van der Kraicken en Platvoetz partij een tiend tussen Weert en Nederweert afkomstig van Margriet van den Pol, aan Ruth Neuwen en Ulant, echtelieden, Hoofdgerecht 311, fol 213-213 vo.
Herbert van Poll was schepen
In 1596 draagt Catharijn van Rijckell aan Huprecht van den Velde, priester en rector van het altaar van Sint Anna in de H. Geestkerk, ten behoeve van een gezongen mis op dinsdag ter ere van de H. Anna, de rentebrief van 24 augustaus 1494 over. Als oorkonders worden genoemd Dederich van Cruchten, richter, Johan Mereell en Herbert van den Polle, schepenen te Roermond.
Christina van Poll
Op 28 juli 1595 wordt een akte van overdracht voor rechter en schepenen van Roermond gebracht door de prior van het Karthuizerklooster in Roermond aangaande de overdracht van een huis in de Steeg van Johan Maroyen en Cristina van den Pol, en Gerard Creyarts en Maria Maroyen, akte 331 RHCL. De families van Poll, Maroyen en Crayarts leveren juristen, schepenen en burgemeesters in het bestuur van Roermond.
Nader zoekwerk
Christina van Poll is aanvankelijk een nog onbekende van Poll in Roermond, die een dochter van Herbert van (den) Poll blijkt te zijn. Zij is gehuwd met Johan Maroyen. Maroyen of de Maroye of Maroen is een regenten- en juristenfamilie in Roermond. Joannes Maroyen is schepen van Roermond 1592-1604 en hij overlijdt in 1604. In een regest van 17 mei 1557 wordt Johan Maroyen al genoemd in en financiele kwestie over 700 Gulden brabants en hij moet dan al volwassen zijn. Maria Maroyen was gehuwd met Mr. Gerardus Creyaerts, licentiaat en burgemeester 1601, 1604, 1611, 1617 en 1623 in Roermond. Uit het huwelijk van Johan Maroyen en Cristina NN (van Poll) wordt Agnes Maroyen gedoopt op 10-05-1603, die rond 1623 huwde met Anthonius Cruysanker, een patriciër uit een burgemeesterfamilie in Roermond. Zij kregen twee kinderen: Catharina Cruysanker, die huwde met de jurist Johannes of Jacob Mathias Spee, en een zoon Egbertus Jacobus Cruysanker die rechtsgeleerde werd, en die huwde met Anna Barbara Wechmer en later met Isabella van Kessel. Na het overlijden van Agnes Maroyen huwt Antonius Cruysancker met Catharina van Elmpt.
Op internet vinden we tevens een zus van Agnes, Catharina Maroyen, dochter van Joannes Maroyen en Christina van (den) Poll, die rond 1613 huwt met Joannes van Hergraeven/van den Hergraeff zoon van Michael Hergraeven en Elisabeth van Ruweel genaamd Ingenhuys, en later met Arnold de Haen.
Conclusie: Herbert van Poll had twee dochters Margriet, begijn en Christina, gehuwd met Johan Maroyen. Christina had 2 dochters: Agnes en Catharina Maroyen-van Poll. Herbert zelf was twee keer gehuwd.
Akte Peter van Poll
In 1630 oorkondt notaris Andreas Schos in aanwezigheid van de schepenen Walramus Blanckenberg en Geruwinus Birckman, dat Cristina Hoffschlagerin, weduwe van Peter van Poll, haar testament maakt. 20 oktober 1630, Archief kasteel van Baarlo te Maasbree kopie uit Land van Montfort. Het betreft de weduwe van Peter van Poll uit Venlo, die Hoffschlagerin/Hoeffsleger heet,
DTB-boeken van Pol/Poll
Het zoekwerk in de DTB-boeken van Roermond heeft resultaat opgeleverd maar de resultaten zijn vermeld onder de zoektocht Roermond in de DTB-boeken van de parochies. Bij de zoektocht bleek dat er veel informatie over de geschiedenis van Roermond en omgeving te vinden is bij www.pietersimons.nl onder 'Voorouders uit Midden Limburg', en onder internet pagina's over geschiedenis van Roermond van de gemeente met een lijst van een dertigtal oude en bestuurlijke families in de stad. Daarnaast zijn er lijstjes met burgemeetsr, juristen resp. architecten, premiers, kermisklanten en bekende kunstenaars.
Resultaten archiefonderzoek Schepenbank Montfort 1530-1650
De ongeveer 60 foto`s van teksten in de originele akten van de Schepenbank Montfort 1530-1650 in het RHCL archief Maastricht zijn gefotografeerd op 11-12-2013. De Schepenbank sprak recht in vrijwillige rechtzaken (vrederecht) en in criminele rechtzaken. De meeste teksten handelen over klachten: een normaal verschijnsel bij de Schepenbank Montfort om problemen door onderzoek en bemiddeling van partijen/mensen onderling op te lossen zonder verdere link naar de criminele rechtspraak. Zulke rechtspraak onder leiding van een scholtis noemen we ook vrederechtspraak. De foto's en het genummerde foto-overzicht zijn gemaakt door Bert Heijnen en de teksten worden met vallen en opstaan voor zover leesbaar ontcijferd door Hub van Pol.
De pagina’s tekst zijn moeilijk te lezen vanwege verkleuring van de letters waardoor ze slecht leesbaar worden. Er zijn verschillende schrijvers actief maar hun schrijfkunst verdient geen prijs. Omdat het oude schrift en vooral het beroerd schrijven van de akten te wensen overlaat, is in 2015 een cursus paleografie van drs. Harald Wessels, archivaris, gevolgd in het archief van Breda. Daarna zijn de teksten opnieuw ter hand genomen. Beroerd schrijven los je daar echter niet mee op.
claegt/klacht
De meeste akten beginnen met de aanhef: Die en die bijv. Durrick van poll ‘claegt’ (beklaagt zich bij de schepenbank) .. over die en die (een boer of ambtenaar of een familielid…) met een bepaalde inhoud van de klacht (slecht zaaigoed, achterstallige betaling loon of koe, een pak slaag of de toewijzing van een leengoed…).
De Schepenbank bestaande uit de drost (bij criminele zaken), de schout (jurist bij vredezaken) en de schepenen (ervaring en boerenverstand) aanhoren de klacht en de schrijver/landschriver van Ambt Montfort schrijft de tekst van de klacht op.
De Schepenbank denkt na en hoort getuigen en zoekt zaken uit, en trekt nadien mogelijk een conclusie resp. velt een oordeel. Soms lost de zaak zich al pratende op maar… regelmatig verhardt de klacht en sleept de zaak voort. Dan wordt vader of de familie verzocht invloed aan te wenden. De in sommige teksten genoemde bedragen geld of geldwaarde wordt als Xps of xps aangegeven hetgeen Philips guldens (voorheen resp. Rijnse of Carolus guldens of eigen Gelderse in Roermond geslagen guldens) betekent met daarnaast nog stuivers en penningen. Nog ouder geld betreft Oude schilden en Marken in het Overkwartier en Pond in de andere Kwartieren van Gelre.
Als de Schepenbank er niet uit komt, wordt soms verwezen naar de Schepenbank van Roermond als Rechtbank, de latere Hof van Gelre in Roermond, die de status van Hoger beroep heeft en meer juristen en juridische knowhow heeft. Hoger beroep op basis van geschreven Recht, geïnitieerd door Johan Kehr van Vroenhoven met zijn Recht van het Overkwartier en gestimuleerd door Karel de Vijfde, die gelijkwaardig recht in de Nederlanden wilde bevorderen, noemde men toen ter Hoofdvaart gaan en het initiatief lag bij de lagere Schepenbank. Elders wordt ingegaan op een compexe rechtzaak ter Hoofdvaart van leden van de familie van Poll in hoger beroep.
De foto’s van de teksten Schepenbank worden niet gepubliceerd maar worden gebruikt voor de transcripties in wording.
Conclusies n.a.v. de teksten Schepenbank Montfort
Het maken van de foto's in het archief vond plaats bij een bezoek aan RHCL in Maastricht van Bert Heijnen en Hub van Pol. De foto's zijn door Bert uit de hand gemaakt van de tekst van de Schepenbank Montfort bij de bureaulampverlichting in de studiezaal van het archief. De kwaliteit van de foto's, die uit de hand gemaakt zijn, valt niet tegen. Teksten, die bij eerste waarneming mogelijk handelen over een van Poll, zijn gefotografeerd om later bestudeerd te worden.
Na het bestuderen van de 61 digitale foto's in Photoshop in de separate originele teksten van de akten van Pol/Poll is gepoogd om de teksten te lezen en te transcriberen zodat we weten wat er met de van Pol/Poll's in die tijd in Montfort aan de hand is in het Schepenarchief. Met scherpstellen en met achtergrond kleurniveau bepalen en volledig bewerken (vergroten) blijken de teksten iets beter leesbaar te worden.
Omdat een aantal akten met een vervolgalinea voor de zekerheid twee keer is gefotografeerd, zijn er ongeveer 55 verschillende foto’s met akten met een van Poll gevonden. Een enkele akte blijkt bij nader inzien niet over een van Poll te handelen. Verwarring ontstaat bij slecht schrift over van P(ol)? of staat er Vurs. in een aantal akten.
Het is toch een redelijke oogst van de Schepenbank 1530-1650 Montfort mede omdat het van Poll's betreft die leven voordat de kerkelijke DTB-administratie in Montfort begint rond 1615-1620. Ongeveer 5 teksten handelen niet over een van Pol/Poll/Polle.
De gevonden van Poll's waren boer en heurder/pachter in Montfort en zijn leefden tussen 1500 en 1650 in Montfort althans dat maken we op uit de moeilijk toegankelijke in letters geschreven jaaraanduidingen in de teksten.
Opvallend is de frequentie waarmee Durrick/Derick van Polle/Poll zijn beklag doet of bij een klacht of rechtzaak bij de Schepenbank betrokken is. De roepnaam Durrick is geen Henricus (Dirk, Driek) van Poll maar een Theodorus van Poll is: Durrick/Derick of Duer, of Doar of Derck als Theodoricus, een Byzantijnse heilige. In de Schepenbank heet de persoon Durick van Poll en in DTB-boeken heet hij bij de pastoor vanaf 1615 in Montfort Theodorus van Poll naar een nieuwe Roomse heilige: pater Theodorus van der Eem, een van de 19 martelaren van Gorcum, vermoord door de Geuzen.
Conclusies:
1. Durrick/Durck/Derick van Poll wordt ongeveer 10-15 keer genoemd in de teksten of klachten van de Schepenbank Montfort en het betreft vader en zoon Durrick van Pol, die we interpreteren als Theodorus Theodori Winandi (0) van Poll. Durrick was dus actief en mondig resp. assertief of mischien wel brutaal.
2. Er is een oude Durrick en een zoon Durck van Poll en er zijn ook nog enkele jongere Durick van Poll’s (volgens DTB-boeken). De oude Durrick was gehuwd met Geertruid of Berbken NN. Latere akten reppen daadwerkelijk ook over een Duer van Durick van Pol/Poll met echtgenote Berb NN en later Geertruid NN uit Roermond en over een of meer familieleden zoals Lysken van Poll, zijn dochter Elisabeth Theodori van Pol of Marije van Poll, zijn zuster, dus Maria Winandi 0 van Poll of Maria Theodori van Poll.
3. Uit de tekst van foto 5863 blijkt dat de oude Durrick een Theodorus van Poll is gehuwd met Geertruid zoals in de tekst over zijn overlijden, in Latijn obijt, wordt geciteerd. Geertruid was de tweede echtgenote. Hij woonde op zijn hofken naast Giel Lijsten. (Familie Petra Lijsten die veel later huwde met een jongere Theodorus van Poll).
4. Willem/Wilhem/Wilm van Poll (de oude) of Willem van P, volgt met 14-15 keer genoemd in klachten bij Schepenbank Montfort. Mogelijk is Wilhem van Poll dezelfde is als Willem van p resp. Wilhem wijna verderop, is soijn Wenkens/Wincken's (Wijnand) genoemd in foto 5881?. Er zijn tussen 1500 en 1600 minstens 3 Wilhem van Poll gevonden in Montfort.
5. Op afstand komt Wyncken/Wynand van Poll 5 keer voor in de akten van de Schepenbank met soms een bemiddelende rol of hij moet nog iets betalen volgens eiser omdat het zaaizaad niet voldeed. In foto 1552 lijkt het overlijden van de oude Wincken/Wynand van Poll in 1546/1547 te worden genoemd: Winandus 0 van Poll leefde globaal geschat van 1480 tot1547, een tijdgenoot en familielid (waarchijnlijk broers) van Jencken van Poll, de jager/boer en Durick van Poll, boer opgen Lyllaer.
6. Met een score van 3 keer vinden we Jan van Poll resp. Jan van P of Jan vurS?. Uit bronnen blijkt dat er minstens 2 of meer oude Jan van Pol's zijn in Montfort, (na de elders genoemde jager en boer Jencken van Poll 1460-1535), mogelijk vader en zoon Jan van Poll. Jan van Poll, heurder van een leengoed in Linne, de jongere komt als koeherder ook voor in Akten over ingen aue van 1610, bron Magnee van Horn. Beide Jan’nen van Poll komen voor in de schatcedules van Schepenbank Montfort. De oudste Jan van Poll, Jencken van Poll. boer en jager, komen we in de Schepenbank niet tegen als actor. Hij wordt alleen genoemd in een clagt van Winand van Poll en later van Durick van Poll rond 1540 als zij klagen over het erfleengoed van hun vader Jencken van Poll/poul namens hun moeder Gaertruien.
7. Een Jan (Joannes) van Pol kennen we al uit 1595 als soldaten moeten worden ondergebracht in Montfort en dan wordt de weduwe van Jan van Pol genoemd en is Jan van Pol de oude dus overleden. Jan van Poll is een nieuwe oude van Poll tussen 1500 en 1600, die nieuw is in de genealogie van Poll versie Bongers.
8. Cijns/beestenschat in Schepenbank Montfort 1535-1539 is betaald door Derick (Theodorus) van Poll resp. door Peter van Poll en door Trijntken van Poll, een half malder. In de schatzedules worden jaarlijks in Montfort tussen de 3 en 6 van Poll’s genoemd met grotere en kleinere bedragen wat staat voor grotere en kleinere boerderijen.
9. Er is geen Lambertus van Poll, en geen Hubertus van Poll genoemd in deze oude akten Schepenbank Montfort. Alleen in de schatzedule Montfort van 1588 wordt een Houp NN vang Lielar genoemd die 4 gulden betaalt. Hij is Houp/Hubertus van Poll, zoon van Peter van Poll en Margarita Helwegen, medegedelingen van ingen Lylaer, zoals later uit de DTB boeken Montfort terug gevonden. Van het oude grote leengoed ingen Lyllaer werden na 1550 delen als cluppelleen afgesplitst zoals de Rulaert/Roelaaert, een boerderij met stal/schuur zonder woonhuis als leen voor Houb van Poll.
10. Durrick van Poll is volgens akte uit 1538 een zoon van Wyncken (de oudste) van Poll, Wyncken/Winand 0 van Poll, de vader van onder andere Durrick van Poll en ook van Winand1 van Poll en de oude Willem van Poll en een oude Jan van Poll. Durrick, zoon van Wyncken van Poll, voert rond 1535 een rechtzaak. Dan moet hij volwassen zijn (minstens 25 jaar) als een zoon zijn van Winandus0 van Poll, de alleroudste Winand van Poll die we kennen in Montfort.
11. Als Durrick rond 1550 saliger wordt genoemd, vinden we in akten daarna Derick/Theodorus van Poll, een jongere Durrick van Poll, zijn zoon. Omdat Durrick van Poll in 1538 al een rechtzaak aanspant, kan hij geen zoon zijn van Winandus1 van Pol, die rond 1520 is geboren. Hij is mogelijk een broer van deze Winandus van Poll. Hypothese: Durick van Poll jr (de jongste) huwt Petronella/Petra Lijsten, een dame die frequent wordt gneoemd in de DTB-boeken.
12. Een andere oude van Poll die vaker opduikt is Peter (Petrus) van Poll sr, die een half malder graan betaalt en Trijntjen (Catharina) van Poll sr, die tevens een half malder vogl (vogl is gemengd graan?).
De definitieve conclusies van het bestuderen van de teksten van de verschillende akten volgen als de copieën van de teksten opnieuw zijn bestudeerd.
De akten uit 1548 klacht van Winand van Poll en zijn zoon Durick van Poll over erfleengoed van Jencken en zijn vrouw Geertruien NN worden integraal opgenomen omdat de relatie van vader Jencken en zoon Winand 0 van Poll hier wordt opgehelderd en de echtgenote van Winand blijkt Lysbetten/Elisabeth van Mont Bergg te zijn, dus uit Sint Odiliënberg.
Resultaten onderzoek Schepenbank Montfort 1535 t/m 1625
Klacht Winand van poll tegen Michael plurken van de bank der lenen in Ambt Montfort in 1548. Zie de Foto’s JPG 047 RHCL 7315 en JPG 048 7316 van Bert Heijnen. JPG 047 RHCL 7315 is deel 1: klacht.
Schepenbank Montfort JPG 047 RHCL 7315
De 17 maart anno 1548 ( extra controle jaartal?)
Claegt Wyncken 0 van poul/poll over Michael plurken van rent (van rentmeester of van leenbank) dat hey goet aen sich heeft willings erf goet Wyncken vurschr. Auf momber sijnre husmoen aen Gaertruien, ijs (is weduwe?) van Jencken van poul/poll wijlings goet Jencken goet vurschr. van sijnen vader en moeder van de erfenis alz to erfz goet Xle (Cle) ouen ijs dat Wyncken als momber vurschr. aen gestorven ijs als van naeze/naoze onerflich daen otuycligh want geyl dies goetz sin wijls fremig ijs soe dat Wyncken als momber sijner huismoen heuier was, dat heel sijn hant daer aeff sall doen hen ghene kondig hondert geld gulden voor sijn gedeyle und daer beclagt hey hem voor jij vurs norg seer/voor Wyncken vurschreven hey houpt aen god und aen regt dat Geyel (Giel) vurschreven ghen gerigt totten erf goet hebben en sall dat goet aan zig to halven /selven mytten heft brean, dat him goet dat hej heeft hem in gold erft dan soule hem voor ricgt bragt hebben en hem bekomen sulks dair nijt … hebben of dam hem dat goet gewese waere, van sijn foolt gevallen dan nar fijf/sijn mogen sollen aof geeft hem houpt Wincken norg nar van voor dat het erfgoet dat …..en nu volgen nog enkele regels…
Conclusie:
Wyncken 0 van poll geeft in deze klacht aan dat hij (zijn familie met hem als oudste zoon de eerste claimer) het goed van Michael plurken ik neem aan de ambtenaar/stadhouder van de leenbank) ‘terug’ wil hebben omdat het erfgoed via zijn huismoen, de weduwe Gaertuien/Geertruid, van de vader en moeder van Jencken van poul/poll (die ongeveer leefde van 1465-1535 en boer en jager was) een erfelijk leengoed Cle ouwen was?.
Mogelijk wordt hier het jagersleen Cleyn Ouwen bedoeld met een afkoopsom van honderd goudguldens voor rechten op het oude erfdeel van het erfleengoed van de vader en moeder van Jencken van poll. Als jagerssleen was voorheen ingen Raetken onder drost Rabolt van Brempt en Schellart van Obbendorf uitgegeven aan de jager. Nu is dat mogelijk Cleyn Ouwen aan jager en boer Jencken van Poll, de Magerman, en het leen ingen Raetken aan collega jager Dries van gen Raetken onder drost Wilhem van Vlodrop.
Vervolg op klacht deel 2
Vanaf regel 3:
Zigt hoe houpt Wyncken nog nav wij voor dat hij erfgoet dat Goet nog ter onzigt gebout van Juf? langs gebout hat sall hebben Want sall vurschr. Durken van poul/poll als momber sijnz vaders (Winand) tevens tijt Van volmachiging sijner moenen Lysbetten/Elisabeth van mont bergg opgeborken Heeft geguet dat Durick vurschr. Dat goet vann sij ontfangen voor hem Regte heeft Durick vurschr. Aldus dat Durck vurschr. alde (hadde?) ontvangen vor hem. Als volmachtiging Lysbetten vurschr. Und van zijns vaders Wyncken van poul/poll nu Uns so als van Gyll plurken der einen vonnis over dat goet Geslagen had bij wijle Jenckens Wyn van poul/poll nar ge faiten wijff, Als van togter soll nog bouen onder waes , dat heeft Durck vurschr, Als man en momber den cramer/vanner? Ontslagen tegen Gijlen und houpt aan geld uns right dat hij goot brieff nijt als zight Gemaert in is dan hyk heeft dat nijt dat hey dat goet als sijn Huys? Und ganz gehalden heeft und dat hij dezen zich genoten? Jencken Van poul/poll zo lijgter in be… foolt/foolding? Solo doesen? op wigt sijn Aan hun gerigt ….
Dan volgen nog 4 regels waar ik nog niet wijs uit word.
Conclusie: Durick van Poll/Poulzet de klacht namens van zijn vader Winand, die blijkbaar overleden is, (rond 1559) voort en claimt het erfleengoed van grootvader Jencken van poll mede namens zijn (Duricks) moeder Lysbetten/Elisabeth van Mont Bergg, de weduwe van Winand 0 van poll. Ook Lysbeth is betrokken en Durick is als haar momber ( en momber van de overleden Wyncken van Poll en zijn ouders Jencken en Geertruien) en heeft dat goet als sijn Huys?. Stadhouder lenen Gyl Plurken moest het besluit nemen wie dat goot krijgt volgens het gerigt/de Schepenbank. (Transcriptie Hub van Pol).
Einde Opzoeken Schepenbank Montfort 1530-1650
Schepenbank Montfort deel 2
In 2017 is gekeken naar een jonger deel van het archief Schepenbank Montfort tot en wel het beperkt beschikbaar digitaal beschikbare documenten op internet over de periode 1650-1795: RHCL 01.018 B21 jpg 0003 t/m 00148.
Het eerste document handelt over een extract notulen Rade en Rekeninge van de Prince van Oranje Nassau maandag 15 december 1788, als onder drossaard J.K. Michiels van de domeinen van Montfort communicatie wordt gedaan over het overlijden van de oudste schepen van Montfort, Jacobus Wakkers, met het verzoek van voordracht van en nieuwe schepen, kundig en van de landrechten gequalificeerde personen voor de drossaard voor te dragen, zoals de griffier J.P. Ferrand schrijft. De adj-landschrijver accordeert het extract en de naam van de landschrijver Peter van der Leeuw zullen we nog in veel verslagen terug zien.
In het volgende document van 31 december 1788 wordt 1. Peter Mertens voorgedragen en als 2 Willem Koonen/Coenen, en als 3 Antoon van Poll (die boerde op de pachtboerderij Rozendael). Dan komen we bij de notulen met het besluit om Peter Mertens als schepen aan te stellen bij de schepenbank Montfort, getekend door J.A. Michiels, drossaard, en Mevis Meuwissen ( gehuwd met .. ) en Peter Vrenken, geacoordeerd door de landschrijver Peter van der Leeuw.
Op 1 mei 1789 wordt namens de erven Willem van Braght en Elisabeth Coolen, door de schepenen een verkoop ingezet voor de hoogstbiedende het nyt branden met kertse de affisie of kerkensoep eener baandt gelegen in de groote bempde het Eersel, goed ter ene A. (Antoon) van Poll en anderzijds Lambertus Bekkers gelegen, sijnde sall belast met 500L& lants, voorts ene vrecht lants gelegen op de Oude straat, op 65 palts (Pattacons) de fransche croonen, en 9 schillinge, sijnde de gehele boedel, te regelen door de notaris Cloudt te Ruremunde. Als erven worden genoemd Cornelia van Braght voorts Sil Janssen in huwelijk met Anna Catharina van Braght. ( Zowel de familie Meuwissen als van Bragt waren via huwelijk verbonden met leden van de familie van Pol in Montfort).
Op 3 mei 1789 wordt er pacht geregeld tussen Antoon van Poll, Peter Cnoops en J. Janssen voor Cornelia van Braght. Daarop kan worden geboden ingeset 70 pattacons , via 55 en uiteindelijk 50 pattacons zoals Willem Nijssen doet.
Op 9 mei 1789 wordt de akkerverkoop van erfgenamen Willem van Bragt vastgelegd waarbij Peter Vrenken en verder Antoon van Poll, Mevis Meuwissen en Peter Cnops tekenen namens de schepenen van Montfort zoals P. van der Leeuw vastlegt.
Op vrijdag 10 julij 1789 wordt een akte opgemaakt die model kan staan over hoe toendertijd een zorgvuldige verkoop via de schepenbank plaatsvond van een boedel met grond waarbij de schepenen een neutrale rol vervullen en een tweetal andere personen als momboirs meeoordelen over inhoud en prijs.
De akte luidt als volgt: Conditie en voorwaarden verkoop percelen grond Jacob Wakkers wijlen ( de overleden boer en oudste schepen), 2 ver-eede-momboirs, op vrijdag 10 julij, uyt fragte, een de meest biedende met het branden der kertse, een perceel akkerlant als can vregt lant, op ’t Hoogvelt, neffens Joes Mertens, U hooft het Putbroek, voorts 2 morgen lant op het Hoogvelt ter eenre Christ Beckers, ter andere verscheijde, belast met een Vat Rogge, noenhofs pagt, aan ’t Noenhof al nog eener morgen over den Rug neffens de erfgenamen Thijss van Poll, ’t Hooft den Rug, belast met een Vat Rogge, s’jaars aan ’t Lins aan de Prince van Oranje, so oock een half boender onder Linne gelegen, ter eenre en ten ander sijde tegen Hoogheit den Prince van Oranje en Nassau, voorts ten andere Joes Koonen/Coenen een hooft den weg eenre halve morgen aan de Wolfskuil ten eenre Willem van den Berg, ten andere Mathijs van Poll, een hooft de Vehestraat tot.. een vregt aan de Winkelsboem, ten eenre Jan Leetgens, ten andere Dirk Meuwissen , een hooft Joes Brentjens deze vregt sal betaalt worden tegen de 24e dezes, behalve de voorziene lasten vrij en onbezwaared erven, niets uyt geldende, als ordinaire en tiende, om uyt het prevenue van dien te voldoen, alle de cappitae te schulden, op ten integralen boedel, geassisteert, met den verlopen intrest, sonder enige lasten stoppel blood kunnen aanvaarden, 2e blijvende kosten van verhoging, etc, 3e stellen jeder perceel separatelijk worden ingezet … hoogtse bod, etc, en 4é etc. De verkoopende reserveren 2 uur beraadt.
Zo worden alle percelen een voor een ingezet, ingemeint etc. (Bij een perceel bij een persoon bijv. Christ Beckers).
Opvallend is de overeenkomst met de uitstekende kaart van Pierre Bakkes in het Mofers Waordebook met perceelsaanduidingen die overeenstemmen met de benamingen in de beschrijving Montforter grenzen van Kehr van Froenhoven 1570. In de akten Schepenbank Montfort deel 2 wordt door de landschrijver een perceel naast de erfgenamenThijss van Poll genoemd ’t Hoofdt den Rug’ , Veheweg bij bempt ’t Eerselen, percelen Winkelsboem en lant aan ’t Hoogvelt of bijv. Heinsbergerweg en Oude Stroat en het Lankdael.
Op 3 september 1789 schrijft Peter van der Leeuw dat de erfgenamen van Jasper Mans een half huis verkopen met hoy stal , schuure en mesthoff voorts moesgaarde gelegen agter Rosen hofken aan gen dijck ter ene sijde Jasper Mans en ten andere sijde Joes (afkorting van Joannes) van Poll, een hooft de gem eene Beek/Beck ofte Graef het ander hooft het Rosen hofke, voor een somme van eenh ondert en achttien specie pattacons en 11 en en half schillings.
Sommige kopers en verkopers kunnen niet schrijven en dan schrijft men in de akte welk symbool bij een riek als kenmerk is gekozen en zet de landschrijver de naam van de betrokkene in de akte: Crijstiaan Cnops terwijl de andere getuigen Frederik van Poll en Mevis Meuwissen ( de latere burgemeester onder de Fransen) wel zelf tekenen.
In akte 45 Op den 3e junij 1789 kopen Antoon van Pol en zijn huysvrouw Catharina van Montfort 2 percelen grond op den Bosweg in Montfort van Zil Jansfen/Janssen en Anna Catharina van Bragt onder de formulering :
Heden den 3e Juny 1789 ister Eenen Vast Bundigen Erff: koop getroffen tussen de Eersamen Eheluyden Zil Janssen en Anna Catharina van Bragt, twe stuckens lant (2 percelen), beide gelegen aan de Bosweg in den Neer bos ½ vregt naast Cornelia van Bragt en de erfgenamen van Peter Lanssen, schietende op den Ruremundseweg en 1 vierdel plaatse geleegen aan de Bosweg, naast Willem van Montfort.
De eerste 50 van de 148 akten van dit archief zijn inmiddels bekeken. Behalve Antoon (stamvader) van Poll worden de erfgenamen Thijss van Poll ( Antoons vader gehuwd met Albertina van Bragt gehuwd in 1743) genoemd en verder Frederik van Poll ( Frederik Christiani Aegidi van Poll in 1759 gehuwd met Gertrudis Cnoops) en Mathias Christiani Aegidi? van Poll, en de aangetrouwde families zoals van Bragt, van Montfort en Meuwissen.
Zie verder internet onder: Register van akten van overdracht, schuldbekentenissen, openbare verkopingen en benoeming schepenen, RHCL 01.018B_21 van 0001 t/m 00148. Nader onderzoek in 55-87 “de Schatcedulen, kohieren van schatting”in de schepenbank Montfort over de jaren 1581 t/m 1791 naar van Pol/Poll’s zal nog plaatsvinden. Dat geldt tevens voor 103-151 Rekeningen van burgemeester en/of schatheffer(s) over de jaren 1568 t/m 1774, omdat een aantal van Pol/Poll’s in de rol van schatheffer en schepen, burgemeester al bekend zijn uit andere documenten. Als voorbeeld van een schatzedule Schepenbank Montfort is hier de transcriptie van de schatheffing Montfort van het jaar 1581 opgenomen als Excel bestand.
Dye Schatzedul van monfort over den 17’n maart 1581
Enkele conclusies uit de schatzedul Montfort 1588.
Voornamen compleet met familienamen komen niet altijd voor in de lijst. Soms wordt als achternaam een boerderij alias genoemd of de achternaam ontbreekt gewoon.
Betalingen geschieden in gl en pl naar ik aanneem in guldens en grooten/penningen.
Er zijn ongeveer 115 betalingen wat overeen moet komen 115 huishoudens, huizen en boerderijen.
Onverdeelde boedels komen 12 keer voor als er staat kinderen van .. . (In andere schatcedueles staat af en toe pauper, iemand die dus niet kon betalen, in nood hielp de burgemeester als armenmeester).
Grote bedragen boven 10-15 gulden duiden op een grote boerderij van 10-15 ha bouwland of een leengoed bijv. 15-30 gulden met 15-30 ha bouwland en een aantal ha’s bos en heide, weideland/hooiland (dat er soms ook bij werd gepacht) en moerasland en griend. Kleine boeren betalen 3-5 gulden en als je alleen een huisje als dak boven het hoofd hebt met een moestuin, varken en kippen, 1-2 gulden. Een arme inwoner betaalt 1 gulden en een pauper betaalt niks maar dan heb je ook niks. Paupers zijn er 0 of 1 of 2 door de jaren heen in Montfort. In 1602 schiet burgemeister Durick van Poll namens de gemeynte de planken voor een kist voor bij de begrafenis van een pauper in Montfort, Zie Jaarrekening van burgemeister Durick van Poll 1602).
Als we het aantal betalers vermenigvuldigen met 5 hebben we een aantal bewoners in Montfort van ongeveer 600 personen. Een modaal gezin is een gemiddeld gezin variërend van ouder met kind tot een familiegemeenschep op een leengoed met wel 15 personen. ( Schatzedule Montfort 1581).
Resultaten onderzoek van Poll’s en boerderijen in oude Jaarrekeningen Ambt Montfort 1343-1543
In 2020 is een onderzoek gedaan naar van Poll’s en van Polle’s en de boerderijen in de jaarrekeningen van het Ambt Montfort 1343 tot 1543 die het archief in Arnhem digitaal heeft ontsloten.
Jaarrekeningen Ambt Montfort 1350-1550
De jaarrekeningen van Ambt Montfort, die in 2020 digitaal beschikbaar zijn, zijn bestudeerd. Er zijn hiaten in de Jaarrekeningen en tussen de Jaarrekeningen van de drosten en de rentmeesters. Van het Ambt Montfort en haar bestuur en beheer door de drost, de rentmeester, de scholtissen, is het een prachtige bron van informatie. Er is specifiek in deze Jaarrekeningen gezocht naar familieleden van Poll omdat de leenboeken van het Ambt Montfort tussen 1300-en 1600 grote hiaten vertonen en de zoektocht in die incomplete leenboeken onvoldoende resultaat opleverde.
Soms vind je geen Jaarrekening van het Ambt Montfort in Arnhem maar een rekening of schuldbekentenis in het archief in Arnhem: 0001, 4.2 akte 5050. De drost Walram van Valkenburg, heer van Rijen en Alphen, is van 1348-1351 drost van Ambt Montfort, Roermond en de stad Erkelenz e.o. op het uitgebreide en vernieuwde kasteel Montfort. De graaf van Gelre en Zutphen verklaart en doen cont van het feit dat op Allerheiligendag de graaf Reinald 3 (van Gelre) aan Walram een groot bedrag als Akte van schuld, schuldig is. Er worden bedragen genoemd in allerlei eenheden geld. Je verwacht Marken of Ponden maar het zijn ook schillingen en penningen, die als payment worden genoemd. Vijfduisend vierhonderd aenen/spanen?. Bernart van Dalen en Mathijs van Kessel worden genoemd . Ze zijn als ridders, de getuigen bij de akte. De echte Jaarrekening Ambt Montfort e.a. van Walram van Valkenburg ontbreekt in het archief. De graaf/hertog van Gelre had dus schulden bij deze drost. Dat kwam vaker voor. Meestal had hij dan lange tijd geld voorgeschoten tijdens de afwikkeling van een jaarrekening van het Ambt.
Er zijn zeer oude van Poll’s en van Polle’s gevonden zoals Hannes Polle, die stro levert voor het dak van de kasteelkeuken in 1397-1398 onder drost ridder Rabolt van Brempt. Hannes Polle of Johan van Poll moet geboren zijn tussen 1337 en 1367. Een andere zeer oude van Poll is Durcken. Durken van Poll, (boer op ingen Lylaer) die succesvol inschrijft op ‘gerugd eikenhout’ bij de houtverkoop door den Eycker van het Ambt Montfort in 1494 moet geboren zijn tussen 1444 en 1470. Hij is een broer (of een oom) van mijn stamvader Jencken van Poll, boer en jager, geboren rond 1465.
Verder zijn er nog jagers en boeren gevonden van het Jegersgoed ingen Raetken (Henne NN) en van het leengoed ingen Lyllaer (Durick Pollen/Durick van Poll) en leengoed Cleijn Ouwen (Jencken van Poll/Poul) die wat betreft boeren- en bouwactiviteiten en voornamen in het gezin, van Poll’s kunnen zijn. De Jaarrekening vermeldt een dakdekker Peter Lumkes, die de Lichtenberg? komt dekken, en door Henne Claeszoon, wordt geholpen omdat hij hem de leem en stro levert. Wie is Henne Claeszoon?, die stro en leem levert?. (Een Henne van Poll leverde stro op maat en stro voor/van de leemplekker, de bouwer en menger van leem met stro en koemest tot mensel met leem voor de mal van de muur).
Fedor Coenen noemt in Bouwhistorie van de kelders Kasteel Montfort in 1442-1443, dus veertig jaat later, dat Johan Gollen ganzen en kippen levert op het kasteel en Peter Moliart wijn. Is Johan Gollen een Gollen of een Pollen/van Polle?. In oud schrift is p of g soms moelijk te onderscheiden en men schreef voornamen met hofdletter en familienamen met kleine letter dus gollen of polle(n).
Het bewijs met de geschreven achternaam ontbreekt in de jaarrekening van Rabolt nog bij enkele personen. Er zijn achternamen van Poul/Poel en Heyn Dries van Besel, die mogelijk een Winand van Poll zijn evenals Polken van Pete(r) in Echt en van opolmans guet van end peetken in postert, die mogelijk een Peter van Poll is. Een bijzondere vondst is Heyn of Hendt of Heyncken/Wyncken NN van ghen lelair in de Jaarrekening van Rabolt van Brempt, die met knechten en zonen het leengoed drijft en hand en spandiensten door zonen en knechten laat verrichten op de burcht en bij de het herstel van boerderijen en de molens: timmerwerk en houten planken (knecht Peter van ghen lelar) en paarden voeren en bode-werk (Voermenken, knecht Enken van ghen lelar). Hendt van gen lelar wordt ook de Guliker genoemd zijnde afkomstig van Gurzenich. Een eeuw later in 1581 woont en nog een Jan de Guliker in Montfort, die in de schatzedule 6 gulden betaalt. Onder drost en rentmeester Willem van Vlodrop 1460-1494 wordt Hendt NN en zonen opgevolgd door Wilhem van ghen lelair. Bij de overdracht van het leengoed blijkt Hendt den Gulicker van ghen lelair als achternaam van Bonckholt te zijn. Zijn opvolger Wilhem (met zonen Wilhem en Peter etc.) is mogelijk of een van Poll of een Helwegen, die rond 1500 samen met Durick van Poll boert op ghen lelair. Andere boerderijen/leengoederen zoals Onder de weijden, s’Grevenhof, de Bight en Genauwen komen aan bod. Er blijkt dat de boeren Zil van Genauwen een Durik Zillens (Zeelen) is en Lem van Genauwen een Lem Krenssen (Cranssen).
De ‘smoking gun’ van Jencken van Poll met het bewijs van Cleyn Ouwen of ingen Raetken als ‘erffleengoed’ en jegersgoed van de familie van Jenckens van Poll’s vader, is nog net niet rond. Ook de vader van Jencken van Poll kennen we nog niet met de voornaam: Jencken, Hanne. Henne.Johan of Durcken of ???, Dan nog maar eens zoeken in no 81 van het archief van de Hertog van Gelre: Leenboick to Monfort 1403-1473. (Huiswerk in het archief in Arnhem).
Omdat 50 blz. samenvatting Jaarrekeningen Ambt Montfort 1343 -1543 een beetje veel is, is de keuze gemaakt om hier alleen de conclusies van het onderzoek te vermelden. De echte ‘dyhard ‘kan het onderzoek Jaarrekeningen Ambt Montfort openen met de hyperlink (Rag s.v.p. de hyperlink aanmaken). Tekst Conclusies onderzoek van Poll’s en boerderijen in Jaarrekeningen Ambt Montfort 1343-1543. De volledige tekst omvat ongeveer 50 blz. tekst over het onderzoek Jaarrekeningen de drost en of de rentmeester van Ambt Montfort,
Conclusies onderzoek van Poll’s en boerderijen in Jaarrekeningen Ambt Montfort 1350-1550
Conclusie 1: Er zijn bij Wambachs en Herwich 1342-1343 geen van Poll’s of Polle’s genoemd maar dat wil niet zeggen dat ze er niet waren in Ambt Montfort.
Conclusie 2: In het deel Erkelenz van de Jaarrekening van ridder en drost /rentmeester Willem van Kriekenbeek 1397-1400 wordt geen van Poll genoemd.
Conclusie 3: Polle is een beemd (weide of moerassig gebied) langs de Maas. Het is de beemd van Roermond aan der brugghe (in de Roer) naar Poll (Wessem/Poll/Panheel) aan de Maas, voordat de Maas is omgelegd. In de tekst Jaarrekening Rabolt van Brempt 1397-1398 zoeken we echter naar familieleden van Poll.
Conclusie 4: In de Jaarrekening van Rabolt van Brempt 1397-1398 boert er een Hentz/Heyn/Winand NN op gen Lyelaer in het Linnerveld. Zijn achternaam wordt veelal niet genoemd.
Conclusie 5: Er is een ‘Jaegerslene’ dat in 1397-1398 volgens drost Rabolt van Brempt in bezit is van Henne van den Passe/Pasche, de vroege ‘meister jager’ van Ambt Montfort.
Conclusie 6: Heren, ridders, scholtissen en hulders worden door Rabolt van Brempt met voor- en achternaam beschreven in een Jaarrekening. Medewerkers van de drost of boeren op leengoederen of ander boerenbedrijven worden als ze moeten betalen veelal alleen met de voornaam geduid en soms aanvullend met de alias van de boerderij.
Conclusie 7: De jager Henne/Hannes/Johan alias Raetken kreeg stof van Rabolt voor een tenue (voor de zomer en voor de winter verschillend) net als andere uitvoerende functionarissen op het kasteel. Henne boerde op ingen Raetken en had een dienstpaard met een jagersuitrusting net als zijn knecht, de jonge jager. Zijn familienaam ontbreekt hier maar uit een andere passage vernemen we: van den passe /passche die alias Henne van raetken wordt genoemd dus naar zijn leengoed ingen Raetken, dat hoorde bij zijn functie als meister jager.
Conclusie 8: Personeel werd door drost Rabolt in 1397-1398 betaald in malders (rogge voor brood) graan, ellen stof zomer en winter apart, en in guldens en grooten loon. Daarnaast kon voor hoge functionarissen en de jager en de bode een dienstpaard met uitrusting ter beschikking staan. Onkosten van reis en verblijf incl. eten en drinken op de dienstreis worden vergoed. Een bode kreeg extra schoenen, een jager schietgereedschap.
Conclusie 9: Er is in 1397-1398 een zeer oude van Poll, Hannes Polle, die stro levert voor het dak van de kasteelkeuken, gevonden in Montfort. Hij was boer in Montfort, Hannes/Johan van Poll(e). Hannes zal als boer in 1397-1398 tussen de 30 en 60 jaar geweest zijn, wat betekent dat hij geboren moet zijn tussen 1367 en 1337.
De ons bekende stamvader van Pol: Jencken van Poll/Polle boer op een erfleengoed (van zijn vader en moeder) en jager werd in Ambt Montfort geboren rond 1465 en stierf aldaar rond 1535. Jencken leefde een dikke eeuw later dus 3 of 4 generaties later dan Hannes/Johan Polle. Als kinderen van Jencken zijn gevonden Winand van Poll en Durick van Poll, en als hypothese Jan van Pol resp. Wilhem van Pol en de dames Geertruid? en..??
Conclusie 10: Erken/Enken van gen Lylaer is knecht of zoon van Hent/Heyncken NN van gen Lelar en tevens is hij hulpbode op het kasteel. Blijkbaar zorgt Erken als knecht en voermenken voor het voeren de paarden op het kasteel. Volgens het Meertens instituut is Erken een zeldzame oude voornaam, die ‘uit het buitenland’ kwam. Dat kan Gulik zijn.
Conclusie 11: Er zijn behalve Hanne Polle geen van Poll’s gevonden in de volgende Jaarrekeningen archief no 1631 van 1398-1399 met 30 blz. en de Jaarrekening 1399-1400 van Rabolt van Brempt.
Conclusie 12: Op blz 10 van de Jaarrekening van Rabolt van Brempt betaalt jager Henne van den passche voor het jegersleen ingen raetken o.a. 3 malder.
Conclusie 13: De Jaarrekening van Rabolt van Brempt over 1397-1398 is behoorlijk compleet, redelijk leesbaar en verrassend van inhoud vanwege de inval van legertroepen (ridders en knechten) Brabant en Luik/Loon. De andere rekeningen van Rabolt zijn niet compleet.
Conclusie 14: De inning van gelden loopt voor Rabolt van Brempt deels in de soep als de vijand. Brabanders en Walen, Gelre binnenvallen. Dorpen lopen grote schade op bij brandstichting en plundering. Die schade belandt uiteindelijk weer als een declaratie oorlogsschade per gemeynte in de verschillende jaarrekeningen.
Conclusie 15: De hertog van Gelre en Gulik verbleef in 1397-1398 regelmatig op het kasteel van Montfort en Rabolt van Brempt moest vanuit het kasteel Montfort de ridders en knechten panden, voeden en faciliteren en de ’pert doen’ voeren en bode diensten onderhouden naast zijn formele taken als drost en rentmeester. Het was door oorlog druk op en rond het kasteel.
Conclusie 16: Het zoeken van achternamen van boeren en burgers, verloopt rond 1400 moeizaam omdat in de dagelijkse omgang de gewone mensen, in kleinere kring, elkaar mondeling aanspraken met voornaam en de alias, veelal de boerderij alias. De schrijver schrijft tevens spreektaal op in documenten (en af en toe is het een rommeltje van namen) en de rentmeester/schrijver kende de inwoners soms niet persoonlijk. Als je de rentmeester moest betalen was de betaling het geldbedrag en het doel relevant en niet zozeer de NAW-gegevens van de betaler (o.a. voornaam, achternaam, en adres van de boer of de hulder). Boerennamen kom je tegen in leenboeken en in schtheffingen maar die ontbreken vaak.
Conclusie 17: Rycwinus vermeldt 1403-1405 als rentmeester/schrijver, de Gulicker van lelar’, die hulder of boer is op ingen lelar. Hentz/Heyn NN waarchijnlijk Hentz den Gulicker, van ghen Lelair is de hulder of boer op dit leengoed. Guliker kan een herkomstnaam of alias zijn, maar ook een familienaam. (Een eeuw later wordt een Jan den Gulicker nog genoemd in de schatzedule van Schepenbank Montfort 1582).
Conclusie 18: Volgens Rycwinus en drost Rabolt van Brempt werd er op het kasteel van Monfort gevarieerd gegeten in brood, kip, vlees, wild en zalm en plaatselijke vis en de hering, met kruiden, groenten en fruit, gelardeerd met soorten wijn en bier: gevarieerd althans in vergelijking met de gewone boer en burger.
Conclusie 19: Het leengoed Genauwen, dat nog niet gesplitst was in 2 cluppellenen, wordt volgens Rycwinus wekenlang gerenoveerd en uitgebreid. Het grote leengoed had sinds de drost van Myrlar van Ambt Monfort een aparte taak voor het fokken van paarden (pert), het houden van de stier, en blijkbaar het leveren van wede voor de heer. De heer zorgde ook voor een gemeentelijke stier, die beschikbaar was voor de koeien van de boeren. Andere leengoederen hadden andere taken zoals het houden van de beer en het leveren van hooi, stro en groenten, kruiden en fruit.
Conclusie 20: Op geleen of van gelene, ooit genaamd naar heurder Yde van gelene, is het leengoed in Sint Joost dat als allodiaal goed van de paters van Sint Joost afkomstig is en gelegen is op ‘t Hinge: Het Leen.
Conclusie 21: Goswijne van Wijsebeke is pachter op der houve Bight, de voorloper van de voorhof van de burcht en Yde van gelene is de pachter van op geleen in Sint Joost/t Hinge. Heyn NN van gen lelar ‘de Gulicker” is afkomstig van Gunzerig/Gurzenich, het dorp in Gulik van Schelleart van Obbendorf. ‘Zyll’ is pachter op genauen/opgen aue.
Conclusie 22: Hentte/Heyn/Wyncken) NN van Lelair de Gulicker koopt of ruilt iets (product of land) met parlemoer met Zille van Genauen in plaats van met goud. Verder betaalt Zille van genauwen ook aan Hente van gen Lelair 13 gulden en 1 grijpen. Arnt de oude jeger ruilt het huys met Hen Jenken’s (de jongere jager nemen we aan) zodat ingen Raetken overgaat van Arnt (van den Passche) naar Hen/Johan NN? (van Poll, Polle?)
Conclusie 23: Willem NN alias onder de weijen, boer/heurder van dit leengoed, doet taken voor de drost als vrachtrijder van wijn en hij krijgt goudstuk voor wijn en loon voor de reis en de onkosten en yseren betaald.
Conclusie 24: Dankzij al het zoekwerk weten we meer over het reilen en zeilen op het Huijs Monfort en over de leengoederen Genauwen en in gen Lelyar en Onder de Weijen bij Posterholt en de pacht hof Voorhof/de Bight van het kasteel maar er zijn geen bewezen van Poll’s gevonden bij Rycwinus. Vermoedens zijn er wel met name over Hen Jekkens/Jenckens de jager, mogelijk de grootvader van Jencken van Poll, boer en jager,geboren in 1465. (Hypothese).
Conclusie 25: Er wordt in de verschillende Jaarrekeningen met grote regelmaat door vaklui gerenoveerd en verbouwd op de Burcht en de grote zaal, de capel, de keuken, het bakhuis en de daken, met onderhoud aan bruggen en poorten resp. het opknappen van de verschillende boerderijen en de molens in het Ambt Montfort.
Conclusie 26: Heyn dries wordt ook Heyn dries van Besel als scholtis van Besel genoemd en hij kan een Winand van Poll zijn zoals tijdgenoot Johann van Poll(e) alias Johan Dries in Besel, die uit Venlo afkomstig is schepen en boer in Venlo en Beesel.
Conclusie 27: Grote delen van de jaarrekening van Johan Schellart van Obbendorf ontbreken zoals inkomsten van rechten, cijnzen/thijnsen, heergewaden, inkomsten uit bos en hout, veen en beemd maar ook inkomsten in natura vanuit de dorpen en vanuit de boerderijen/leengoederen.
Conclusie 28: Polken van pete in Echt, die cynzen betaalt, is mogelijk een Peter van Poll, in Putbroek, ’t Hinge of Dielgaert.
Conclusie 29: Er is bij Johan Schellart al een boerderij Dufhuyss (Duyfhuyss) die of in Montfort (ghen Douves) of in Beek/ Bracht ligt. Het aantal jagers is verwarrend: opvolgers Arnt van den Passche en Hen/Jenneken NN (van Poll?): Thijss NN, Wilhem NN, en Heyncken NN. Wie van de NN is een van Poll, bij deze verdacht bekende voornamen, en wie is Pauwels?.
Conclusie 30: Voornamen zijn er genoeg gevonden. Achternamen ontbreken vaak en omdat er nauwelijks boeren en hulders genoemd worden en onduidelijkheden over de jagers met o.a. teksthiaten in de Jaarrekeningen Ambt Montfort, zijn er behalve Hanne Polle/van Poll ook (nog) geen andere bewezen van Poll’s gevonden.
Conclusie 31: In de jaarrekening van Johan Hillen met slechts 7 blz. geen van Poll’s en geen nieuws over leengoederen/boerderijen. het rentmeesterschap ging na enkele jaren naar de drost Willem van Vlodrop/Vlodorp/Vloedorpe.
Conclusie 32: Peter van gehn lelar is een alias voor Peter NN en hij woont en werkt als zoon of knecht van Heyn NN op leengoed ingen Lyllair in het Linnerveld. Hij is handig, levert hout en helpt de timmerman met grote klussen op het kasteel en bij de molens. Voor zijn werk krijgt hij loon betaald. Na knecht Enken NN van gen Lelair (voermencken en bode) is ook Jan van gehn Lelair in verschillende rollen actief als hulp timmerman en zoon of knecht van Hent (Heyn, Winant) van ghen Lelair.
Conclusie 33: Er zijn geen van Poll’s met familienaam gevonden in deze gedeeltelijke rekening. Wel bouwland in Poll aan de Maas.
Conclusie 34: Geen van Poll genoemd in deze Jaarrekening. De jonge Vercken is in 1492-1493 hulder of boer op den Grevenhoff. De familie Vercken met rigters/scholtissen in het land van Horn, uit de stad Ruremunde treedt vaker op als hulder en of boer.
Conclusie 35: Er wordt door de dakdekker Mathis Herms met stro gedeckt op de schuur van Greevenhoff en de tymerman zorgt voor latten op het dak en hij tuynt de garten terwijl de halffen Jennes artzn 4 wagens stro aanlevert. Vanuit Ambt Montfort wordt door de drost en vrund gezorgd voor het loskopen en afhalen van de gevangen genomen ridders en knechten in Rijnghbergh.
Conclusie 36: Tot blz. 26 bij Wilhem van Vlodrop worden geen van Poll’s gevonden of nieuw informatie over de boerderijen in de regio gegeven. De jonge Geraet Vercken zit op Greevenhof.
Conclusie 37: Van Opolmanss guet van end peetken in postert betaalt Courmeden 5 pl gulden. Opolmanns is op Poll/Poul manns guet Peter?.
Conclusie 38: Wilhem NN van ghen lielair had als hulder/boer een voorganger ‘lang jaer’ ene v of van Bonckolt. Dat kan alleen Heyn/Hendt/Hentz/Winand v(an) Bontkolt van gen lielair zijn, de Gulicker afkomstig van Gürzenich. (Waar de Schellarts van Obbendorf hun stamkasteel naast kasteelboerderij Terborgh in Schinnen hebben en mogelijk een boer/heurde meebrengen naar Ambt Montfort).
Conclusie 39: Wilhem van Vlodrop had in 1492-1493 een rentmeester Laembert /Lem pijll en een scholtis van Monfort Otz/Betz pijll. De Bylcker/Eycker verkocht als beheerder namens de drost het hout per opbod via inschrijving met de kertsen.
Conclusie 40: Veel vaklui met voor- en soms achternaam trekken voorbij op het werk van het kasteel en de boerderijen maar van Poll’s worden niet genoemd, in de Jaarrekeningen van Cecilia van Vlodrop, de sub-drost. Er is wel een Jacob Helwegen die we later als familie in Montfort herkennen en die nu latte levert.
Conclusie 41: Derick van de Poll heeft bij de openbare verkoop in 1494 van eikenhout ingetekend op de houtverkoop en wint bij het uitgaan van de kaars bij de inschrijving. Als Derick van Poll kan kopen moet hij minstens 25 jaar zijn en mogelijk is hij ouder bijv. 50 jaar. Dan is hij geboren tussen 1470 of 1444.
In 1494 was Jencken van Poll, geboren rond 1465, al een aantal jaren jager voor de drost van Ambt Montfort wat hij 45 jaar volhoudt. Een zoon van Jenken is Winand 0 van Poll en in de volgende generatie komen een Winand 1 en en Theodotus/Durick van Poll als broers voor. Derick/Durick en Jencken van Poll hebben elkaar gekend als familielid of als gezinslid: mogelijk zijn zij broers (bijna even oud) of hebben ze een ander familieverband bijv. oom Durick van Poll is een generatie ouder.
Conclusie 42: In de Jaarrekening 1494-1495 wordt de sloop van de schuur van de Bight/voorhof door Bourgondische soldaten genoemd en de grote brand op de Grevenhof die is aangestoken in de oorlog. Alles fikt af. De gevolgen voor de heurder/boer zijn dramatisch: hij (Jan NN) verliest niet alleen de boerderij maar ook vrouw en kind (zoals we nog zullen zien). Heyn Daeme is de pachter op (cluppelleen de) Rulant.
Conclusie 43: Derick van Poll koopt in 1495 vaker hout resp. eikenhout op met kuerken stam gerugd, om eikenschors van te oogsten voor de leerlooierij. Het hout was altijd welkom op een boerderij al was het maar om te timmeren, te tuynen (afrasteringen) of op te stoken.
Conclusie 44: Geen van Poll’s gevonden in deze deel Jaarrekening 4391 Bijlage, van Wilhem en Cecilia van Vlodrop 1492-1496.
Conclusie 45: Lem NN (Krenssen blijkt later) is boer op Cleyn ouwen, Aret NN boert op ’t Hinge, Hen NN op de Bight/Voorhof, Gobel Hackerbach op Dielgart, en Zille NN op Groot ouwen in de Bourgondische pondheffing 1475-1490?. Montfort als dorp wordt niet afzonderlijk genoemd in de heffing.
Conclusie 46: Jan’s vader van de Passche boerde vroeger als jager op ingen Raetken en Jan blijkbaar in Echt, Hen NN is de boer van Geert Vercken op de Bight, de gebroeders Tonijs en Peter van Ophoven, vermoedelijk op de/ingen weijen, Gobel NN (is hij een Hacherbach of de opvolger Wijnkens?) opde Dielgaert.
Conclusie 47: Vader Wilhem NN van gen lelair en zoon Wilhem van gen lelair zijn een grote en kleine boer op leengoed ingen Lelair. Mogelijk boert jonge Willem op nabije percelen zoals Rulaert of ander losse percelen in de Struijken of op Craeveld. Vader Wilhem van gen lelair betaalt drie keer zoveel als zoon Wilhem.
Conclusie 48: Merten van de Poel is mogelijk een van Poll maar dat is niet bewezen. Van de Poel’s komen we later in Postert en Reutje tegen in enkele gezinnen in DTB-boeken na 1600. Willem Reijnboom kan ingen Raetken heuren en of Jan/Jencken van Poll Jencken hofken Cleyn Ouwen.
Conclusie 49: Een Poll in Beesel wonende te Venlo is herkenbaar en wel een Johan van Poll alias dries in Venlo, die als boer of hulder actief was in Tegelen en in Beesel/Belfeld. Een van Poll uit Venlo bewijst nog geen relatie naar Montforter van Poll’s.
Conclusie 50: Het is onduidelijk of Peter van ghen lelar een zoon is van Wilhem van ghen lelar NN (zoals Wilhem de jonge) of een knecht van dit leen. De voorganger van Wilhem van gen lelar was Heyn/Hendt/Winant NN en die had een zoon of een knecht Enken, het voermenken van gen lelar en de hulp-bode op het kasteel, wordt genoemd in de Jaarrekeningen.
Conclusie 51: Monfort apart ontbreekt in de lijst van dorpen met manuelen van pondheffing 1468-1469 door Bourgondië. We weten niet waarom. In Linne en Berg en Echt worden enkele Montforter boerderijen genoemd.
Conclusie 52: Het blijft nog onduidelijk of Inten/Jenten van pool/poel’s in Postert en Reutje toch een van poll of van poul’s is zoals Jencken van Poll ook als boer en jager Jenken van poul werd geschreven in Schepenbank Montfort: De link is de familienaam van poll in de akten/jaarrekeningen of de relatie van Jencken met het jegersgoed ingen Raetken?.
Conclusies 53: Familienamen van personen worden zelfs bij Derick Pollart, die zelf afkomstig is uit Montfort, nauwelijks genoemd. Bij Heijntcken NN van gen lielar ontbreekt de familienaam, Peter Bol (geen bekende achternaam in postert) is mogelijk een Peter van Poul/Poel/Poll van Posterholt, en Ercken Wijnkens, is een bekende familienaam in Echt/ingen Dielgart en in de Montforter Schepenbank. Scholtis Heyn Daeme kennen we als pachter van de Rulaert en als scholtis,
Conclusie 54: Als hulder van ingen Horst (de Hoos) betaalt Ludwig ingen Horst (tevens de familienaam) 15 goudgulden heergewaad en Henrick Hackerbach op den Dielgart 17 goudgulden voor hun grote lenen bij het vernieuwen of afleggen van de eed op het leengoed.
Conclusie 55: Wilhem van ghen Lielar en Durick pollen (Durick van Poll) hebben een weide-hooiperceel aan de Maas in pacht waar ze pacht voor betalen in malders graan. Dat geldt ook voor de pachter ‘Zill’ van groot Ouwen.
Conclusie 56: Durick van Poll is een bekende oude van Poll van Montfort, die boert/mede boert op ghen Lielar, waarschijnlijk samen met Wilhem (met een zoon Wilhem en mogelijk ook zoon Peter) NN. Wilhem is mogelijk een van Poll of een Helwegen: beide families komen uit Montfort.
Conclusie 57: Blijkbaar is Heintcken/Heyntgen NN (een jongere) van gen Lelar boer op de pachthoff Rulaart, (de hoff zonder boerderij, voorheen boerde hier Wilhem de jonge van lelair en pachter Heijn Daeme) naast de gevonden boeren Wilhem van gen Lelar en Durick van Poll van gen Lelar op het leengoed.
Conclusie 58: Durick Poll(en) is als Durick van Poll/Polle mede-boer of mede-hulder opgen Lylaer zoals de tekst bewijst. Hij is een mogelijk een broer van de jager en boer Jencken van Poll en hij is een broer van Winand van Poll.
Conclusie 59: Er zijn behalve Hanne Polle, een oude Jan/Johan/Jencken van Poll, nu 3 bewezen van Poll’s inclusief Durick van Poll en Jencken van Poll de boer en jager. Heyn van gen lelair is een Hent of Winand NN. Er is een nest Wilhem NN van lelair , de vader, Wilhem de zoon, Peter, Heintcken/Winand NN, en dan de mede boer Durick van Poll met een vader Winand van Poll die circelen rond in ghen lelar/ingen Lyllaer en de hof Rulant. Nu het bewijs nog dat het toch allemaal van Poll’s zijn.
Conclusie 60: Polken van pete resp. Winand dries en Enken van de poel zijn mogelijk familieleden van Poll.
Conclusie 61: Zille van gen auwe is dezelfde als Durick Zillens (achternaam) van gen aue/Ouwen. Er is opgen aue ook een mede-boer Lem NN (Krenssen blijkt) bekend. En er een zoon of knecht, Claes van genauwen, die ging boeren in Vlodrop: Claes Zillens of Claes van Lem NN.
Conclusie 62: In de Jaarrekening van Leenart van Breede 1529-1539 wordt de familienaam van Poll//Polle niet genoemd. De familienaam van mede-boer Lem op gen Ouwen is Lem Krenssen.
Conclusie 63: In de Jaarrekening van Leenart van Breede 1529-1539 wordt de familienaam van Poll//Polle niet genoemd. De familienaam van mede-boer Lem op gen Ouwen is Lem Krenssen.
Conclusie 64: Wilhem van Lelair wordt opnieuw met Durick (van Polle opgen Lylaer ) genoemd als pachter van een perceel hoyland in de Weerd in Linne.
Conclusie 65: De rentmeester van Huest kent de inwoners van Montfort, Berg, EchtDielgart/Putbroek en Linne niet goed zoals blijkt uit de tekst. We vergelijken zijn tekst met die van Derick Pollart, die iedereen in de regio kent en soms mededelingen doet, en lange tijd in Montfort verbleef.
Conclusie 66: Onderhouds werk van Tymmeringe aan stal, schuur en aan de van de slotgracht bij de bruggen wordt uitgevoerd. Het lijkt alsof het een sluis nabij de kasteel of de boerderij betreft. (De Bight, de Voorhof) of nabij hoff Genauen.
Conclusie 67: In de Jaarrekening van Peter van Heust is er heel wat afgetimmerd aan het kasteel en haar boerderijen en de molens, maar er zijn geen van Poll’s met naam genoemd.
Conclusie 68: In de loop van de tijd der Jaarrekeningen 1379-1500 zien we heel wat vaklieden en fijnvakwerkers passeren op het kasteel en de boerderijen: Beeldsnijders, glazeniers, ketelbutters, brouwerijvaklui, leyendakwerkers, strodakdekkers, timmerlui, metselaars, stucadoors, slotenmakers, gardeniers, molensteensnijders, smeden, dorsers, etc.
Conclusie 69: De rentmeesters Arnold en Derick Pollart kwamen uit Montfort en zij werkten hun leven lang in het Ambt Montfort/het Overkwartier in verschillende functies. Omdat zij de mensen in de regio wel kenden, zijn er mogelijk nog aanknopingspunten van Poll in de delen van hun Jaarrekeningen in Arnhem te vinden. Dat wordt nog uitgezocht.
In het artikel ‘De ambtsbrief van drossaard Willem van Vlodrop uit 1453 ’van Fedor Coenen in Heemkundevereniging Roerstreek 51, jaarboek 2019, wordt de bestuurlijke ontwikkeling en de uitvoering van het drostambt met een rentmeester (aanvankelijk 3 jaar Johan Hilllen) en een scholtis/jurist van Ambt Montfort beschreven onder ridder drost (en later tevens rentmeester) Willem van Vlodorp. Willem van Vlodrop was de opvolger van drost Johan Schellart van Obbendorf, vader en zoon Johan , van 1403-1453. Hun voorgangers waren drost Johan van Eyl (tot 1497) en drost Raboldz van Brempt tot 1503, die we kennen van de teksten over Jaarrekeningen Ambt Montfort. Fedor Coenen gaat uitvoerig in op de ambtsbrief van de drossaard, die de ontwikkeling van het ambt laat zien: van ridder naar bestuursambtenaar drost. De rechten en plichten van de drost worden opgesomd. Een lening van 2000 Rijnse guldens aan de Hertog (niet afgelost bleef het een verpanding) is aan de orde en het salaris van de drost bedraagt 430 Rijnse guldens per jaar. Daarnaast ontvangt de drost de geleden van de breuken, de boetes bij veroordelingen. Net als bij de drosten van Eyl, resp. van Brempt, Schellart van Obbendorf, en van Vlodrop kunnen we spreken van vertrouwenspersonen van de hertog van Gelre, die het Ambt Montfort besturen, en die allerlei andere taken op zich namen zoals maarschalk en adviseur van de graaf/hertog. Ambt Montfort was de Zuidelijek flank van Gelre die verdedigd moest worden. (Tegen Frankrijk en Bourgondie). Overigens waren de Families Schellart van Obbendorf, heer van Schinnen, Geysteren en Gurzenich, in huwelijk verbonden met de Familie van Agnes van Vlodrop (Voogdij Roermond, en kasteel Elsum nabij Wassenberg). Ook het kasteelpersoneel komt in het artikel Heemkunde Roerstreek aan de orde zoals we dat al leerden kennen in de beschreven Jaarrekeningen Ambt Montfort. De basisbezetting van het kasteel moest op sterkte te zijn in relatie met de functies van het Ambt Montfort ( ambtenaren en ridders, jager, visser, en houtvester en voer voor paarden etc, en het kasteel in functie met poorters, wachters, ridders en knechten/knapen, boden en keuken-. brouw-, bak-, en keukenpersoneel etc. en vervoerfaciliteit (paarden en voer voor de drost en de ridders/knapen) was geregeld. Ook stookhout resp. geriefhout , visserij, jacht en de 40 eikelvarkens was geregeld. De drost legde een aparte eed af bij aanstelling net zoals de rentmeester resp. de scholtis en de gerchtsbode en de houtvester/boshoeder. Personeelsleden van het Huys Montfort legden een eed af bij de toegangsbrug van het kasteel Huys Montfort en konden als huysgesynde daarna het kasteel betreden en aan het werk. Extra personeel en extra paarden moest de drost zelf betalen.
Schepenbank Linne
Van de Schepenbank Linne is weinig bewaard gebleven zoals de inventarisatie archief Linne aangeeft. Jan Ruiten heeft de archiefdelen Schepenbank Linne en het bunderboek Linne bestudeerd. De van Poll’s die in het bunderboek Linne zijn gevonden, heeft hij doorgegeven. Van Jan Ruiten is in maart 2012 aanvullende informatie ontvangen van Schepenbank Linne over 1661 en 1676 uit het archief van RHCL
In de Schepenbank komen we Derick van Poll voor die jarenlang een proces voert met weduwe Pallant over een pachtsom of cooppeningen, mogelijk van een pachthof aan de Grotestraat in Linne. Het gaat er hard aan toe in moeilijke woorden en zinswendingen van de jurist, de bode en de drost, die niet bij naam wordt genoemd (Marcellus Hövelmans 1647-1666, en Jan van der Heijden 1666-1678, drosten Ambt Montfort). De partijen wekken een weinig toegeeflijke en zelfs halstarrige indruk, dus dat schiet niet op. We lopen de Schepenbank Linne chronologisch door.
Op 24-4-1665 protocolleret Lindert Spee alsulcken arrest als hij volgens ordonnantie van de scholtis Dijk in dato den 27 dito doir Hendrik Creemers, bode, heeft dan doen op de cooppeningen soo Dirck van Poll wegen Michiel Spee onder sich is hebbende, voor de somma van ongeverlich vijfhondert gulden Ruremunsche weringe. Het proces duurt jaren en gaat heen en weer in eisen, clagten, beweringen en oproepen van getuigen. De jurist van Gelder acteert namens de drost.
Dan wordt een andere zaak aan de orde gesteld. Op 08-05-1671 worden de getuigen: Jan van Bracht, Jan Jacobs, Thijs van Poll, Peeter van Poll, en Peeter Sampers onder ede gehoord: versoickende dat deselve bij preparatoire informatie onder solemnelen eede sullen worden verhoort over seecker feijt begaan aen ‘t huijs ende persoon vanMercken Weerdts, docerende bij relaes van de gerichtsbode, uitgenomen den persoon van Jan Jacobs, ende dat op tgeene hun dije aengaende sal worden affgevrraegt. Omdat Thijsss en Peeter van Pol samen geschreven worden, lijken het wel broers van Poll.
Van Gelder voor den heere drossart, op 08-05-1671, sisteert alhyer den persoon van Thijs van Pol om onder eede getuigenis der waerheijt te geven, over de interogation die hyermde worden geexhibeert blijckende uyt gedaene citatie bij ’t mondeling relaas van de gerichtsbode ende vermits de gedaegde weijgerich valt gertuijgenis der warheijt te geven, ende tselve nochtans in faute van de justitie is verschult, ende op eene poene van thien goltguldens, segr sulcx te doen is belastende daeraen nyet wil obediense nyettegenstaende bij den heere cleger is verclaert, etc etc. De mogelijkheid wodt opengehouden om em procureuer in de arm te nemen (een adv. of advocaat). Het is een ernstige zaak en de forse boete duidt op een vergrijp aen huis en aan persoon. Bij moord en verkrachting zou je echter in de boeien geslagen zijn maar er is wel iets ernstigs gebeurd: ruzie, onheus bejegenen, slaag of lastig vallen ?. Het lijkt erop dat Thijss en Peeter van Poll broers zijn die na uitstel moeten getuigen op risico van de gelsstraf, en de verklaring die ten huijse Pol geaccordeert wordt. Thijss van Poll probeert op 26-06-1671 met een smoesje van werk voor de baas, onder de getuigenis uit te komen maar de dwang wordt opgevoerd en de jurist persisteert op 19-07-1671. Henri Crebbers legt het besluit van verhoor en derigende boet vast op papier in opdracht van het Gericht. Op 11-09-1671 is de getuigen nog in gebreke en wortder met meer boeten gedreigd. Op 13-1-1671 staat vermeld: Den gedaegden dient van verbael in scriptie en de clger debatteert tselve verbael ende totum sequens. Blijkbaar is er toch een getuigenis want een jongeman kan geen tien goudguldens ophoesten om niet te hoeven getuigen.
Op diezelfde dag dient schepen en boerderijbezitter Hendrick Cals ( Hof in de Weerd en hof ingen Lyllaer) een clagt in tegen zijn eigen schoonzoon Jan van Poll en pachter van Lylaershof. Jan van Poll was gehuwd met de weduwe van Reinder Cals, zoon van Hendrick. In het pachtcontract staat dat er geen mest (dat van deselfde hof geen mistinge soude worden gevoert op Halemans landt) , echter Jan heeft een boender land van Haelemans met stalmest bemest. Het belang van mest in het bedrijf blijkt uit de hoogte van het bedrag: twintig rixdaalders. Het is merkwaardig dat dit niet binnen de familie kan worden opgelost. Blijkbaar zijn de verhoudingen niet op orde en moet de Schepenbank met de schepenen Jacob Enggelen en Hencken Geerarts en de jurist van Gelder er aan te pas komen. Her gericht zal min ofte meer als een eersaam gericht ordelen te behooren, cum expensis. En dan volgt: Wordt ‘t defaut ende citatie geaccordeert.
Op 27-11-1671 heeft Thijss van Poll de copie van ordonantie ontvangen: Sije dese declaratie van costen gecomminiceert aen partie, om hiertegens te immuneren tusschen dit ende ten naesten. Op 27-11-1671 verzoekt van jurist Gelder decreteringe van de geecommuniceerde pene. Op 05-02-1672 wordt den gedaegde absolutelijck van antwoord verstecken, admitterende den heere cleger ten thoon. Op 06-04-1672 is Dierk van Poll betrokken bij een geschil tussen Ruth Hoeben en schepen Heneken Gerits, waarin Direck en Willem Reuten vast stellen dat er nog 7 en een kwart rixdaalders moetn worden vergoed.
Op 08-07-1672 komt de weduwe en de erfgenamen van wijlen den lct Willem van Pallant, arrestanten, tegen Dierick van Pol, gearresteerde weer in het geweer. Ontsettende denselve arrest, stelt van Gelder voor de gearresteerde goederen tot borge als sijne gereijde ende ongereijde goederen een deel van de goederen is bederffeleijk. Op 22-07 volgt het antwword van dierick cum expensis. Op 30-09-1672 verzoekt versteck van replycque. Op 14-10 versoekt van Gelder decereteringe van de gecommuneerde poene. Het houdt maar niet op als op 13-01-1673 Dierck van Poll tegen weduwe Pallant via van Gelder verzoekt absoluyt van replycque verstecken ten sijn ende dat op de ingediende stucken magh recht gedaen worden. Duplycque volgt op 27-01-1673.
Wat er daarna gebeurt is niet helder omdat er veel juridsiche termen en procedures passeren en stukkken worden gewisseld maar de voortgang en de procesgang is onduidelijk op 18-03 en 28-04 in 1673. Er is gedoe over copye en meer tijd. Het proces zonder ende lijkt op 23-06-1673 met Dierck tegen weduwe Pallant, maakt bezwaar tegen antwoorden onder den gepresenteerde eede, als over het wegen in ‘t afvaeren van “t hoy waarmede dat de procedure bij arrest begonst. Op 06-10-1673 claagt de weduwe Pallant tegen de weduwe Dierck van Poll. Dierck van Poll is tussen juni en oktober 1673 overleden zonder oplossing van het geschil en blijkbaar zonder testament met een compromis. Zij weduwe, waar we de voor en achternaam niet van kennen, gaat dan maar voort met het geschil. blijkbaar is tijt om de eed van Geverdt uit te sweren, maar oock dat denselve doentertijteene extraordinaire coomotie heeft bethoont, dreigende dat hij Derick den tuyn op de vant seminarium staende, soude uitsmijten.
Op 15-06-1674 zet de weduwe Derck van Pol de rechtzaak voort en verclaert dat de onjuistheden en ongefundeerde beweringen de oorzaak zijn van Derick’s krankheid en daarop volgende dood, en dat men onder de pampiren heeft gevonden de verclaeringe bij opgemelten Derick van Pol in geschrifte gestelt, die hij mette dood heeft bevesticht, soo wortd deselve schriftelijke verclaringe bij desen geexhibeert., waernaar men sustineert voldaen te hebben, … en sluit mede in saeke ende versoecktrecht ende justitie. Op 13-07-1674 versoekt van Gelder voor de weduwe Derck van Pol alsnoch instantelijk recht ende justitie.
Op 07-12-1674 wordt namens de drossart, cleger, tegen Jan Janssen, schepere op den Breijenwegh, Jan Geerken, zoon op Hobert, Peter van Pol, Ruttien, den knecht van Jacob in den Reip, gedaegden, door van Gelder de jurist, verzocht om recht en justitie. ‘t Gericht wordt versterkt met vier onpartijdige schepenen van Montfort, versteckt de egdaegden absolutelick van antwoord, deselve tot dyen condemnerende in de costen in desen geresen ter taxatie ende moderatie van de gerichte. Opvallend is dat het eigenlijke probleem of meningverschil niet genoemd wordt, Of en wanneer de gedaagden zijn gehoord blijft onduidelijk.
Op 25-01-1675 blijkt dat de weduwe Pallant de verklaring van Derick van Poll ongesteld gemaakt is door een advocaat echter in strijd is met het landrecht. Van Gelder ontkent irrelevantie en ongefondeertheijt. Op 22-03-1675 wordt copie van ordonnantie verstrekt en wordt partie belast den invertario in desen geroert tusschen dit ende ten naesten teeckenen, oft eenen andere te maeken, op pene ut stylo. Op 18-10-1675 verzoekt van Gelder voor de gearresteerde, de weduwe Derick van Pol, instantelijck recht ende justitie. Bron: Jan Ruiten in Linne, Uit de letterlijke aantekeningen van de gerichtschrijver.
Familiebanden Derick, Thijss, Peeter en Jan van Poll uit de Schepenbank Linne 1661 en 1676 en de andere van Poll’s 1650-1750.
Derick van Poll woont en werkt als boer in Linne. We kennen een oude Derick van Poll uit 1568-1570, zoon van Peter van Poll en Margaretha Helwegen (gehuwd 1665-1570) die vanaf 1620 heurder van ingen Lyllaer is. De Derick van Poll die in Linne overlijdt in 1673, is mogelijk een jongere Derick van Poll, zoon van de oude Derick vangen Lyllaer?. Of hij is een Montforter Derick van Poll, die naar Linne kwam?. Omdat er in Linne broers en zussen van Derick woonden kan Derick ook van hen afstammen bijv. van de broers Jan, Winand, en Hubert van Poll. Omdat het eerste DTB-boek van Linne ontbreekt, kunnen we dat niet makkelijk verifieren. Mogelijk hoort Derick/Dyerck van Poll uit bunderboek Linne 1719 bij die categorie. Na 1700 werd de oude naam Durrick, die vervangen was door Derick, nu gemoderniseerd tot Thijss. Thijss en Peeter zijn waarschijnlijk broers maar wie is hun vader. Derick?. Derick, Winand, Jan of Hubert van Poll komen in Linne in aanmerking.
In het bunderboek Linne anno 1661 worden een aantal van Poll’s genoemd: Jan en Jacob van Poll, Derick van Poll en tussen 1700 en 1730 Peter van Poll van ingen Lyllaer. Het leengoed is van 1597 tot 1620 van de familie Peter van Poll en Gwendlina Snijchiers (die sterft in 1704) met de kinderen Catharina en Joannes, en met de tweede echtgenote Joanna Leyendeckers, opnieuw een Catharina, Elisabeth, Theodorus/Derick mijn stamvader (Zie Hoofdstuk 5), Petrus Anthonius, Anna Margaritha en Wilhelmina van Poll van 1719. Dan is Peter van Poll de heurder net overleden. Peter is dan 6 jaar oud resp. Derick is 10 jaar en Jan 20 jaar. Joannes/Jan, zoon van Peter zal in 1724 huwen met Gertrudis Smets/Smits/Smeets uit Melick waar de moeder van Peter, Gwendelina ook vandaan kwam.
Een Peeter en een Jacob van ook genoemd in het boek van Roebroeck in het Land van Montfort 1647-1820. Op blz 214-215 vinden we: In 1724 en 1726 werden de in twee delen in erfpacht uitgegeven Lillaertslanderijen geabandoneerd ( van leengoed naar pachtlanderijen), en voortaan door de Heer van Montfort in tijdpacht uitgegeven. De landerijen werden in 1733 opgemeten en in kaart gebracht. Pachters van delen van ingen Lyllaer zijn Peeter van Poll, Jacob van Poll en Dirck Timmermans. In het bunderboek van Linne 1719 lezen we dat Peter van Poll leenheer van ingen Lyllaer is en dat enkele percelen grond grenzen aan grond van Dyrick van Poll. Peter en Jacob van Poll worden genoemd als grondeigenaren ( soms bij elk perceel samen) evenals Jan van Poll en Elisabeth van Poll.
Bunderboek Linne …. jaar tot ,,.. jaar met van Poll’s
Opvallend is het volgende gezin Derick van Poll uit het DTB-boek Montfort omdat de namen van de kinderen van Poll regelmatig opduiken in Linne zoals in Lyllaersveld, Craeveld, de Weerd, en het Linnerveld. Derick van Poll geboren in Montfort in 1632, zoon van Henricus van Poll en Anna Vogels, stamt af van Wilhem van Poll en Elisabeth Bongaerts, die op de Voorhof boerden en Wilhem ook op Groot Ouwen. Derick van Poll huwde rond 1655 met Catharina NN (mogelijk uit Berg of Linne?) en hun kinderen zijn: Jan, Jacob, Henrik, Anna, Peter/Peeter, Leonardus en Elisabeth. De namen komen deels in het bunderboek Linne voor.
Even terug naar DTB- boek Linne van rond 1700
De van Poll/s van ingen Lyllaer en ander boerderijen in Linne stammen allemaal af van de van Poll’s in Montfort van rond 1450-1535: Jencken, Jan, Wilhem, Willem, Durrick en Durck, Winand en Winand, Peter van Poll. Rond 1565 huwt Peter van Poll uit Montfort met Maargarita Helwegen van Ingen Lyllaert. Een eeuw eerder was Durrick van Poll en mogelijk een Wilhem van Poll al boer op ingen Lyllaert. Na Peter van Poll en Winand van Poll volgen Derick van Poll, en na Cals, Jan van Poll, en dan weer een Peter van Poll (mijn stamvader zie Hoofdstuk 5 ) uit Montfort. Hun kinderen en kleinkinderen zwermen uit over Linne, Sint Odilienberg, Montfort, Maasbracht , Herten en Linne. Later zullen nog meer van Poll’s uit Montfort naar Linne gaan zowel uit familietak (Willem van Bert van Wilhem van Antoon van Pol, en uit de tak Teunkes van Teunke van Pol in Montfort.
Conclusies uit Jaarrekeningen Ambt Montfort en het bunderboek Linne
In de Jaarrekening Ambt Montfort 1397-1398 Rabolt van Brempt en De Jaarrekeningen van Willem van drost/rentmeester Willem van Vlodrop 1470-1495 en Jaarrekenineg van rentmeester Derick Pollart van 1517-1521, blijkt dat Hanne Polle/Johann van Poll geboren tussen 1337 en 1367 boert in Montfort resp. dat onder Willem va Vlodrop Durick van Pollen/van Polle, geboren tussen 1444 en 1470, boert op ingen Lyllaer en een hooiland pacht aan de Maas, en grote partijen eiken hout koopt van de houtvester: Eyker mit kuerke gerucht. Er is een Wilhem vangen Lelar en ene Heintcken van gen Lelar mogelijk van Poll’s. Onder Derick Pollart 1517-1521 pacht Wilhem vangen Lelar en Durck pollen/van Polle weide- en hooiland aan de Maas. In Montfort en Ambt Montfort wordt rond 1460 Jencken/Johann/Jan van Poll geboren, die boert op ingen Raetken waar zijn vader een erfleengeod had, en die 45 jaar jager/meester jager is op het Huys Montfort.
Dam moeten de van Poll’s uit Montfort met Peter van Poll leengoed ingen Lyllaer opnieuw heuren en daarna Derick en Winand van Poll met hun nmedegedelingen, Derick en familieleden en ze gaan naar andere boerderijen in Linne zoals in de Weerd (Winand) mogelijk Jan van Poll, nog een Jan van Poll op Visschershof . Na Cals komt Jan van Poll op de hof Lylaer. En daarna komt Peter van Poll met Gwendeline en Jaonna en hun kinderen naar ingen Lyllaer rond 1700. ZIjn dochter Carharina en zoon Jan pachten grond van de Lylarslanderijen evenals Peter en Jacob van Poll uit de tak van Poll Wihelmi alias Bongers uit Montfort. Mijn vader Willem van Pol bewerkte akkerland in het Craeveld, ingen Struyken en op Hobert. Over tarditie gesproken. We kunnen stellen dat de inbreng van genen van Montforter van Poll families op families van Poll in Linne groot was/is.
In het bunderbeok van Linne wordt beschreven: :
1. Onder no 410 genoemd: D’ Erff. Hendt Van Poll Int Jerste Deel van ‘t Craevelt tertia Classis Eekerl: deen zijde Engel van Vlodrop, d’ander d”Erff. Ronckers Tochtenaar, dat hooftde Gemenen Bergh groot. 0/0/118/3, modo H. Coolen, schatter, Schatting .. gul.. st vs CV13V9. Dan volgt 2. Erff. Hendt van Poll int tweed Deel van ‘tCraevelt 3e Classe, ackelant déen zijde Mareten van Lumich, dánder zijde Jan Hille, ‘t noort de Struyck, moda Nicolaus Schreurs, groot 1/1/59/2, Schatt 1V5V4 n op de volgende blz. 3. ijdem déen zijde Marten van Lumich, d ‘ander scheijde ‘hooft Pastorij Landt groot 0/0/55/7 , 0V6V . Hiervan de Hellicht den stadhouder Marten van Lumich, aangeschreven tot 224 ergo modo Nicolaus Schreurs. Schatt. 0V3V0.
Conclusies:
Hendt of Winand was boer in Linne o.a met zijn broer Derick en zus Auwt op Ingen Lyllaer en later in het het Craeveld, en hij stierf tussen 1660 en 1670?. Verder had hij erfgenamen, maar in tegenstelling van andere norities bunderboek worden er geen namen van kinderen bij erff. genoemd.
In het bunderboek van Linne worden rond 1660-1670 genoemd: Erfgenamen van Derick van Poll, met 11 percelen naast land van Jacob Engelen, Willem Rijnbom, Gerken van Baerle, Jan Cremers, Lenart van Lierop, Geert Stockmans, Spee dochter, Wijn Stockmans, Geurt van Pol, en lenart van Bragt e.a. Verder zijn er nog 3 percelen akkerlant in Rulaert, Frijgors?, en Craevelt.
Na 1725: Op Hobert wordt Jan van Poll genoemd met percelen naast Peter Franken en Pallant.
Int Oostervelt wordt Jacob van Poll genoemd, en Erff. Jan van Poll met 6 percelen voor 6 gulden en 84 stuivers in Rulant, Frijhout?, en Craevelt. Bij Waerdervelt wordt Derick Timmermans bij Nevelweg genoemd met een perceel bij den Graesweg naast Nelis van Montfort en mevr. Petit.
In de Berger Heyde wordt Gemeentegrond uitgegeven aan dat Weegsken aan: 1. Hendt Leyendeckers den jonge, déne zijde de Hey, d’andere zijde Jan van Poll, ;t hooft het Weegsken. 2. Aan Jan van Poll, d’ene zijde Hendt leyendeckers, d’andere zijde Langenacker, d’ander zijde Jan Janssen pesc, t; hooft het Weegsken. 3. Jan Janssen alias Peters van Tongere, d’ene zijde Jan van Poll, d’ander zijde Antoine Soetermans, , t hooft ‘t Weegsken. 4. Antoine Soetermans, d’ene zijde Jan Janssen, d’ander Jan Slangen, t hooft ‘t Weegsken.
Bij de erff; van Grave wordt bij het dorp in Keeze Kamp een perceel akkerland secundo classe, d’een zijde Dick Tullemans, d’ander Hend; Leyendeckers, ‘t hooft het Schoor genoteerd met als schatter Engel van Florop, waarchijnlijk de zwager van Winand van Poll.
Op Bobert no 25 en 26 wordt geneomd bij grons 2e klasse, Akkeland here van Jan Halemwsn, Hr. Lutter en de Jesuiten verevegen? van de Gemeente d’eene zijde de Lillerwreg ( en Engel Buyser doorgehaald), , d’ander Lambert Roemen doorgehaald, Ger Schreurs ‘t hooft/kopzijde Lem Rutten groot 0/1/0/0, en weder aen Gemeente (werd per jaar verhuurd/gepacht).
Peter en Jacob van Poll pachten grond op ‘t Liller secunda classe, Gebust d’een zijde Joffr. Langenacker, d’ander zijde Jesuiten busken, ‘t hooft de Hey den wegh af groot 0/2/63/7 Schatt 4V4V5.
Jan van Poll in den Yseren Craem 2e classe, Akkerlant, d’ene zijde Poorts, de andere Joff. Langenacker , t’hooft den wegh, groot 0/1/8/7. Schatter Jan Baeten, Schatt, 1V16V10 en 0V18V5. In de tekst staat bijgeschreven: mede Christaiian van Pol, mede Johanna van Pol alhier het 1/2 deel aan schatt 0V10V5, en Lamb: van Pol/Lambert van Pol. Deze kinderen zijn van Joannes van Poll en Margaretha Mols (Zie H6 DTB Linne).
Arent van Poll in den Werdt, wordt met een perceel akkerland genoemd , prima classis, groot 0/0/42/9, Een perceelken Groesen d’een zijde , t’hooft de Koex/Cocks, schatter Joes Frencken, Schatt. 0V14V10. Arent is Arnold of Arnoldus van Pol maar wiens zoon hij is?. Mogelijk komt hij uit Montfort?. (nog nakijken).
In de beschrijving van de hof ingen Lyllaert in 1650 worden enkele percelen grond genoemd grenzend aan land en broek van Gerardus Visschers, mogelijk de naamgever van Visschersgoed.
De informatie bunderboek Linne verkreeg ik op navraag bij Jan Ruiten.
Resultaten onderzoek archieven vrouwenkloosters en stiften aan Rijn en Maas.
In het proefschrift ‘De kloosterpoort als sluitpost’? uit 1994 heeft Dr. E,M.F. Koch in de archieven van de kloosters onderzocht welke keuzen adelijke dames langs Rijn en Maas hadden tussen huwelijk en intrede in een convent tussen 1200 en 1600. Het proefschrift staat op internet bij MM57 Maaslandse Monografien. De gegevens van 1200-1400 zijn schaars en daarna is veel informatie te vinden. Het onderzochte gebied is hoofdzakelijk Gelre: Het Overkwartier, het kwartier van Nijmegen resp. Arnhem en Zutphen komen aan de orde. Het Munster /Maria klooster (resp. het klooster van Susteren en het stift van Thorn) in Roermond en Gravendaal bij Arnhem/Nijmegen komen aan de orde. In de studie staat de keuze van vrouwen (of hun ouderlijke omgeving) centraal tussen huwen en intreden in een convent/klooster of een stift/kanunnikes. Kloosters waren na 1200 bijna altijd gescheiden in mannen en vrouwenkloosters. De rol van de vrouw in de Kerk en kerkdienst was toen ook gereduceerd. Voorheen mochten vrouwen allerlei taken in de Kerk uitoefenen maar dat kon volgens de Kerk/mannen niet meer. Als vrouwen het koor van de kerk betraden, moesten ze nu gesluierd zijn.
Als je huwt, krijg je veelal een erfelijk deel mee of wordt vastgesteld hoe je rechten zijn. Als je intreedt in een klooster moet je een ‘dos’ betalen: een bedrag of een goed bij intrede. De dos behoort het convent toe. Nonnen kunnen na de gelofte formeel niet meer uittreden. Vanaf 1500 werden dos’sen door de Kerk verboden en als elitair gezien maar ‘giften’ bleven welkom. In het klooster heersen kloosterregels van persoonlijk armoede en gebed. Samen eten en slapen op een slaapzaal was verplicht. Mannen en werklui moesten het klooster s’avonds verlaten. De orde was vaak matig gehandhaafd door de abdis en controle van mannen/abten leverde altijd kritiek op omdat de mannelijke kijk op vrouwen mede bepalend was voor de toetsingscriteria. Bij stiften zoals in Thorn krijg je een legaat mee of erfelijk goed, dat eigendom was en bleef van de kanunnikes. Een kanunnikes kreeg een peculium of te wel een prive-inkomen uit legaten of prebende. Een kanunnikes kon uittreden hetgeen af en toe gebeurde. In stiften kwamen vooral hoge adelijke dames terecht, die een beperkte gelofte aflegden en die in losse huizen bij het stift woonden veelal in luxe en met personeel. Kanunnikens waren niet gebonden aan samen eten en slapen in een zaal, hetgeen voor nonnen/monalen voorschrift was. In de kloosters komen we vooral dames tegen uit de ridderlijke families (lagere adel) en uit de regenten en bestuurders milieu’s zoals burgemeester, schepen en jurist, scholtis, rentmeester en drost. Zij behoorden maatschappelijk tot de lagere adel.
In de kloosters worden ook dames van Pol/Poll/Polle uit het hele hertogdom van Gelre gevonden.
Berta van den Poll kloosterling no. 155 in s’Gravendaal, Catharina van den Poll kloosterling 60 in Zennewijen, Francisca Clara van den Poll kloosterling 136 s’Gravendaal. De dames komen uit het kwartier van Nijmegen en Arnhem zoals de Betuwe. De nummers slaan op een nummer in een bijlage bij proefschrift, die op een floppy staat maar die ik niet heb.(?).
In het Munster/Maria klooster in Roermond vinden we:
Agnes van Polle in 1472 met een dos, een geschonken goed : (Hagerhof, Wylrehof)
Mechteld van Polle in 1472 met een dos. Agnes en Mechteeld zijn zussen en dochters van Johan van Polle, schepen uit Venlo.
Anna van Polle in 1472 met een dos. Van haar weten we verder niets. Mogelijk is zij een nicht, dochter van Jacob of Peter van Poll in Venlo?.
Opvallend is Anna Hermanna van Poll/de Poll, die de 25e abdis is van het Munster convent in Roermond vanaf 1649 gedurende 7 jaar. Ze deed haar gelofte onder abdis Suzanne van Pardo/Parlo. Vermoedelijk komt zij uit de familie van Herman van den Polle, drost en jurist in de Betuwe.
7.6 Van de(n) Poll in Gelre of Loon
In de oude leenakten-boeken van Gelre heb ik in 1381 een andere Johan van den Polle gevonden in Buren en een Rutger van den Polle in 1403 en een Arnold van den Polle in 1402. Deze van den Polle’s hadden meerdere leengoederen van de hertog van Gelre.
Mogelijk zijn er van Polle’s met de Hertog van Gelre in het Overkwartier van Gelre beland. Als deze theorie zou kloppen?, dan komen de van Polle’s oorspronkelijk uit de Betuwe resp. uit het Land van Maas en Waal of uit het Land van NijmegenMillingen komen.
In 1565 is er een officiële landdag van Gelre in Nijmegen. De landdag wordt verlamd door interne tegenstellingen zoals het conflict in het Overkwartier tussen ridderschap en steden. Een andere mogelijkheid is onenigheid binnen het Ambt Maas en Waal waar de ridderschap protesteerde tegen het ontslag van de Heer en Ambtman dr. Herman van de Poll. Zie dr. Martinus Hageman proefschrift Nijmegen 2005.
Van deze ambtman van Maas en Waal Herman van de(n) Poll en van zijn zoon ambtman Gysbert van de(n) Poll zijn meer dan honderdvijftig akten terug te vinden op Archieven.nl onder Regesten Gelders Archief: zoeken onder van de Poll en onder van den Poll. Herman van den Pol was gehuwd met Mary van Ysendoorn, die ook in akten voorkomt. Dr. Herman van den Poll was gepromoveerd in Orleans en was jurist en later tevens drost of ambtman.
In Nijmegen vinden we in het archief van de stad op internet Zeger Zegerszoon van den Poll met een eigen familiewapen genummerd AON, 705 ® 220 uit het jaar 1442. Het schild nummer 705 bestaat uit een tweekoppige adelaar, zoals ook in gebruik was als gezamenlijk symbool van de Oosterse orthodoxe en Westerse katholieke kerk.
Bij latere naamgenoten van de Poll wordt vaak een dubbelkoppige zwarte of rode adelaar, soms blauw gesnaveld en gepoot, gebruikt als familiewapen.
In Millingen in Bylant komen we in 1460 Derich van den Poll tegen met Wynalt van den Poll onder gerichtslieden (Schepen) in deze stad. Hun naam wordt in verband gebracht met de Hof ten Poll te Bylant en of met ‘’den Cruyskamp mitt den Poll’’ te Millingen in het gehucht Zeeland aan de Duitse grens, ‘daerop voor desen het huyss Zelant getaen hefft’. Naar A.G van Dalen, pachter Wynolt van den Poll in Heemkundekring de Duffelt, 1975.
In juli 1460 dragen Gheryt van Aerde en zijn vrouw Evert over aan jonker Ludolph, zoon van van den Bergh, hun woonhuis te Aerde aan den dijk. De oorkonde draagt de zegels van de erfpachters Deryck van den Poll en Evert Ryquiins.
In december 1460 oorkondt Goessen van Hoest, richter te Pannerden en Millingen, dat Derick van den Riin en zijn vrouw Heylke erkennen schuldig te zijn aan jonker Wilhelm heer van den Berge, ten Bylant en tot Hedel, een som van 56 oude schilden, bij dood te verhalen op hun hofstede. De zegels van oorkonder en van Bernt van der Warde, gerichtsman, die van Derick en den gerichtsman Winolt van den Poll zijn verloren.
In Pannerden is Aernt die Waell en Wynolt van de Pol actief als gerichtslieden, die in 1465 oorkonden opmaken met ook een zegel van Wynolt van den Poll. In Emmerik komen we Reyner van den Poll tegen als schepen van de stad Embrick/Emmerich, die oorkonden opmaakt in 1483 en 1484. Archief Huis Bergh.
Willem van Hokelum en Rykelt van den Poll, gerichteluiden te Harwen en Airde, oorkonden op vordering van de gravin weduwe van den Berge, enige personen verklaring afleggen over aanwinnen land aan de Talholtswaard.
In 1544 erkent Jan Henrix te Keken 10 goudguldens ontvangen te hebben van den rentmeester in den Beylant uit den hof, waarop Jan van den Poll woont.
In november 1545 erkent Wolff Ryet namens den jonker van den Berch, 25 kronen ontvangen te hebben van Jan van den Poll. Onder Millingen komen we in akten ‘den hoff tho Poll’ tegen in 1559 en ‘de bouwing de Poll’ in het kerspel Millingen. Archief Huis Bergh.
Uit een regest Sterkrade akten 30a uit het archief van Düsseldorf/Wetzlar weten we via RHAL Maastricht dat pachter Jan op den Poll in 1696-1697 boerde op de Pollmanshof zu Hamborn. Hamborn was een gemeente die in 1929 onderdeel werd van de Stadt Duisburg, als gevolg van explosie in bewoners van het industriegebied Duisburg. Hamborn viel als gemeente onder de graven van der Marck en van den Berg, de buren van Gelre.
In de kroniek Historisch Genootschap Utrecht uit het jaar 1875 blz. 364-406 lezen we dat in 1468 Montfort wordt genoemd in de oude Gelderse riddercedule ( ridders, heren en knechten) maar zonder van Pol’s maar dat van de Polle’s worden genoemd in Droemel 5x, Dodeweerde 1x, Wamel 1x, allemaal in het Land van Maas en Waal van de Hertog van Gelre.
Een familie van de Poll, is afkomstig uit Montfoort Utrecht en wordt ook Uten Pollen genoemd in oude akten van de twaalfde en dertiende eeuw. De familie heeft banden met de burggraven van Montfoort en met de machtige familie Van Woerden. Gijsbrecht Janszn van de Poll verhuist naar Amsterdam. De familie ontwikkelt zich hier tussen 1595 en 1748 tot een regentenfamilie van de stad Amsterdam. Jan van de Poll was bestuurder van de stad. De zoon van de machtige Jan van de Poll, Harman Hendrik van de Poll werd door Stadhouder Willem IV uit de vroedschap gezet. Tegen het einde van de van de achttiende eeuw heeft de familie haar oude status weer herwonnen. Ook na het einde van het Ancien Regime bleef de familie een vooraanstaande positie innemen. Jan Wolters van de Poll was burgemeester van Amsterdam van 1808 tot 1810 en zijn neef Fredrik van de Poll bekleedde dit ambt van 1829 tot 1836. In 1840 werd Fredrik gouverneur van de provincie Utrecht en de familie verspreidde zich over Nederland en daarbuiten. Freriks oudste zoon Jhr. Frerik Harman van de Poll vestigde zich in 1860 definitief in Zeist op het buitenhuis ‘Beek en Royen’.
De natuurkundige Dr. Balthasar van der Poll geboren in Utrecht, een bekend natuurkundig en wiskundig denker op het gebied van de voortplanting van radiogolven en elektrische schakelingen, hoort bij de grote tak van der Pols in Midden en West Nederland. In Leidschendam leerde ik Elly van der Poll docent Engels kennen. Op een studiedag in Noordwijkerhout trof ik bij de receptie van het hotel een juffrouw van der Poll die mij vroeg of ik familie was. Ik dacht van niet en zij vertelde dat in haar tak van der Poll’s kinderen soms een rudimentair zesde vingertje aan de hand heeft.
Tot slot het volgende. Het Meertens instituut geeft op internet aan dat in 2007 in Nederland 502 van Pol’s wonen en 102 Van pol’s. De meeste van Pol’s wonen in Limburg en een plukje woont in de regio Amsterdam. De tak met schrijfwijze van Poll heeft 144 leden met een groot deel in Limburg en een aantal rond Amsterdam. Nakomelingen van Nicolaas van Pol en Cristina Knaep wonen in Koersel in Belgisch Limburg. Als wezen bleven 2 kinderen Nicolaas en Jacob Vanpol achter die in de buurt blijven wonen zoals in HeusdenZolder en Beringen: een vijftigtal nakomelingen Vanpol. Van zoon Jacob ontbreekt nadere informatie. Zoon Nicolaas van Nicolaas van Pol huwt in Heusden Maria Anna Moons op 10-01-1787. Zij krijgen 5 kinderen: Anna Margartha 1789, Joannes Michael 1790, Jacob 1795 en Cristian 1797, allen in Koersel. Vader Nicolaas van Pol, geboren op 10-02-1710 ging vanuit Montfort, als vijfde kind van Cristianus van Pol, boer en kerkmeester, en Catharina Severijns naar het Land van Loon in Koersel. De ouders van Cristianus van Pol zijn Aegidius van Pol en Catharina Mans in Montfort, die boeren op de Voorhof. Aegidius van Pol is en broer van mijn stamvader Joannes van Pol gehuwd met Margaretha Maxis. (Informatie over Vanpol in regio HeusdenKoersel etc. van Peter Wijnands).
De tak van de Pol heeft 5714 leden en Van de pol minder dan 5. De tak van den Pol kent 302 leden en van der Pol 4080 leden. De van de Pol en van der Pol’s wonen hoofdzakelijk in de regio’s Rotterdam, Amsterdam, Utrecht/Gelderland onder andere op de Veluwe en in het Land van Maas en Waal/Rijk van Nijmegen l en Midden Zuid en Noord Noord Brabant. In Ridderkerk zijn van der Pols glastuinder. De van der Pol in Rotterdam waren regenten en graanhandelaren. De van der/den Pol in Amsterdam waren regenten, juristen en burgemeesters. De van der Pol's uit Heusden en Altena kennen we als kassenbouwers.
Kölln, Keulen
Als je van Polle in Duitsland zoekt kom je terecht bij de ruïne van de burcht Polle in het Kurort Polle aan de rivier de Wezer. In Duitsland wonen momenteel 3 van Pol’s en in België 29 in de buurt van de grens bij Hamont/Weert. Omdat er al lang van Pol/Poll's wonen in Weert en Thorn, zullen en familieverbanden over de grens zijn.
dr. Frans van Poll uit Venlo/Roermond studeerde in Kölnn en hij woonde waarschijnlijk in het Roermondse/Venlosche studiekapittel, dat in de stad was gevestigd op basis van legaten en studiebeurzen uit de thuisstad Roermond. Frans van Poll promoveerde ook in Kölln en hij was aldaar als magister afgestudeerd.
Onder internet portal Westfalische Geschichte vinden we in regesten enkele van Poll’s in Kölln Deutz/Duytze, die veelal ook een link hebben met de hof Poll of met Land in Poll.
Op 18 febr 1493: Vor den schoffen Arnde van Bruck und Tiell van Oesthem verkaufen Clais van Poll und seine ehefrau Druyda, dem Arndt van Wissenberg, die Hälfte ihrer Güter zu Poll, die 60 Morgen umfassen. Die Schwägerin der Verkaufer bezieht daraus eine Leibzuchttsrente.
Op 18 febr 1493 Vor dens. verkauft Johan Clebiger, seine Ehefrau Tuyngin? ( is Katharina ) van Poll, Johann von Meron ?, ihr Sohn, Johannes Ziehsohn? mit Zustimmung von Tringes Mutter Bela auf aller ihrere Erbschaft in Poll eine Rente von 5 Rh Gulden an den Kölnner Burger Johann Liblaw. Op 22 maart 1493 wordt vastgelegd: Jungfer Tryn van Poll hat 14 Gulden von dem Land erhalten.
Op 2 juni 1494 verkoopt de Kölnner Bürger Arnt van Wissenberg Land zu Poll aan Johann Liblaw vor den schöffen Arnt von Bruck und Johann Roricks. Op 16 juni 1494 verpachtet der Kollner Bürger Johann Liblaw dem Johann Cleberg, seine Ehefrau Tryne van Poll und ihrme Sohn Johann von Merne?, auf 6 Jahre die 60 Morgen Land in Poll, vor den Schöffen Arnt von Bruck und Johann Roricks.
7.7 De Pest en de gevolgen
De Pest bereikt Europa vanuit Italie en rukt op tot Nederland en Engeland. Beroemd zijn de verhalen over de paniek die de Pest veroorzaakt in bijvoorbeeld Florence en in Winchester. De pest kwam met schepen met ratten en en soldaten mee. De hele orde van Kerk en Staat dreigt op instorten te staan. In een aantal steden is de aankondiging van de Pest aanleiding tot paniek met doom gedachten met bandeloosheid, orgien bij de burgers. Als de Kerk de Joden aanwees als veroorzakers, omdat zij bedorven vlees in de water putten zouden gooien weliswaar nergens op gebaseerd, volgde soms een pogrom waarbij alle Joden werden vermoord zoals we in het HRR elders zien. Na de Pest is het gezag van de Kerk fors aangetast. Met name de Kerk heeft grote fouten gemaakt. De hogere geestelijkheid vluchtte weg en was niet voor de zieke burgers beschikbaar behalve de plaatselijke pastoors, kapelaans, paters en nonnen. Het verzorgen van de zieke patienten en het begraven van de doden, was problematisch en gevaarlijk. Men wist niet waar het vandaan kwam en hoe het smet. Kruidenmaskers werkten niet. Doden moesten zo snel mogelijk de stad/het dorp uit het leifst op aparte pestbegraafplaatsen.
De pest wordt in Gelre genoemd in 1344-1351 en daarna in Roermond 1567, 1568, 1574, 1577, 1605 en 1615. Het overlijdensregister In Montfort van 1634 vermeldt al een tiental sterfgevallen met de naam van Pol. Het massaal sterven aan de pest in Montfort moet dan nog komen. De pest in Montfort heerste van 1634 t/m 1637 en de kerkelijke administratie van dopen, trouwen en overlijden ontbreekt deels omdat de pastoor ook bezwijkt in 1634. Administratief is de periode 1635-1637 een probleem omdat blijkbaar in het dorp niemand de administratie bijhoudt en de draad wordt pas opgepakt in 1637. We weten dat de bevolking ongeveer halveerde door de pest We kunnen niet precies achterhalen hoeveel van Pol’s en hoeveel kinderen van Pol sterven. Ook huwelijken en dopen ontbreken. We vinden wel de notitie: de kinderen van Wilhelm van Pol sterven. Het zijn zwarte jaren voor het Land van Montfort
Het is mij opgevallen hoeveel kinderen in het land van Montfort sterven voor zij volwassen zijn. Dit gebeurt ook bij de familie van Pol en een aantal takken van Pol is uitgestorven in de mannelijke lijn. Ik schrijf de vele sterfgevallen mede toe aan de armoede in het Land van Montfort. De pest keert nog terug naar Montfort in de jaren zestig en tachtig. De gevolgen zijn dan minder dramatisch.
Tekst van internet over de Pest De pest is een ziekte die van de 14e tot en met de 19e eeuw in Europa veelvuldig, bij vlagen epidemisch en zelfs pandemisch, voorkwam en enorme aantallen slachtoffers maakte. De belangrijkste vormen van de pest zijn builenpest en longpest. Men schat dat door de Zwarte Dood van 1347-1351 een derde deel van alle Europeanen, destijds enkele tientallen miljoenen, het leven liet.
Met pest wordt tegenwoordig een infectieziekte bedoeld, veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis. De verwekker, de bacterie Yersinia pestis, wordt overgebracht door vlooien van ratten op mensen: een vlo die eerst besmet bloed opzuigt, en daarna een mens bijt, brengt daarmee de bacterie over. De bacterie vermenigvuldigt zich in de vlo en blokkeert hiermee het spijsverteringskanaal. Wanneer de vlo een mens of rat bijt kan het bloed niet verder dan de maag waarna de vlo het bloed -nu besmet met de bacterie- terug raakt in de bloedvaten van het gebeten dier. De vlo zal uiteindelijk verhongeren.
Na de verdringing van de zwarte rat door de bruine rat kwam er in West-Europa rond 1670 een einde aan deze ziekte. In andere delen van de wereld komt de pest nog wel voor. In India is rond de millenniumwisseling (2000) nog een kleinschalige epidemie geconstateerd. De ziekte is - bij tijdige diagnose - met antibiotica tegenwoordig wel goed te behandelen.
7.8 Plundering en oorlogen
De armoede en de kindersterfte teisteren tussen 1500 en 1700 het Land van Montfort.
De ellende begon met een strijd tussen de keizer van het Heilige Roomsche Rijk Maximiliiaan, die de hertog van Gelre buiten spel probeerde te zetten, na jaren van problemen met erfopvolging vanuit Lotharingen en problematisch beheer van het hertogdom.
We geven hier enkele regesten weer van Loe Giesen.
3029. 1505 april 4.
Maximiliaan, Duits keizer, beleent zijn zoon Philips (de Schone),koning van Castilië, met Gelre en Zutphen.
Philips valt het Land van Kessel binnen en verovert daarna Montfort, Straelen en Wachtendonk. Daarna probeert Philips de neder kwartieren van Gelre te veroveren. In 1506 vallen Franse troepen Roermond en Venlo binnen om de hertog bij te staan. Als Philips overlijdt in september 1506, claimt de latere Keizer Karel V als hertog van Bourgondie opnieuw Gelre. De climax zal in 1543 te Venlo zijn beslag krijgen als keizer Karel V, de zittende hertog Willem van Gelre onderwerpt en zelf hertog van Gelre wordt.
Het Land van Montfort verarmt ernstig mede als gevolg van aanhoudende oorlogen met plunderingen in de regio die een bestuurlijke lappendeken is. Elke keer als een betrokken partij oorlog begint wordt het Overkwartier onder de voet gelopen en geplunderd of schatting opgelegd.
2901. 1498 (najaar) midden november (of 1497 ?)
Veldtocht van Maximiliaan, roomskoning, en Willem, hertog van Gulik, tegen de hertog van Gelre in het Overkwartier; veroveren het door de bewoners verlaten Echt, belegeren Straelen, dat zich bij verdrag overgeeft. Maximiliaan verovert ook Montfort.
Chronijk p 91; Harsin p 319 noot 22.
Vergelijk 1497 december (regest nr. 2884)
3021. 1505 vóór .januari 28. Uit angst voor verwoesting van Echt door die van Roermond geeft Robrecht van der Marck van Arenberg slot en ambt Montfort over aan Philips de Schone, hertog van Bourgondië, die hem zal betalen al hetgeen Gelre nog aan Robrecht schuldig is en waarvoor Robrecht slot en ambt Montfort met alle inkomsten daaruit in pand heeft van Gelre. Chronijk p 124 – 128.
Robrecht van der Marck was volgens Munnichs, een roofzuchtig persoon, die bij tekort aan inkomsten voor roverij de Maas overstak. Robrecht had tegen betaling het beheer van Ambt Montfort overgenomen van de hertog en hij gedroeg zich als absoluut heerser, volgens Munnichs.
3022. 1505 .januari 28.
De Staten van het Overkwartier van Gelre vragen de hertog van Gelre hulp tegen de vijand, die reeds slot en vlek Montfort en het Huis te Bycht ingenomen heeft. Venlo inv. nr. 1205.
Huis ‘te Byght’ was het vrijstaande woonhuis van kalksteen of mergel blokken bij de boerderij van het kasteel met daaromheen een boomgaart met moestuinen en een bakhuis. Bij geboorte of sterven schreef de pastoor geboren /gestorven opden outbyght. De van Poll’s die woonden op deze boerderij, werden aangeduid met de alias Bongerts, dat is afgeleid van de vrouw Elisabeth Bongerts van Willem van Pol, of dat is afgeleid van ‘de boerderij met den Bongert’/Bongaertshof.
Na de zich herhalende oorlogen oorlogen voor 1500 was de kasteelboerderij flink beschadigd, reden om na 1600 een nieuwe boerderij de Voorhof te bouwen, die weer later een gesloten Limburgese hoeve werd. Zowel de Voorhof als de S’Gravenhof/Schrevenhof behoorden als boerderij direct bij het kasteel van Montfort. Schrevenhof is de oudste kasteelboerderij van de burcht Montfort. De Voorhof is waarschijnlijk rond 1343 gebouwd bij de grote verbouwing van het kasteel.
3124. eind 1509.
Voorstellen tot beslechting van de strijd en geschillen tussen Bourgondië en Gelre.
Een der punten: Karel van Gelre krijgt slot en ambt Montfort terug, indien hij de pandsom van 8.000 keurvorstelijke goudguldens betaalt. Struick p 166-170. Er wordt weer geinvesteerd in de verbouwing van het kastseel Montfort maar dat zet nog geen zoden aan de dijk.
.
3434. 1535 april 3.
Karel, hertog van Gelre, stelt 1.500 goudguldens ter beschikking van zijn maarschalk Marten van Rossum om de burcht Montfort te versterken en een nieuwe “vleck” te Nieuwstad te maken. Nijhoff VI - 1789.
3602. 1550 maart 28.
Gregorius van Dieve, rekenmeester van Brabant, rapporteert de landvoogdes Maria (van Hongarije) de bouwkundige toestand van het uitgebrande slot en Huis te Montfort.
Jan van Witenhorst, drost van Montfort, laat het slot in 1557-1560 repareren voor £1.763,19 schellingen, 9 denarii. Maasgouw 1918 p 26-28.
Frankrijk en het Roomsch Duitse Rijk probeerden het middengebied van Gelre tot en met Elzas Lotharingen ten koste van alles te bemachtigen. Elkeuropees conflict werd aangegrepen om oorlog te voeren met name in dit middengebied. Veelal was Gelre het strijdtoneel. Ook tijdens de oorlog moet er gegeten worden ook in Roermond.
1472. 1568 na augustus 21.
Na opgave van de namen der wit- en bruinbroodbakkers in Roermond verklaren de bakkers dat zij met 32 personen zijn en 30 ovens bezitten; 20 van hen zijn bakkers van witbrood,12 van bruinbrood. De 20 witbroodbakkers kunnen 30 malder per dag bakken (18½ malder is één Amsterdamse last), de bruinbroodbakkers 30 malder roggebrood. Zij verklaren niet meer dan 40 malder graan in voorraad te hebben doch bereid te zijn brood aan het leger te leveren tegen betaling.De brouwers hebben verklaard dat zij per week 500 tonnen bier kunnen brouwen waarvan 200 tonnen per week nodig zijn voor de burgerij. Niemand van de brouwers heeft meer dan één kar. Minuut, inv. nr. 969.
Th. van Rensch beschrijft in Roersteek 1978 de inventaris van de schepenbank van Montfort, althans wat er van over is gebleven. Volgens bijlage 1 zijn er procesdossiers van 1610 van aanklager Hendrick in den Berck tegen Weinken van Poll, onderwerp onbekend, en van 1611, aanklager Wyncken van den Poll tegen Jacob Raetsen over onroerend goed. Jacobus Raetsen was gehuwd met Maria van Poll, een zus of familielid van Wyncken van Poll. In 1611 voert de klager Peter van Poll een proces tegen Gerard Spee over de eigendom van een perceel land. Tussen 1654 en 1715 , datum onbekend, voert An Spronck echtgenote van Jelis Mans, een proces over beslaglegging tegen Mercken Mans, waarin Willem van Poll namens Mercken Mans optreedt. We kennen een Willem van Poll die op 10-02-1620 huwt met Maria Mans, en die sterft op 14-02-1683, en dezelfde Willem van Poll, die op 31-10-1651 nogmaals huwt met Mechtildis Wolters. Waarschijnlijk is Mercken Mans de eerste echtgenote van Willem van Poll. Willem is een zoon van Winandus/Wyncken van Poll en Petronella Cuijpers, en dus ook een broer van onze stamvader Joannes van Poll, die Margarita Maxis huwt.
Een proces zonder datum is van aanklager Peter Vercoulen tegen aangeklaagde NN over onbekend onderwerp van geschil. Op 26-05-1650 huwde Peter Vercoulen met Joanna/Anna van Poll, dochter van Peter van Poll en Magtildis Joachims. Joanna /Anna van Poll huwde later nog met Anthonius van Montfort op 06-06-1669.
Einde Th van Rensch Schepenbank Montfort , Roerstreek 1978.
Fedor Coenen heeft als kenner van de Schepenbank van Montfort, iets over de latere periode beschreven in zijn notitie over de van Pol’s waar we uit putten.
Uit het schaderapport over plunderingen door het leger van de hertog van Lotharingen tussen 21 en 26 juni 1675 (Hollands-Franse oorlog) blijkt dat er schade in aangericht bij :
- Dirick van Pol vrughte en plunderinge van de kercke ende sijn bijen. Het is niet duidelijk welke Dirick/Thoedorus van Pol dit is ( Clein Ouwen of IngenLyllaer?)
- Willem van Pol, verdorven twee morghen vrucht en plunderingh van de kercke. Willem van Poll kan Willem van Poll gehuwd met Mechtildis Wolters zijn, de oudere Willem, of Willem van Poll de jongere, die op 24-05-1673 huwde met Sophia Spandrebouk/Spanderbrock.
- Jan van Pol, schade vrughte, kerkplunderinghe, schade aan huis en schuur en schade aan sijn karren ende ploege en sijs. Jan van Pol is Joannes Winandus van Pol die huwde met Maria Mans op 07-02-1671, onze stamvader van Pol of zijn vader Joannes van Pol, die huwde met Margaritha Maxus op 17-02-1632, broer van Willem van Poll.
- Wyn van Pol twee morgen vrughte en plunderingh kerck ende aen sijn bijen. Winandus van Poll huwde op 09-06-1675 met Helena op den Graeff. Het is nog onbekend waar Wyn van Pol boerde.
- Giel van Pol vijf morgen vrughte en ook schade aan sijn mooder den het huys vijf morgen vrughte ende aen haer huys. De totale schade bedraagt meer dan 160 rixdaeler. Giel van Pol is vermoedelijk Aegidius van Pol die 04-02-1671 huwde met Catharina Mans, en hij is een zoon van Joannes van Pol en Margartha Maxus, onze stamvader. Giel en Tryneken boeren op de Voorhof.
In 1685 vermeldt de rekening van werkzaamheden aan het kasteel dat den rendant de somma van twee rixdaelers betaalt voor het nieuw maeken van eenen backoven op den Voorhof. De pachters zijn Aegidius van Pol en Catharina Mans: Giel van Pol en Tryneken Mans. Tevens betaalt den rendant aan Tryneken Mans als halferse van de Voorhof, voor metselwerk aan de boerderij en nieuwe staldeuren en ramen.
In 1691 is er weer schade van inkwartiering van troepen ( Negenjarige oorlog Republiek en Frankrijk).
- Dierick (Theodorus) van Pol declareert de onderbrenging van een tiental soldaten en een vrouw en grote jongen.Theodorus van Pol huwde in 1655 met Catharina NN was een zoon van Henricus Wilhelmi van Poll en Anna Vogels. Het echtpaar kreeg 8 kinderen: Anna, Jacobus, Henricus, Petrus, Joannes, Leonardus en Elisabeth en Cristianus. Mogelijk boerden zij op de Voorhof?
- Wynand van Pol declareert o.a. de onderbrenging van een officier en twee manspersonen. Deze Wynand van Pol is getrouwd met Helena op den Graef in 1675. Hij is een zoon van Joannes van Pol en Margaretha Mans/Maxus en hij is een broer van Aegidius van Pol. Hun kinderen zijn: Margarita sterft 5 jaar oud, Cristianus, Margarita2, Petrus sterft 12 jaar oud. De boerderij is nog onbekend.
- Wylm van Pol, die schepen is in 1732, 1737 en 1738, is pachter op den Voorhof en hij is gehuwd met Maria/Catharina Soetermans. Hij is een zoon van Aegidius van Pol en Catharina Mans, pachters op den Voorhof. Hij is een neef van Petrus van Pol, de zoon van Joannes Winandus van Pol en Maria Mans. De kinderen van Wilhem van Pol en Maria Soetermans zijn: Isabella, Catharina, Matthias die sterft, Cristianus, Petronella, Petronella2, Mathias2 die sterft, en Cristianus Joannes (in Berg).
We verwijzen voor bronnen naar het Hof van Gelre en naar de tekst over het Land van Montfort, die is ontvangen van Fedor Coenen.
In de inventarislijst van het archief van het Hof van Gelre te Venlo 1717-1795, die ik aantrof in RAL Maastricht, is er een akte no. 322 die Willem van Pol resp., schepenbank Sint Odiliënberg en Landscholtis Montfort betreft aangaande panding in het jaar 1720 en verder de akte 322, die handelt over Willem van Ophoven en Willem van Pol m.b.t. overschrijding ambtsbevoegdheid als schepenen van Montfort, waarover later nog een proces met een juridisch steekspel volgt via het Hof van Gelre in Roermond. De schepenen worden meegesleept in dit juridisch wespennest.
Er zijn van Willem van Poll ook akten 288, 389, 454 en 910. Er zijn akten van Paulus van Poll vordering wegens diensten no. 466 en een akte 388 en van Giel van Pol, momboir, Jan Severijns aangaande wegvoeren onderpand (koe) genummerd 735.
Als de hoeveelheid akkerland onvoldoende is voor een gezinsinkomen, wordt in de gezinslijsten gesproken van dagheurder/dagloner of in de Franse tijd journalier.
Bepaalde takken van de familie combineren het agrarisch bedrijf na de Franse tijd met activiteiten in de bouw in beroepen zoals metselaar en stukadoor of zij zijn jager of bosplanter. Deze activiteiten leiden tot het benoemen van deze takken van de familie met een aparte bijnaam zoals de tak van Graatje “t Wit en van Piér de Metselaer, Dorus het Jaegerke, Toon den Ingel metselaar, en Willem de Koets, bosplanter resp. boer en organisator drijfjachten.
Intermezzo Onrust in de stad en op het platteland bij het einde van de Middeleeuwen 1200-1500
De katholieke Kerk kende een periode van chaos en van uitwassen op het gebied van de leer en verwaarlozing van het beheer van de parochies. Dit had geleid tot een aantal initiatieven van geloofszuivering en grotere betrokkenheid van protesterende gelovigen en tot pogingen om ingeslopen verloedering en machtsmisbruik van de Kerk tegen te gaan. De Kerk speelde in die tijd een dubbelrol enerzijds als Kerk die het geloof predikt en anderzijds als wereldlijke overheid de Kerk die mede wetten stelt en belastingen oplegt, zelfs horigen heeft. Berucht zijn de kerkelijke cijnzen en de erfbelastingen bij overlijden, huwelijk en vertrek van de horige. In die tijd werden burgers in delen van Europa afhankelijk van hun geboorte nog als lijfeigenen/horigen of half horigen of vrije burgers behandeld. Daar waar de kerk ook wereldlijk bevoegd gezag was, zoals bij kloosters, stiften en wereldlijke bisschoppen, oefende de Kerk een schrikbewind.
De positie van de pastoor van Montfort maakt een en ander concreet. Magister Bado van Grave had gestudeerd aan de Universiteit van Kölln en was secretaris van Roermond, resp. notaris in Roermond en hij was juridisch adviseur van de hertog van Gelre. Hij woonde in zijn huis in de stad Roermond. Als pastoor van Montfort kwam hij af en toe naar Montfort maar hij liet de kerkelijke diensten veelal over aan leerlingen kapelaan maar hij incasseerde wel het salaris. De burgers klaagden over slechte kerkelijke diensten en verwaarlozing van het kerkgebouw. De kapelaans vertrokken als ze de mis konden opdragen omdat ze elders meer konden verdienen. Overal verdeelden geestelijken de baantjes en inkomsten. Het geloof kwam op de tweede of derde plaats. Er is ook een rechtszaak bekend van Wyn van Pol tegen de pastoor van Linne vanwege verwaarlozing van de parochie en de religieuze diensten. De parochianen protesteren voor de mis op het kerkplein onder aanvoering van Wyn van Pol. Om zijn argumenten kracht bij te zetten had Wyn alvast een gaffel meegebracht. Gedurende de mis komt het tot een uitbarsting tussen de pastoor en Wyn van Pol. (Wim Bongers).
De mondige burgers begrepen dat Keizer Karel de Vijfde namens de Staat als overheid, rechten en plichten in het Keizerrijk wettelijk vastlegde op de rijksdagen in Worms en Speyer. Dat moest dan maar. Burgers ontzegden de Kerk de wereldlijke rol, die aan de keizer was. De horigen, boeren en burgers kwamen in opstand. Bij een aantal kloosters en bisdommen was de situatie het meest nijpend en de horige burgers kregen zware belastingen opgelegd die voor een deel willekeurig waren. De horigen hadden geen rechten maar wel plichten. Het hoogtepunt van Der Bauernkrieg kwam tot uitbarsting in 1525. Daar gingen de oorlogen over namelijk de scheiding van Kerk en Staat en de heffing eerlijke belastingen door de Heer/Staat.
Zie der Bauernkrieg, die Revolution des Gemeinen Mannes van prof. Peter Blickle van 2002, en het Wikipedia artikel Zwölf Artikel over burgerrechten opgesteld door Bauerngroepen/haufen in Memmingen, onder andere gebaseerd op prediking van Thomas Münzer, de revolutionaire theoloog die zich ontpopte tot een van de leiders van de Bauernkrieg.
De periode van de ‘’Bauernkriege’, met heftig verzet van boeren en burgers tegen voornamelijk de Kerk, vond plaats tussen 1580 en 1635. Einde intermezzo.
Als de Katholieke Kerk zich wilde profileren als geloofgemeenschap en intern orde op zaken wilde stellen, moest ze ook kunnen aangeven namens hoeveel gelovigen de Kerk sprak. Omdat de katholieke Kerk de enige officiele Kerk was, en veel macht bezat, verdedigde zij zich niet met argumenten maar sloeg terug met macht: de inquisitie. Deze toestand leidde tot nog meer misstanden en smerige processen. Pas laat werd ingezien dat de protesten inhoudelijk hout snijden en de aanleiding vormen voor het Concilie van Trente over wantoestanden in de Kerk. Vandaar de behoefte aan een gedegen administratie om te laten zien wie lid is ven de katholieke Kerk.
Rond 1610 tijd is er een nieuwe pastoor gekomen in de parochie Montfort, die al bestaat vanaf 1344. De nieuwe pastoor voerde de taken uit conform de voorschriften van het Concilie van Trente uit de vorige eeuw en hij voerde dus als pastoor de administratie van de parochianen. De genoemde administratie van de parochie Montfort start rond 1610 of 1620. E zijn veel verschrijvingen. Mogelijk was de pastoor nog in de leerfase van administreren.
Voor 1344 behoorden de inwoners van Montfort tot de parochie Linne vanaf het jaar 1010 en het oostelijk deel van het dorp tot het stift van Sint Odiliënberg vanaf het jaar 858. Vóór 1610 was er voor zover bekend geen parochieadministratie. Eigen aantekeningen van de pastoor gingen vaak verloren na de dood van de pastoor omdat ze als prive werden gezien.
De pastoor verkreeg een parochie en besteedde het werk deels uit aan leerlingen/kapelaans etc. De pastoor woonde soms niet eens tussen de parochianen. Het is mij niet bekend of de pastoors in die tijd moesten rapporteren aan de bisschop. Ongetwijfeld zal er iets van een administratie van de parochie en van de pastoor zijn geweest maar dat was des pastoors.
Een redelijk complete lijst van pastoors is voorhanden vanaf 1492. Nadere informatie bieden de jaarboeken van de heemkundevereniging Roerstreek en het jubileumboekje parochie Montfort 600 jaar.
Het archief van de parochie Montfort biedt mogelijkheden tot verder familieonderzoek omdat het archief behoorlijk compleet is. Of de eerste parochieadministratie is verloren gegaan of de oude pastoor heeft wel erg lang de nieuwe voorschriften van de kerk op de proef gesteld hetgeen niet ongewoon was. Een pastoris modernis zou vanaf 1580 gaan administreren maar Montfort had vooral oude (parttime) pastoors met af en toe een leerling kapelaan.
Na een slepend Concilie van Trente van 1545 tot 1563 met onderbrekingen, was in 1563 door de Katholieke Kerk vastgelegd dat de pastoors administratie moesten voeren. De uitvoering werd echter vertraagd en tegengewerkt door en aantal zittende pastoors.
In de beginjaren van de kerkelijke administratie schrijft de pastoor bij de geboorte van een kind nog geen naam van het kind op in het doopboek en bij de naam van de echtgenote schrijft de pastoor de voornaam van de vrouw en dan getrouwd met .....(conq). Hij laat dan de familienaam van de echtgenote nog weg (NN). Dit probleem komt maar enkele jaren voor maar maakt het verder terugzoeken erg moeilijk behalve als er enkele jaren later nog kinderen worden geboren waarbij de informatie over de ouders wel compleet is opgeschreven in de kerkelijke administratie.
Om te laten zien hoe men in die tijd omgaat met predikers van een protestgroep/ de protestanten en hoe dubbel men omging met joden en hun handel, volgen twee regesten:
3548. 1545 januari 16 - oktober 9.
Het Hof van Gelre vraagt de stad Roermond of er Joden in de stad wonen en zo ja of de stad daarvoor verlof heeft; zo neen dan dienen ze terstond te vertrekken. Het Hof vraagt naar hun namen en op 28 maart verklaart de stad, dat het oude mensen zijn, wonende in twee huizen: een is genaamd Abraham Cleberg en de andere Moyses van den Bruell. Maasgouw 1937 p 67. Hoofdger. 311 fol 89 vo 3081 1556 mei 29-juli 13
De bisschop van Luik vestigt de aandacht van het Hof van Gelre op de zeer verdachte preken van Peter Stommel, gardiaan van het Minderbroederklooster te Roermond, op dinsdag na Pasen in het klooster Mariagarde.
Hij verzoekt diens aanhouding. De magistraat van Roermond zag niets verdachts in de preek bij brief van 13 juli., Publ XLI p 331-333.
De inquisite werpt haar schaduw al vooruit en de overheid laat zich voor het karretje spannen.
3618. 1550.
Johan van Wytenhorst, drost van Montfort, neemt twee personen gevangen, die attesteren over ketterse predikingen 5 & 7 jaar geleden o.a. in Vissersweerd door o.a. Menno Simons, Gielis van Aicken, predikanten van Mennoniten of Doopsgezinden. Publications XLI p 311-313.
Tussen 21 juli en 3 augustus in 1551 is Dr. Sonnius, inquisiteur namens het Hof van Gelre vanuit Roermond, actief. Aanvankelijk was de sfeer rond nieuwe inzichten in het geloof mild en werd er gedoogd. Na lang touwtrekken vaardigt Karel de Vijfde voor de Duitsche landen een maatregel uit ,Katholieken en Protestanten onder een dak, en nadien bestaan ze na weigering van de paus,naast elkaar, en een maatregel dat in zijn Koninkrijk der Nederlanden alleen het katholieke geloof wordt toegestaan. Lange tijd waren Karel de Vijfde en Willem van Oranje, voorstnaders van het gedogen van beide geloven, liefst onder een vernieuwde Kerk.
De inquisiteur gelast arrestatie en verhoor van Thijs van Lin, een gezien burger en brouwer van de stad Roermond met een vrijzinnig en vrijgevig karakter. Thijs van Lin is veroordeeld als afvallige katholiek en hij is actief als protestantse wederdoper. Thijs van Lin wordt na een proces ter dood gebracht door de brandstapel op de Roermondse markt. Nadat Thijs van Lin is ter dood gebracht, komt de bevolking van Roermond zowat in opstand omdat niemand begrijpt dat een man die voor iedereen klaarstond en de christelijke idealen in praktijk bracht, toch om zijn geloof kon worden berecht. Er heerst een grimmige sfeer.
Ook de kapelaan van Montfort moet zich verantwoorden en de inquisiteur gelast huiszoeking en inbeslaglegging van alle boeken.
Regest 2199 uit 1551 met aanvulling Canon van Limburg internet.
1930. 1545
De drost van Montfort laat na advies van het Hof van Gelre Jut Kupers als heks verbranden.
326 Bijdragen & Mededelingen Gelre CXXX (1989) p. 29 ; In het jaar 1551, regest Roermond 30 augustus: In het volgende zien we een wereldlijk optreden tegen godsdienstige verdachten in de eerste sporen van de Reformatie. Op 2 augustus werden de onderzoekingen door inquisiteur Sonnius en het Hof afgesloten. Twee Hoofdstuk 1-4 Kroniek 16de eeuw De familie Van Crugten .30 maanden later verzochten de gevluchtte Meuss Beckers en zijn vrouw toestemming om naar Roermond "ind armoit" te mogen terugkeren. Zij waren tijdens de onderzoekingen uit de stad vertrokken uit angst voor verhoren, daar zij contact hadden gehad met de geëxecuteerde Thijs van Lin. Bijgaande voegden zij een verklaring van de pastoor, dat zij "myt geyner wederdoup aider sunst oncristlichen secten aider handelongh" te doen hadden gehad. De verantwoording van Meuss en Eutgen werd geaccepteerd en beiden mochten naar Roermond terugkeren. Johan van Cruchten, de schout, moest evenwel toezien op hun correcte levensloop. De schout van Roermond had reeds tijdens de onderzoekingen opdracht gegeven de goederen van brouwer Thijs van Lin te inventariseren en te confisceren, maar in december had het Hof te Arnhem nog steeds geen bericht ontvangen over de omvang van diens bezit. Johan van Cruchten echter, kon de goederen niet onteigenen, omdat in het Overkwartier volgens oud recht de gemeenschappelijke goederen automatisch overgingen op de langstlevende. Toen de schout beslag wilde leggen op de goederen, had de weduwe dan ook de zaak aanhangig gemaakt. Omdat Thijs tweemaal gehuwd was geweest moest bovendien eerst worden uitgezocht wat geconfisceerd kon worden indien aan het oude gebruik voorbij werd gegaan.
Voor de rechter had de weduwe van Thijs in felle bewoordingen en totaal overstuur haar armoede betoond. Haar vrienden hadden daarna besloten 220 gulden Brabants te betalen, om zo de confiscatie af te kopen. Met het oog op de nog te verwachten rechtszittingen stemde het Hof in met deze schikking. Uiteindelijk ontving de rentmeester van het ambt Montfort slechts 220 gulden Brabants, omdat niet meer bijeengebracht kon worden.
7.9 De staat en nationaliteit
Als je de inwoners van het Overkwartier van Gelre in de loop van de tijd de vraag zou stellen welke staat en nationa;iteit zij hebben, dan zullen zij mogelijk ontwoorden: Wat wil je horen?. Het formele begrip staat, leefde niet echt en was ver weg. Je had te maken met regionale eigen bestuurders en op afstand met het HRR met een keizer, en dat was het. Regelmatig probeerde een ander ‘buurland’ de regio in te pikken: Brabant, Bourgondië en nadien de republiek Holland, de Pruissen en de Franssen. Anderzijds waren er met de buren veelal geen grote problemen en hoorde men regelmatig tot een bestuurlijke eenheid van Gelre en Gulik tezamen of later behoorde je bij de Nederlanden, bestuurd vanuit Brussel.
Tot 1543 leefde men in het Overkwartier in Gelre en nadien in de Nederlanden. In het dagelijkse leven had men in de regionale economie en bij familiebezoek te maken met Gulik en met Loon/Luik, dat andere Limburgs sprekende gebied. Bij handel heb je te maken met de Hanze-steden en met verkeer over landwegen naar Nijmegen en Arnhem, Kolln, Maastricht en Antwerpen en regionaal met de scheepvaart op de Maas en via de Rijn.
Na 1648 werd het in het Overkwartier ‘Landje pik ’door sterke of agressieve buurlanden Pruissen, Frankrijk en de Republiek, met bestuurderen die vooral uitwaren om het gewingewest voor hun doelen in te zetten. De economische eenheid Overkwartier met hoofdstad Roermond boette belangrijk in. Repressie en onderdrukking van de katholieke godsdienst, en de culturele waarden werd in de Republiek heel gewoon. Dezelfde bestuurderen van de Republiek richtten de VOC op en dwongen volkeren in Indië en op de route daar naartoe, tot leveringen aan de VOC, die als handelsmaatschappij en scheepvaartbedrijf in specerijen, hout, olien en slavernij handelde. De VOC was namens de Republiek de baas in Indië met opgelegde rechters en plichten, en bezet door soldaten.
Het uiteenvallen van het Overkwartier in delen van Pruissen, Oostenrijk/Zuidelijek Nederlanden en de Republiek had grote gevolgen voor de economie en voor het zelfvertrouwen van de burgers in de regio en in de stad Roermond. Investeringen in bedrijven en in scholen bleven uit. Die investeringen kwamen pas later uit het buitenland van Belgen en Duitsers. De burgers voelden zich waarschijnlijk regionaal betrokken en op zichzelf aangewezen de rest zien ze wel. Het was funest dat er niks te studeren en te innoveren viel, behalve binnen de Katholieke Kerk, en dat je als ‘Limburger’ toch geen hoge functie kon bereiken want die werden voorbehouden aan ‘Hollanders’ of aan protestanten. De enkele Limburger die studeerde, ging naar het buitenland, Koln, Aken, Mechelen en Luik. Zo ging dat bij de mijnen, bij de rechtbank en in het bestuur, op een enkele uitzondering na. Als je als staat niet investeert in de economie resp in wegen en de scholing van mensen in een regio en alleen kolen, zand en grind exploiteert, en belasting int, krijg je ook geen trotse Limburgse Nederlanders. De achterstelling van de regio verdwijnt langzamerhand na 1950 en het gevoel om er bij te horen in Nederland, neemt dan ook toe.
Pas na 1945 kwam er met de komst van nieuwe media en naoorlogse politiek een kentering om zich ook Nederlander te voelen. Tot dan toe maakte het niet zoveel uit wie het bestuur in handen had: Beter werd je er toch niet van.
Het begrip natie en nationaliteit stamt pas uit de negentiende eeuw toen in Duitsland in de politiek en in de filosofie het beeld werd gecreëerd van een historische Duitse Natie. Die had nooit bestaan in Duitsland en Oostenrijk Hongarije of in het HRR. Je was inwoner van een staat met vele nationaliteiten en met vele volkeren en talen. Duitsland behoorde ook tot 1806 tot het Heilige Roomsche Rijk dat uitwaaierde van Sicilie, Lombardije naar Oostenrijk Hongarije en de vele Duitse staten zelfs lange tijd inclusief de Nederlanden. De verschillen in taal, cultuur en mentaliteit waren groot en bleven groot. Vergelijk een Pruis/ Berliner met een Bayer en een Silezier met een Westfaler of een Holsteiner.
Het waren veelvolkenstaten in het HRR en zeker in Oostenrijk Hongarije waar dit in het beleid van de staat was opgenomen. Het begrip Natie en Natiestaat ontstond rond 1830 in de Duische landen, en je kunt vanaf de vorming van het Duitse keizerrijk zien war er gebeurde: een grens, een taal, een cultuur en de rest moet inbinden. Frankrijk was al lang een centralistische nationale staat.
In Oostenrijk Hongarije was veelvolkeren, veel talen en culturen de richtlijn. er waren talen op staatsniveau Duits en Latijn , er een aantal regiotalen. Ambtenaren waren per definitie meertalig, Vergelijkbaar met Oostenrijk Hongarije gold het Ottomaanse Rijk ook een veelvolkenstaat. Deze Staat was in verval. Engeland regeerde de halve wereld en niemand dacht aan een veelvolken staat Gemenebest: je leerde mar Engels en zo. Frankrijk regeeerde delen van de wereld. Rusland was een centralsitiche staat met een absoluut gezag. Laat dan het Nationalaisme maar zijn werk doen. Het democratisch karakter van de meeste landen was zwak ontwikkeld. De sociale structuren waren zwak. Dat werd een explosief mengsel. We weten wat er van is gekomen in heel Europ. De gevolgen ondervindt men dagelijks in Yougoslavie, Turkeije, resp, in Polen en in Hongarije.
Opnieuw kwamen er na 1850 weer Duits-Franse oorlogen, De instorting van het Ottomaans rijk, de Eerste Wereldoorlog, het instorten van Oostenrijk Hongarije, het vreselijke interbellum met natievormingen en massale moordpartijen en volksverdrijvingen in Oost Europa, de Tweede Wereldoorlog en wat daarna nog allemaal gebeurde, de koude oorlog en daarna enkele verlichte decennia, en nu..?. Als ‘nationalisme’ en ‘het ene ware geloof’ de bovenhand krijgen, verdwijnt tolerantie en vloeit er bloed. Europa en de Arabische wereld weten ervan.
De van Pol’s waren inwoners van het HRR en van van Gelre, de Zuidelijke of Spaanse Nederlanden, Pruisen, de Republiek, Fransoos, en dan weer Nederlands, Belgisch en weer Nederlands. Veel Limburgers hebben een beperkt nationaal gevoel voor Nederland, dat mogelijk historisch is bepaald. Een Limburger ‘Hollander’ noemen doe je niet. Dat is historisch besmet. In 2020 is Limburg door de gevoerde politiek na de oorlog, en de meda zoals TV en internet onder jongeren meer Nederlands en Angelsaksisch dan ooit. En dat voor Rheinlander en Maaslanders. Er zijn Limburgers die zogenaamd “geen Duits” verstaan ondanks het feit dat Limburgs een Duitstalig taal is.
Het zou boeiend zijn onze voorvaderen eens zelf te vragen hoe ze hun nationaliteit of identiteit hebben ervaren als Limburgs sprekende Gelre-inwoner in een versplinterde regio tussen machtige Franse en Duitse heersers en later met een Hollands bestuur. Ik denk dat de inwoners van het Land van Montfort een sterk regionaal bewustzijn hadden ontwikkeld los van heer en meester van het moment. De relaties met de buurgemeenten en over de grenzen heen waren vele eeuwen lang soepel en intensief. Er waren voor de inwoners geen echte grenzen alleen de heer en meester en de ambtenaren deden vaak om politieke en economische redenen moeilijk.
De Limburgers beneden Horst, en in de Ambten Krieckenbeck en Geldern etc. spraken de regionale Rijnlandse taal die we nu Limburgs noemen en die verwant is met het Duits en Oud Duits. Ondanks de onderdrukking van de Limburgse taal in Nederland en later ook in Duitsland, is er als je goed kijkt noch veel cultureel erfgoed overgeleverd van generatie op generatie. Limburgers leren op school geen grammatica van hun eigen taal en geen geschiedenis van hun moedertaal en van hun streek omdat de historie van Limburgsche gebieden sterk afwijkt en sterk versnipperd was. De overwinnaar bepaalt de geschiedenis en de taal. In tegenstelling tot de Friezen maakten Limburgers geen culturele vuist tegen hun nieuwe overheersers. Hollanders, Friezen en Zeeuwen met hun dominante protestante visie bepaalden lange tijd wat er werd geleerd op scholen. Ten tijde van de verzuiling werd het anders maar wel gekleurd naar zuil. Inmiddels werden Limburgers mondiger en actiever om hun eigen belang te dienen.
Je kunt het Limburgs spreken maar het schrijven moet je dan nog leren. Dat geeft nog te weinig zelfvertrouwen. Organisaties zoals Veldeke waren belangen behartigers van de Limburgse taal en cultuur. Pas onder de EU heeft het Limburgs erkenning gekregen en is er goed werk verzet door o.a. de provinciale coördinator Dr. Pierre Bakkes. Vanaf 1990-2000 is er weer een positievere houding tegenover de Limburgse taal en cultuur speurbaar.
Voor 1950 moest je voor een hogere studie vanuit Limburg naar Kölln, Luik, Brussel, Leuven of Antwerpen of naar “Holland” want in Limburg en Brabant was weinig hoger onderwijs en er was geen universiteit. De infrastructuur in Limburg omringd door veel buitenland bleef achter bij de rest van Nederland. Op een universiteit en een snelweg met verbinding naar het buitenland moest Limburg langer wachten dan op steenkolenwinning en grindgaten en passende vaarwegen en spoorlijnen om de gedolven grondstoffen af te voeren naar Duitsland en Holland. Rond 2000 is de achterstand grotendeels ingelopen vooral vanwege de actieve politiek van de provincie Limburg.